‘Die ene tepel bij de hogere vormen doet sterk vermoeden dat meervoudige geboorten bij de Splinters van de hogere kasten buitengewoon zeldzaam moeten zijn. Bij de kaste van de Instrumentmakers daarentegen moet het werpen van hele nesten jongen tegelijk echter wel degelijk gebruikelijk zijn, althans nadat het schepsel eerst een aantal afzonderlijke nakomelingen voortgebracht heeft. We kunnen ervan overtuigd zijn dat de rudimentaire tepels langs de rechterzijde van het miniatuurwezen zich tijdens een bepaald stadium van zijn ontwikkeling tot functionerende organen ontwikkelen; anders zouden hun aantallen onmogelijk zo snel hebben kunnen toenemen aan boord van de MacArthur.’ Hij zette het computerdoosje neer. ‘Hoe gaat het ermee, David?’
‘O, niet slecht. Dat spelletje van de Splinters fascineert me gewoon. Het is ontegenzeggelijk een logisch denkspel, en het is bijzonder knap bedacht ook. Eén speler kiest een of andere regel uit volgens welke de diverse voorwerpen in categorieën ondergebracht moeten worden, en de andere spelers moeten proberen, die regel daaruit af te leiden en aan te tonen. Heel interessant.’
‘Ach zo. Misschien ziet meneer Bury er wat in het op de markt te brengen.’
Hardy haalde de schouders op. ‘De Kerk zal er misschien wel een paar willen kopen — als hulpmiddel bij de opleiding van theologiestudenten. Maar ik betwijfel of de grote massa er veel belangstelling voor zou hebben. Veel te moeilijk.’ Hij keek naar de beeldjes, en er verscheen een rimpel op zijn voorhoofd. ‘Het komt me zo voor dat er minstens één vorm aan ontbreekt, is dat jou ook opgevallen?’ Horvath knikte. ‘Dat niet-intelligente beest dat we in de dierentuin zagen, en waarover de Splinters niet wilden praten toen we daar waren.’
‘En al evenmin naderhand,’ voegde Hardy daaraan toe. ‘Ik heb mijn Fyunch(klik) ernaar gevraagd, maar die bracht het gesprek elke keer op een ander onderwerp.’
‘Alweer een mysterie voor toekomstig onderzoek,’ zei Horvath. ‘Hoewel we er misschien goed aan zouden doen dit onderwerp in tegenwoordigheid van Splinters te vermijden. We kunnen het beter niet aan hun ambassadeurs vragen bijvoorbeeld.’ Hij zweeg even en nam een afwachtende houding aan.
David Hardy glimlachte wat voor zich heen, maar ging niet op die uitnodiging in.
‘Tja,’ zei Horvath. ‘Weet je, er zijn maar weinig dingen waarover de Splinters niet wilden praten; ik vraag me af waarom ze zo terughoudend zijn waar het deze kaste betreft? Ik ben er vrij zeker van dat dat schepsel geen voorvader van de andere vormen van Splinters was — geen aap, om het zo maar eens uit te drukken.’
Hardy nipte aan zijn cognac. Hij was voortreffelijk, en hij vroeg zich af hoe de Splinters aan een voorraad daarvan gekomen waren om hen als voorbeeld te dienen. Deze cognac was ongetwijfeld synthetisch, en Hardy dacht wel enig verschil te kunnen proeven, maar dit was zó gering dat hij zich ervoor inspannen moest om het te ontdekken. ‘Erg attent van ze dat ze dit ook aan boord gebracht hebben.’ Hij nipte opnieuw aan zijn glas.
‘Jammer dat we dit alles hier zullen moeten achterlaten,’ zei Horvath. ‘We vorderen anders al aardig met het registreren ervan. We maken hologrammen, röntgenfoto’s; we registreren de massagetallen en de tadon-emissies, en alles wat uitneembaar is halen we uit elkaar en dan holograferen we de inhoud. Luitenant Sinclair is erg hulpvaardig geweest — de Marine kan soms erg hulpvaardig zijn. Ik wou maar dat dat altijd zo was.’
Hardy haalde zijn schouders op. ‘Heb je het probleem wel eens vanuit het oogpunt van de Marine bekeken? Als jij verkeerd raadt, dan heb je wat informatie verspeeld. Maar als zij verkeerd raden, hebben ze het hele menselijke ras in gevaar gebracht.’
‘Nonsens. Eén planeet vol Splinters? Hoe vergevorderd ze ook mogen zijn, er zijn domweg niet genóég Splinters om een gevaar voor het Keizerrijk te kunnen betekenen. Dat weet je toch óók wel, David.’
‘Kan zijn, Anthony. Ik geloof óók niet dat de Splinters een gevaar voor ons zijn. Maar aan de andere kant kan ik toch ook weer niet geloven dat ze nou bepaald zo ongecompliceerd en zo open en eerlijk zijn als jij schijnt te denken. Nu heb ik natuurlijk meer tijd gehad om over ze na te denken dan jij…’
‘O?’ drong Horvath nieuwsgierig aan. Hij mocht aalmoezenier Hardy graag. De geestelijke zat altijd vol interessante verhalen en ideeën. Het sprak natuurlijk vanzelf dat er gemakkelijk met hem te praten viel, dat bracht zijn beroep met zich mee, maar toch was hij geen typische priester — en een typische domkop van een Marineman was hij al evenmin.
Hardy glimlachte. ‘Ik kan hier geen van mijn normale beroepen uitoefenen, weet je. Taalkundige archeologie? Hah! Ik zal niet eens de taal van de Splinters ooit onder de knie kunnen krijgen. En wat die opdracht betreft die de Kerk me meegegeven heeft, betwijfel ik of we over voldoende feiten beschikken om ook maar iéts te kunnen besluiten. Nou, en scheepsaalmoezenier is geen tijdrovende bezigheid — wat blijft er dus anders voor me over dan over Splinters na te denken?’ Hij grinnikte weer. ‘En de problemen te overpeinzen waarvoor de missionarissen zich geplaatst zullen zien, die met de volgende expeditie meegaan —’
‘Denk je dat de Kerk inderdaad zendingswerk zal willen gaan doen, daar?’
‘Waarom niet? Ik zou er beslist geen theologische bezwaren tegen weten te bedenken. Maar het zal waarschijnlijk geen zin hebben…’ Hardy grinnikte. ‘Ik herinner me een verhaaltje over zendelingen die in de Hemel gekomen waren. Ze hadden het over hun vroegere werkzaamheden, en een van hen vertelde van de duizenden die hij bekeerd had. Een tweede schepte op over een hele planeet vol afvalligen, die hij terug had weten te brengen in de schoot van de Kerk. Uiteindelijk wendden ze zich tot een klein mannetje dat aan het eind van de tafel zat, en vroegen hem hoeveel zielen hij wel gered had. “Eén,” zei hij. Nu dient dat verhaaltje ter illustratie van een moreel principe, maar ik kan me niet aan de gedachte onttrekken dat het zèndingswerk op Splinter Alpha wel eens een zelfde resultaat zou kunnen opleveren in het, uh, werkelijke leven…’
‘David,’ zei Horvath. Er lag een dringende klank in zijn stem. ‘De Kerk zal straks een belangrijke invloed uitoefenen op de politieke gedragslijnen die het Keizerrijk ten opzichte van de Splinters zal bepalen. En je weet zeker wel dat jouw mening bij de Kardinaal een groot gewicht in de schaal zal leggen, wanneer hij straks verslag uitbrengt aan Nieuw-Rome. Besef je wel dat er van jouw conclusies ten aanzien van de Splinters evenveel invloed zal uitgaan als — Nee, verdomme, nog méér invloed, zelfs. Méér invloed dan van het wetenschappelijke rapport, of zelfs van dat van de Marine misschien.’
‘Ik ben me ervan bewust.’ Hardy keek ernstig. ‘Het is een invloed waar ik niet om gevraagd heb, Anthony. Maar ik ben me bewust van de situatie.’
‘Goed.’ Horvath was nu ook weer geen doordrijver. Of tenminste, hij probeerde het niet te zijn, maar soms werd hij wel eens meegesleurd door zijn eigen geestdrift. Hij slaakte een diepe zucht en veranderde van tactiek. ‘Ik zou graag willen dat je me momenteel ergens mee hielp. Ik zou deze beeldjes graag met ons mee willen nemen naar huis.’
‘Waarom zet je je zinnen niet op het hele vaartuig?’ vroeg Hardy. ‘Dat doe ik ook.’ Hij nipte weer van zijn cognac en schraapte zijn keel. Het was veel gemakkelijker over Splinters te praten dan over keizerlijke politiek. ‘Het viel me op dat je tamelijk veel aandacht schonk aan die blank gelaten plekken op die beeldjes,’ zei hij ondeugend. Horvath fronste zijn voorhoofd. ‘Deed ik dat? Tja, misschien wel. Misschien deed ik dat wel, ja.’
‘Je moet er anders heel wat tijd aan besteed hebben daarover na te denken. Vond je het niet opvallend, dat de Splinters op dat gebied ook alweer zo terughoudend waren?’
Читать дальше