‘Je zult het heus wel terugvinden. Kijk, we zijn al bij het Paleis — na de lunch hebben we een bespreking met de Splinters. Waarom vraag je hun er niet naar?’
Ze grinnikte.
‘Wat valt er te blozen?’
Sally giechelde. ‘Weet je nog toen die kleine Splinters voor het eerst paarden? Het was de eerste positieve aanwijzing van geslachtelijke veranderingen bij volwassen Splinters die we tot dusverre gekregen hadden, en ik ben toen hals over kop naar die salon gerénd, gewoon — Doctor Horvath denkt nog steeds dat ik ’n soort sexmaniak ben!’
‘Wil je misschien dat ik het vraag?’
‘Ja, als ik het zelf niet doe tenminste. Maar, Rod, mijn Fyunch(klik) zou nooit tegen me gelogen hebben. Dat is eenvoudig uitgesloten.’
Ze aten weer in de speciale eetzaal voor hooggeplaatste personen, en opnieuw bestelde Rod een koffie met cognac. Hij nam een slokje en zei toen nadenkend, ‘Er was een boodschap bij dit geschenk —’
‘O ja? Heb je meneer Bury gesproken?’
‘Alleen maar om hem te bedanken. Hij is nog steeds de gast van de Marine. Nee, die boodschap zat hem in het geschenk zelf, want ik heb eruit begrepen dat hij in de gelégenheid was boodschappen te verzenden, zelfs nog vóórdat de Lenin hier aankwam.’ Ze keek geschrokken. ‘Je hebt gelijk — waarom hebben we niet —’
‘We hadden het te druk. En toen ik er naderhand aan dacht leek het me niet belangrijk genoeg om te rapporteren, en dus heb ik dat ook niet gedaan. Maar de vraag is, Sally: Wat heeft hij nog méér voor boodschappen verzonden en waarom wilde hij dat ik wéten zou dat hij daartoe in de gelegenheid was?’
Ze schudde het hoofd. ‘Ik zou nog liever proberen de beweegredenen van buitenaardse wezens te analyseren dan die van meneer Bury. Hij is een bijzonder vreemde man.’
‘Dat is hij, ja. Maar dom is hij niet.’ Hij stond op en hielp Sally uit haar stoel. ‘Tijd om naar de bespreking te gaan.’
Ze kwamen bijeen in een ander gedeelte van het Paleis, in de vertrekken van de Splinters. Deze bijeenkomst was als een werkgesprek bedoeld, en senator Fowler hield de politici elders aan de praat, zodat Rod en Sally ongestoord vragen konden stellen. ‘Ik ben blij dat je meneer Renner als adviseur aangetrokken hebt,’ zei Sally tegen Rod terwijl ze uit de lift stapten. ‘Hij heeft een — nou ja, zijn kijk op de Splinters is anders.’
‘Anders, ja. Dat is het juiste woord.’ Rod had ook nog andere leden van de expeditie als adviseurs toegewezen gekregen: aalmoezenier Hardy, Sinclair, en verscheidene wetenschappers. Maar totdat senator Fowler een besluit genomen zou hebben inzake het verzoek van doctor Horvath als lid tot de Commissie te mogen toetreden, zouden ze van de diensten van laatstgenoemde geen gebruik kunnen maken; de Minister van Wetenschappen zou wellicht weigeren zich door de Gevolmachtigden als ondergeschikte te laten gebruiken.
De Mariniers die buiten de vertrekken van de Splinters op wacht stonden sprongen in de houding toen Rod en Sally er aankwamen. ‘Zie je wel. Je haalt je veel te veel muizenissen in je hoofd,’ zei Rod, terwijl hij hun groet beantwoordde. ‘De Splinters hebben zich blijkbaar niet over deze wachtposten beklaagd.’
‘Beklaagd? Jock heeft me verteld dat de Ambassadeur het zelfs préttig vindt een lijfwacht te hebben,’ zei Sally. ‘Ik vermoed dat hij een beetje bang voor ons is.’
Rod haalde de schouders op. ‘Ze kijken erg veel naar de tri-vee. God mag weten, hoe ze nú over het menselijk ras denken.’ Ze traden binnen en hoorden dat er een levendig gesprek aan de gang was. ‘Natuurlijk verwachtte ik niet rechtstreekse bewijzen te zullen vinden,’ zei aalmoezenier Hardy met nadruk. ‘Maar ook al verwachtte ik dat dan niet, toch zou het me aangenaam verrast hebben iets concreets te vinden: religieuze geschriften uit de oudheid, of een godsdienst die met de onze overeenkwam, of zo iets dergelijks. Maar verwacht heb ik het niet, nee.’
‘Ik vraag me nog steeds af wat u denkt dat u daarmee zou hebben kunnen aantonen,’ zei Charlie. ‘Als ik me voor het probleem gesteld zou zien te bewijzen dat menswezens zielen bezaten, zou ik niet weten waar ik met zoeken zou moeten beginnen.’
Hardy haalde de schouders op. ‘Ik ook niet. Maar laten we beginnen met jullie eigen geloofsopvattingen — jullie denken dat jullie zo iets als een onsterfelijke ziel bezitten.’
‘Sommigen wel, sommigen niet,’ zei Charlie. ‘De meeste Meesters geloven er wél in. Evenals menswezens voelen ook Splinters niet voor de gedachte, dat hun levens geen doel zouden hebben. Of dat er niet alleen een eind aan komen kan, maar dat dat ook inderdaad gebeuren zal. Hallo, Sally. Rod. Gaan jullie zitten, alsjeblieft.’
‘Dank je.’ Rod knikte groetend naar Jock en Iwan. De Ambassadeur zag eruit als een surrealistische versie van een angorakat, zoals hij daar onderuit lag half op de rand van een divan. De Meester maakte een kort gebaar met zijn onderste rechterhand, een gebaar waarvan Rod er achter gekomen was dat het zo iets als ‘ik zie je’ betekende. Er bestonden blijkbaar ook nog andere groeten, maar die bewaarden ze voor andere Meesters: hun gelijken, en niet de schepsels waarmee Bemiddelaars onderhandelden.
Rod stelde zijn zakcomputer in werking om er de agenda voor de bespreking van af te lezen. Die was zo gecodeerd, dat hij niet alleen zien kon welke formele gesprekspunten hij behandelen moest, maar ook welke vragen senator Fowler beantwoord wenste te zien zonder dat de Splinters doorhadden dat die vragen hun gesteld werden; vragen zoals bijvoorbeeld waarom de Splinters nooit naar het lot van de Gekke Gerrit-verkenner geïnformeerd hadden. Die vraag had eigenlijk helemaal niet van een codeteken voorzien behoeven te worden; Rod was daar even nieuwsgierig naar als de senator. Ook moest hij ervoor oppassen dat de Splinters niet zélf vragen daarover zouden gaan stellen, want dan zou hij hun moeten vertellen wat hij met hun verkenner gedaan had.
‘Voor we beginnen,’ zei Rod, ‘moet ik u namens het Ministerie van Externe Zaken verzoeken vanavond een receptie te willen bijwonen, die voor de baronnen en een aantal afgevaardigden van het Parlement gegeven wordt.’
De Splinters tjilpten. Iwan tjilpte terug. ‘Het zal ons een eer zijn,’ zei Jock formeel. Haar stem klonk strikt neutraal.
‘Goed. Dan kunnen we nu dus terugkeren tot diezelfde problemen, waar we al die tijd al mee zitten: Of jullie een gevaar voor het Keizerrijk betekenen, en wat precies de uitwerking van jullie technologie zal zijn op onze economie.’
‘Vreemd genoeg,’ zei Jock, ‘houden wij ons met diezelfde vraagstukken bezig. Alleen in omgekeerde richting.’
‘Maar we schijnen nooit tot een oplossing te kunnen komen,’ klaagde Sally.
‘Hoe zouden we dat ook kunnen?’ vroeg Hardy. Het was een redelijke vraag. ‘Aangenomen dat we dat vraagstuk van die dreiging kunnen verwaarlozen, zolang we niet weten wat onze vrienden aan ons verkopen willen, kunnen onze economen ook niet voorspellen wat de gevolgen daarvan voor ons zullen zijn — en de Splinters zitten met dezelfde moeilijkheid.’
‘Maar ze maken zich daar niet zoveel zorgen over als wij,’ zei Renner ongeduldig. ‘Ik ben het met Sally eens. We praten een hoop, maar bereiken doen we niet veel.’
‘Als we nu niet eens beginnen, zullen we helemaal niets bereiken.’ Rod wierp een blik op de agenda op het beeldschermpje van zijn computer. ‘Het eerste punt is supergeleiders. Onze natuurkundigen zijn er blij genoeg mee, maar de economische afdeling wil betere gegevens omtrent de kosten. Ik moest jullie vragen —’ Hij raakte het knopje aan dat ervoor diende de vragen een eindje verder te laten tollen op het kleine beeldschermpje, en zocht naar de bewuste vraag.
‘Zijn jullie steriel?’ flapte Sally er ineens uit.
Doodse stilte. Hardy’s ogen vernauwden zich een beetje, maar verder reageerde hij op geen enkele manier. Renner trok zijn linkerwenkbrauw op. Allemaal staarden ze eerst Sally aan, en toen de Splinters. ‘Je bedoelt Bemiddelaars,’ zei Jock voorzichtig. ‘Ja. Natuurlijk.’ Weer stilte. ‘Jullie allemaal?’ vroeg Renner toen. ‘Zeker. Wij zijn een bastaardvorm. Maar dit antwoord schijnen jullie geen van allen prettig te vinden. Sally, wat is daar zo verontrustend aan? De Bemiddelaars zijn laat als zodanig geëvolueerd, en evolutie vindt even dikwijls bij hele groepen en stammen tegelijk plaats als bij afzonderlijke wezens — dat geldt toch ook voor menswezens, nietwaar?’ Hardy knikte. ‘En niet alleen voor óns, maar ook voor de meeste vreemde levensvormen die we aangetroffen hebben.’
Читать дальше