‘Hij wees me op mijn plichten. Ik was vergeten dat ik nog plichten had. Maar hij zal wel gelijk hebben, het leven gaat verder, zelfs voor een gezagvoerder die zijn schip verloren heeft…’ Er viel opnieuw een stilte, en de atmosfeer in het vertrek scheen weer dik en zwaar te worden.
Wat kan ik daar nou weer op zeggen? ‘Je — je was al ’n hele tijd op de MacArthur, hè?’
‘Drie jaar. Twee daarvan als Eerste Officier, en één als schipper. En nu is ze er niet meer — nee, laat ik daar maar liever niet over beginnen. Wat heb jij de laatste tijd zoal uitgespookt?’
‘Nou, jij begint erover, niet ik. Ik heb de gegevens die we op Splinter Alpha verzameld hebben zitten bestuderen, en de rapporten over dat geschenkenschip — en ik heb erover zitten denken, wat ik zeggen kan om de admiraal ervan te overtuigen dat we die ambassadeurs van de Splinter eenvoudig met ons mee naar huis móéten nemen. En we moeten hem daarvan overtuigen, Rod, het móét gewoon. Ik wou dat we over iets anders konden praten, maar dat komt straks wel, daar is tijd genoeg voor als we eenmaal uit het Splinterstelsel vertrokken zijn.’ En we zullen een heleboel daarvan samen kunnen doorbrengen nu de MacArthur er niet meer is. Ik vraag me af, ben ik er eerlijk niet een beetje blij om dat mijn rivale dood is? Jeetje, ik mag hem beslist nooit op het idee brengen dat ik mezelf daar zelfs maar van verdénk. ‘Maar zoals de zaken nu staan, Rod, hebben we nog maar zo weinig tijd, en ik weet absoluut niets te bedenken —’
Blaine voelde aan de knobbel op zijn neus. Wordt het zo langzamerhand niet tijd dat je er eens mee ophoudt voor treurwilg te spelen, en dat je je eens begint te gedragen zoals dat de toekomstige Twaalfde Markies van Crucis betaamt? ‘Oké, Sally. Laten we maar eens kijken wat we bedenken kunnen. Mits je erin toestemt dat Kelley ons diner hier in mijn kajuit opdient.’
Ze schonk hem een brede glimlach. ‘Heer Blaine, ik neem uw aanbod aan.’
43. Klaaglied van een Handelsman
Horace Bury was niet in zijn sas.
Was de bemanning van de MacArthur al moeilijk geweest om mee om te gaan, die van de Lenin was nog een stuk erger. Het waren allemaal Ekaterina’s, keizerlijke fanatici, en dit was een uitgelezen bemanning, aangevoerd door een Admiraal en een Kapitein van hun eigen thuis-wereld. Zelfs de Spartaanse Broederschappen zouden gemakkelijker te beïnvloeden zijn geweest.
Bury had dit alles tevoren geweten, maar hij had nu eenmaal zo’n vervloekte drang in zich zijn omgeving onder alle omstandigheden te domineren en te manipuleren, en momenteel was dat praktisch onmogelijk.
Zijn status aan boord was nu nog onduidelijker dan tevoren. Kapitein Mikhailov en de admiraal wisten dat hij onder Blaines persoonlijk toezicht diende te blijven, en dat, hoewel hem geen misdaad ten laste gelegd was, hij toch ook geen vrij man was. Mikhailov had dit probleem opgelost door hem een paar Mariniers als bedienden toe te wijzen, en die trouwe vazal van Blaine, Kelley, de leiding over die Mariniers te geven. En zo kwam het dat Bury, telkens wanneer hij zijn kajuit verliet, overal door het schip gevolgd werd.
Hij probeerde gesprekken met bemanningsleden van de Lenin aan te knopen. Slechts weinigen waren daartoe bereid. Misschien hadden ze geruchten gehoord over wat hij iemand bieden kon en waren ze bang dat de Mariniers van de MacArthur rapport over hen zouden uitbrengen. Of misschien verdachten ze hem van hoogverraad, en haatten ze hem.
Een Handelsman dient over geduld te beschikken, en Bury beschikte over meer geduld dan de meesten. Niettemin viel het hem moeilijk zichzelf te beheersen nu hij niets anders had om over te heersen; en nu hij niets anders doen kon dan daar maar te zitten en af te wachten, laaide zijn opvliegende temperament af en toe op in aanvallen van tierende razernij en versplinterd meubilair, maar nooit in tegenwoordigheid van anderen. Buiten zijn kajuit was Bury kalm, ontspannen, een bedreven en onderhoudende causeur, en op zijn gemak, zelfs in gezelschap van — nee, speciaal in gezelschap van — admiraal Kutuzov. Dit bracht hem in aanraking met de officieren van de Lenin, maar die gedroegen zich erg vormelijk, en wanneer hij een gesprek met hen wilde beginnen hadden ze het plotseling druk. Bury kwam al gauw tot de ontdekking dat er slechts drie veilige onderwerpen waren om over te praten: kaartspelletjes, Splinters, en thee. Waar de MacArthur op koffie liep, bleek thee de brandstof te zijn die de Lenin op gang hield, en theedrinkers plegen deskundiger op het gebied van hun drank te zijn dan koffiedrinkers. Bury’s schepen dreven evengoed handel in thee als ze handel dreven in alle andere dingen waarvoor mensen bereid zijn te betalen, maar hij had geen thee bij zich en dronk het ook niet zelf. En dus bracht Bury eindeloze uren door aan de bridgetafel; in groepen van drie waren de officieren van zowel de Lenin als de MacArthur wel bereid dit spel met hem te komen spelen in zijn kajuit, waar het nog altijd minder vol was dan in de officierssalon. Ook kon hij vrijuit met de officieren van de Lenin over Splinters praten — altijd wanneer ze in groepen waren, maar nieuwsgierig waren ze toch wel. Hoewel ze tien maanden in het Splinterstelsel doorgebracht hadden, hadden de meesten van hen nooit een Splinter te zien gekregen. Ze wilden allemaal het een en ander over die buitenaardse wezens weten, en Bury was graag bereid ze daarover te vertellen.
De tussenpozen tussen de robbers werden steeds langer, terwijl Bury geanimeerd over de Splinterplaneet sprak, over die Bemiddelaars die gedachten konden lezen hoewel ze beweerden dat niet te kunnen, over de dierentuin, het Kasteel, die barionale landgoederen die eruitzagen als versterkte forten — ja, dat was Bury beslist opgevallen. En geleidelijk aan kwam het gesprek dan op de gevaren. Dat de Splinters hun geen wapens verkocht, of zelfs maar getoond hadden, kwam doordat ze een aanval beraamden en de aard daarvan een verrassing moest blijven. Ze hadden Kaboutertjes uitgezaaid door de MacArthur — dat was zo ongeveer de eerste daad geweest van de eerste Splinter die ze ooit ontmoet hadden — en die arglistig behulpzame en aardige beestjes hadden het hele schip overgenomen en waren bijna ontkomen met alle militaire geheimen van het Keizerrijk. Alleen de waakzaamheid van admiraal Kutuzov had een totale catastrofe weten te voorkomen. En de Splinters achtten zichzelf intelligenter dan mensen. Ze beschouwden de mensheid als een verzameling beesten die getemd moesten worden, met zachtheid als dat mogelijk was, maar niettemin getemd, en gemaakt tot een nieuwe kaste om de bijna onzichtbare Meesters te dienen.
Hij sprak over de Splinters, en hij haatte ze. Er flitsten beelden aan zijn geestesoog voorbij, soms alleen al bij de gedachte aan een Splinter, en altijd ’s nachts, wanneer hij probeerde te slapen. Hij had nachtmerries over het ruimtepak en het gevechtspantser van een Marinier. Het naderde hem van achteren, en drie paar kleine oogjes glinsterden van achter het glas van het vizier. Soms eindigde zo’n droom in een wolk van spichtige buitenaardse wezentjes met zes ledematen, stuiptrekkend, stervend in het luchtledige van de ruimte, spartelend rond een menselijk hoofd; en daarna kon Bury dan slapen. Maar soms liep de nachtmerrie anders af: dan schreeuwde Bury geluidloos tegen de wachtposten van de Lenin, die hem niet hoorden, terwijl de in ruimtepak gestoken figuur het slagschip binnenging, en dan werd Bury wakker, badend in het koude zweet. Hij móést die Ekaterina’s waarschuwen. Ze luisterden naar hem, maar ze geloofden hem niet. Bury voelde het. Ze hadden hem horen gillen vlak voordat hij aan boord gekomen was, en hem ’s nachts horen schreeuwen; en nu dachten ze dat hij gek was. Meer dan eens dankte Bury Allah dat hij Buckman nog had. De astrofysicus was een eigenaardig iemand, maar met hem kon Bury tenminste praten. Eerst had Buckman zich verwonderd over die ‘erewacht’ die daar in de persoon van een Marinier buiten Bury’s kajuit op post stond, maar al spoedig schonk de wetenschapper er geen aandacht meer aan, zoals hij ook de meeste onverklaarbare gedragingen van zijn medemensen negeerde.
Читать дальше