Potter vuurde met het raketlanceerwapen. De raket explodeerde aan het eind van de gang. Een gedeelte van de muren stortte in zodat de vloer bedekt lag met puin, en de Bemiddelaar en de Krijgers er gedeeltelijk door bedolven werden.
‘Het komt me zo voorr dat ongeacht wie gindse strrijd daarr beneden wint, wij meerr van ’t Langston-veld af weten dan veilig is,’ zei Potter langzaam. ‘Wat denkt ge, meneerr Whitbrread? Ge hebt nu de leiding.’ Jonathon rukte zich los uit zijn overpeinzingen. Zijn Splinter zat daar volkomen verstijfd, roerloos —
Potter trok zijn pistool en wachtte af. Er klonken krabbelende, schar-reiende geluiden in de gang. Het krijgsrumoer stierf weg. Je vriend heeft gelijk, broer,’ zei Whitbreads Splinter. Ze keek naar het bewegingloze lichaam van Hardy’s Fyunch(klik). ‘Dat was ook een broer van me…’
Potter gilde. Met een ruk draaide Whitbread zich om. Met een ongelovig gezicht stond Potter daar; zijn pistool was weg en zijn arm was van pols tot elleboog vermorzeld. Hij keek Whitbread aan met ogen die dof stonden van de pijn die tot hem door begon te dringen, en zei: ‘Een van die dooien heeft ’n stuk steen gegooid.’ Er waren nu een heleboel Krijgers in de gang, en ook een nieuwe Bemiddelaar. Langzaam rukten ze op.
Whitbread zwaaide het magische zwaard, waarmee je door steen en metaal heen kon snijden. Het kwam in een achterhandse boog omhoog en doorsneed Potters hals — Potter, wiens godsdienst, evenals die van Whitbread zelf, het plegen van zelfmoord verbood. Terwijl hij de kling naar zijn eigen hals toe zwaaide klonk er weer het geluid van een vuurstoot, en tegelijk daalden er twee knuppels met verpletterende kracht op zijn schouders neer. Jonathon Whitbread sloeg tegen de grond en bewoog niet meer.
Ze raakten hem aanvankelijk niet aan, behalve dan om de wapens uit zijn gordel te verwijderen. Ze wachtten op de komst van een Arts, terwijl de rest de aanvallen van de soldaten van koning Peter afsloeg. Een Bemiddelaar wisselde snel enige woorden met Charlie en bood haar het gebruik van een communicator aan — er was niets meer om voor te vechten. Whitbreads Splinter week niet van de zijde van haar Fyunch(klik).
De Arts betastte Whitbreads schouders. Hoewel ze nog nooit in de gelegenheid was geweest de anatomie van een menswezen te ontleden, wist ze alles van de menselijke fysiologie af wat de Splinters maar bekend was, en haar handen bezaten de volmaakte vorm voor het in de praktijk brengen van de instinctieve kennis van wel duizend Cyclussen. De vingers gleden zachtjes en voorzichtig naar de verbrijzelde schoudergewrichten, en de ogen merkten op dat er geen sprake was van slagaderlijke bloedingen. Handen betastten de ruggegraat, dat prachtige, wonderbaarlijke orgaan dat ze tot dusverre alleen maar van modellen gekend had.
De tere halswervels waren gebroken. ‘Ultrasnelle kogels,’ neuriede ze tegen de wachtende Bemiddelaar. ‘Door de inslagen daarvan is de ruggegraat vernietigd. Dit wezen is dood.’
Koortsachtig werkten de Arts en twee Bruinen aan het bouwen van een pomp om het brein van bloed te voorzien. Maar het was nutteloos. De communicatie tussen Constructeur en Arts verliep te traag, het lichaam was te vreemd voor hen, en ze konden niet meer op tijd de beschikking krijgen over voldoende apparatuur.
Ze brachten het lijk en Whitbreads Splinter naar de door hun Meester beheerste ruimtehaven. Charlie zou teruggezonden worden naar koning Peter nu de oorlog afgelopen was. Er moest voor het een en ander betaald worden, er viel het nodige op te ruimen na de strijd, en iedere Meester die op enigerlei wijze schade geleden had diende tevredengesteld te worden; de volgende keer dat de menswezens kwamen moest er eendracht heersen onder de Splinters.
De Meester kwam het nooit te weten, en al evenmin hadden haar witte dochters er ooit enig vermoeden van. Maar onder haar andere dochters, de bruin en wit gestreepte Bemiddelaars die haar dienden, werd gefluisterd dat een van hun zusters iets gedaan had dat nog in geen enkele Cyclus ooit door een Bemiddelaar gedaan was. Toen de Krijgers zich gehaast hadden om dat vreemde menswezen gevangen te nemen, had Whitbreads Splinter hem aangeraakt, niet met haar zachte en gevoelvolle rechterhanden, maar met die machtige knots van een linker.
Ze werd terechtgesteld wegens ongehoorzaamheid en ze stierf eenzaam en verlaten. Niet dat haar zusters haar haatten, maar ze konden zich er eenvoudig niet toe brengen ook nog maar één woord te zeggen tegen iemand die haar eigen Fyunch(klik) gedood had.
Deel IV
Gekke Gerrits antwoord
‘De sloepen hebben geen spoor van onze cadetten kunnen vinden, admiraal,’ meldde kapitein Mikhailov. Zijn stem klonk verontschuldigend cn afwerend tegelijk; geen officier meldde graag aan Kutuzov dat het een of ander mislukt was. Onverstoorbaar zat de zwaargebouwde Admiraal in zijn commandostoel op de brug van de Lenin. Hij nam zijn glas thee op en dronk er wat van; zijn enige bevestiging dat hij de ander gehoord had bestond uit een kort gebrom.
Kutuzov draaide zich om naar de anderen, die om hem heen gegroepeerd zaten in de stoelen van zijn staf. Rod Blaine hield nog steeds de stoel van de Adjudant bezet; hij bezat meer senioriteit dan luitenant Borman, en Kutuzov was buitengewoon precies met dat soort dingen. ‘Acht wetenschapsmensen,’ zei Kutuzov. ‘Acht wetenschapsmensen, vijf officieren, veertien matrozen en Mariniers. Allemaal gedood door Splinterwezens.’
‘Door Splinterwezens!’ Doctor Horvath draaide zijn commandostoel naar de Admiraal toe. ‘Admiraal, bijna al die mannen bevonden zich aan boord van de MacArthur toen u haar vernietigde. Sommigen van hen leefden misschien nog. En voor wat die cadetten betreft, als ze zo dom waren om te proberen een landing te ondernemen met reddingsbootjes…’ Zijn stem stierf weg toen hij Rods kille blik op zich gericht zag. ‘Sorry, kapitein. Zo heb ik het niet bedoeld. Het spijt me werkelijk. Ik mocht die jongens óók graag. Maar we kunnen de Splinters niet de schuld geven van wat er gebeurd is! De Splinters hebben geprobeerd ons te helpen, en er is toch zó veel dat ze voor ons kunnen doen — Admiraal, wanneer kunnen we weer teruggaan naar het ambassadeursschip?’
Kutuzov maakte een explosief geluid, dat voor een lach zou kunnen doorgaan. ‘Hah! Doctor, we keren terug naar huis zodra sloepen weggeborgen zijn. Ik dacht dat ik me duidelijk genoeg uitgedrukt had.’ De Minister van Wetenschappen trok zijn lippen strak zodat zijn brede tanden zichtbaar werden. ‘Ik had gehoopt dat u uw verstand weer teruggekregen had.’ Zijn stem was een ijzige, woeste grauw. ‘Admiraal, u ruïneert de beste kansen waarop de mensheid ooit had kunnen hopen. De technologie die we van hen kopen kunnen — nee, die ze ons cadeau willen doen! — overtreft alles wat we in de komende ééuwen zouden kunnen verwachten zelf te bereiken. De Splinters hebben zich enorme kosten en moeite getroost om ons te verwelkomen. Als u ons niet verboden had hun van die ontsnapte miniatuurtjes te vertellen, weet ik zeker dat ze ons daarmee geholpen zouden hebben. Maar u moest zo nodig die verdomde geheimen van u bewaren — en dank zij uw onzinnige xenofobie zijn we nu het onderzoekingsschip kwijt en het grootste deel van onze instrumenten. En nu jaagt u ze ook nog tegen ons in het harnas door naar huis terug te keren terwijl ze nog verdere gesprekken met ons op het programma hadden staan — Grote God, man, als ze inderdaad oorlogszuchtig waren zou niets hen erger hebben kunnen provoceren dan wat u gedaan heeft!’
‘Bent u uitgepraat?’ vroeg Kutuzov op minachtende toon.
‘Voor het moment ben ik uitgepraat, ja. Maar zodra we weer thuis zijn, zult u meer van mij horen.’
Читать дальше