‘En ge houdt d’rr niets op na, dat op ’t chrristendom lijkt?’ wilde Potter weten.
‘Nee. Er zijn wel profetieën geweest van een Verlosser die een eind aan de Cyclussen zou maken, maar we hebben alles al meegemaakt, Gavin. Eén ding is verdomd zeker, en dat is dat er nog altijd geen Verlosser is komen opdagen.’
Beneden hen ontrolde zich de eindeloze stad. Even later liet Potter zich achterover zakken in zijn stoel en begon hij zachtjes te snurken. Whitbread keek stomverbaasd toe.
‘Je zou er goed aan doen ook wat te gaan slapen,’ zei de Splinter.
‘Je hebt het al veel te lang zonder moeten stellen.’
‘Ik ben te bang. Maar jullie raken gauwer vermoeid dan wij — jullie zouden wat moeten gaan slapen.’
‘Ik ben óók te bang.’
‘Jee, broertje, nou begin ik pas goed bang te worden.’ Hoe heb ik het nu? Heb ik hem werkelijk broertje genoemd? Nee, ik heb haar broertje genoemd. Ach, wat maakt het uit. ‘Er stak meer achter dat kunstmuseum van jullie dan wij in de gaten hadden, hè?’
‘Ja. Dingen waarover we niet in details wilden treden. Zoals de massamoord op de Artsen, bijvoorbeeld. Een heel oude gebeurtenis, die inmiddels al bijna een legende geworden is. Dat zat zo: een andere, uh, Keizer zullen we maar zeggen, besloot eens de hele Artsenkaste van de planeet weg te vagen. Het scheelde maar verdomd weinig of ze was erin geslaagd ook.’ De Splinter rekte zich uit. ‘Het is gewoon préttig met je te kunnen praten zonder te hoeven liegen. We zijn er niet op ingesteld om te liegen, Jonathon.’
‘Waarom wilde ze die Artsen uitroeien?’
‘Om het bevolkingspeil laag te houden natuurlijk, idioot die je bent! Maar het lukte natuurlijk niet. Sommige Meesters hielden heimelijk aantallen Artsen verborgen, en na de volgende ineenstorting waren ze natuurlijk hun gewicht in iridium waard.’
‘Er wordt aangenomen dat daarmee in feite de grondslag voor de handel gelegd werd. Net als met het vee op jullie planeet Tafelblad.’ Ze hadden de stad nu eindelijk achter zich gelaten en vlogen nu over oceanen, die zich donker uitstrekten onder het rode schijnsel van Murchesons Oog. De rode ster was bezig onder te gaan, onheilspellend gloeiend vlak boven de horizon, en in het oosten begonnen andere sterren op te komen onder de inktzwarte rand van de Kolenzak. ‘Als ze ons neer willen halen, dan is dit de beste plaats daarvoor,’ zei Staley, ‘want hier kunnen we iets beschadigen als we neerstorten. Ben je er wel zeker van dat je weet waar we heen gaan?’ Whitbreads Splinter haalde de schouders op. ‘Naar het gebied waarover koning Peter jurisdictie heeft. Als wc tenminste kans zien het te bereiken.’ Ze draaide zich om en keek naar Potter. De cadet had zich opgerold op zijn zitplaats. Zijn mond hing een eindje open en hij snurkte zachtjes. De lichten in het vliegtuig waren gedempt, en alles zag er vredig uit. Het enige dat uit de toon viel was het raketlanceerwapen, dat Staley op zijn schoot omklemd hield. ‘Als ik jou was, zou ik ook maar wat gaan slapen.’
‘Ja.’ Horst leunde achterover in zijn stoel en sloot zijn ogen. Maar zijn handen verslapten hun strakke greep op het wapen geen moment. ‘Hij slaapt zelfs in de houding,’ zei Whitbread. ‘Of probeert het tenminste. Ik neem aan dat Horst ’m al even hard knijpt als wij.’
‘Ik vraag me aldoor af of we met dit alles iets zullen opschieten,’ zei het buitenaardse wezen. ‘We staan tóch al verdomd dicht bij de rand van de volgende ineenstorting. Er zijn jullie nog een paar andere dingen ontgaan in die dierentuin, weet je. Zoals het voedselbeest bijvoorbeeld. Een variant op ons ras, bijna zonder armen, en niet in staat zich tegen ons te verdedigen, maar tamelijk goed in de kunst van het overleven. Ook al een bloedverwant van ons, die eens gefokt werd ter wille van haar vlees, in een beschamend tijdperk, lang geleden…’
‘Grote God.’ Whitbread haalde diep adem. ‘Maar zo iets zouden jullie nú toch niet meer doen.’
‘O nee.’
‘Waarom breng je het dan ter sprake?’
‘Uit een oogpunt van statistiek en omdat het een bijkomstigheid is die je misschien interesseren zal. Er is geen dierentuin op de hele planeet die er niet een teeltkudde van dergelijke vleesbeesten op na houdt. En die kudden beginnen steeds groter te worden…’
‘Allemachtig! Denken jullie dan nooit eens aan wat anders dan aan de volgende ineenstorting?’
‘Nee.’
Murchesons Oog was allang niet meer te zien. Het oosten was nu gehuld in een bloedrode zonsopgang, waarover Whitbread zich nog steeds verbaasde. Rode zonsopgangen waren een zeldzaamheid op bewoonbare planeten. Ze vlogen over een keten van eilanden. Voor hen uit, in het nog in duisternis gehulde westen, glinsterden lichtjes. Daar strekte zich een stad uit, zo groot als wel duizend tegen elkaar aan gelegde Sparta’s, overal kriskras doorsneden door donkere stroken landbouwgrond. Op door mensen bewoonde werelden zouden dat parken zijn geweest, maar hier waren het stukken verboden terrein, bewaakt door wanstaltige demonen.
Whitbread geeuwde en keek het naast hem zittende buitenaardse wezen aan. ‘Ik geloof dat ik je vannacht een keer broer genoemd heb.’
‘Ik weet het. Je bedoelde zuster. Ook bij ons is geslacht belangrijk. Een kwestie van leven en dood.’
‘Ik weet ook niet of ik dat eigenlijk wel bedoelde. Ik bedoelde eerder vriendin,’ zei Whitbread een beetje onbeholpen. ‘Fyunch(klik) is een intiemere verhouding dan vriendschap. Maar ik ben er blij om, dat ik je vriendin ben,’ zei de Splinter. ‘Ik zou het niet graag hebben willen missen jou gekend te hebben.’ Er viel een verlegen stilte. ‘Ik moest de anderen maar eens gaan wekken,’ zei Whitbread zachtjes.
De piloot legde het vliegtuig scheef in een scherpe bocht en nu vlogen ze in noordelijke richting. Whitbreads Splinter keek omlaag naar de stad, toen naar de andere kant om zich van de stand van de zon te vergewissen en vervolgens weer omlaag. Ze stond op, begaf zich naar voren, naar de ruimte voor de piloot, en tjilpte. Charlie antwoordde, en ze gingen nog even door met tegen elkaar te tjilpen. ‘Horst,’ zei Whitbread. ‘Meneer Staley. Word wakker.’ Horst Staley had zichzelf gedwongen wat te slapen. Maar hij zat nog altijd rechtop, stijf als een standbeeld, met het raketlanceerwapen dat hij met beide handen omklemd hield, op schoot. ‘Ja?’
‘Ik weet niet wat er aan de hand is, maar we zijn plotseling van koers veranderd, en nu — luister zelf maar,’ zei Whitbread. De Splinters kwetterden nog altijd tegen elkaar, en hun stemmen begonnen steeds luider te klinken.
38. De definitieve oplossing
Whitbreads Splinter kwam teruglopen naar haar zitplaats. ‘Het is zover,’ zei ze. Haar stem leek nu helemaal niet op die van Whitbread. Haar stem was die van een buitenaards wezen. ‘De oorlog is uitgebroken.’
‘Tussen wie?’ wilde Staley weten.
‘Tussen mijn Meester en koning Peter. De anderen hebben er nog niet aan deelgenomen, maar dat is nog slechts een kwestie van tijd.’
‘Oorlog over óns?’ vroeg Whitbread vol ongelovige verbazing. Hij kon wel huilen. De plotselinge verandering in zijn Fyunch(klik) was meer dan hij verdragen kon.
‘Nee, over de jurisdictie over jullie,’ verbeterde de Splinter hem. Ze huiverde, maar toen ontspande ze zich, en plotseling kwam de stem van Whitbread over die half glimlachende, buitenaardse lippen. ‘Het is nog niet al te ernstig. Het is tot dusverre bij snelle overvallen door Krijgers gebleven. Elk van beide Meesters wil de ander alleen maar laten zien wat ze zou kunnen doen, zonder iets van werkelijke waarde te vernietigen. En de andere nemers van besluiten zullen een heleboel druk op hen uitoefenen om te zorgen dat het daarbij blijft. Ze willen niet door de fallout getroffen worden.’
‘Allemachtig,’ zei Whitbread. Hij slikte moeilijk. ‘Hoe dan ook — ik ben blij dat ik je weer herken, broertje.’
Читать дальше