‘Oprechtheid,’ zei Charlie ten slotte. ‘Mijn Meester vindt dat we oprecht tegen jullie moeten zijn. Dat het beter is volgens het eeuwenoude patroon van de Cyclussen te leven dan een totale vernietiging en de toekomst van al onze nakomelingen te riskeren.’
‘Maarr…,’ stamelde Potter, ten prooi aan grote verwarring. ‘Maarr waarrom zou ’t nie mogelijk zijn and’rre zonnestelsels te koloniseren? De Melkweg is grroot genoeg voorr allemaal. Ge zoudt ’t Keizerrijk toch nie aanvallen?’
‘Nee, nee,’ kwam Whitbreads Splinter tussenbeide. ‘Mijn eigen Meester wil alleen maar land kopen op sommige werelden van het Keizerrijk bij wijze van steunpunten, en verder helemaal buiten het Keizerrijk blijven. Uiteindelijk zouden we dan planeten koloniseren langs de randen van het Keizerrijk. We zouden handel met jullie drijven, maar ik geloof niet dat we zouden proberen dezelfde planeten met jullie te delen.’
‘Maarr waarrom —’ begon Potter.
‘Zoveel ruimteschepen zouden jullie niet kunnen bouwen, denk ik,’ viel Whitbread hem in de rede.
‘We zouden ze op de door ons gekoloniseerde planeten bouwen en ze kant en klaar terugsturen hierheen,’ antwoordde de Splinter. ‘En com-merciële scheepsruimte huren van menswezens zoals Bury. We zouden er meer voor kunnen betalen dan wie dan ook. Maar — het zou niet zo blijven, weet je. De koloniën zouden zich losmaken, zogezegd. Dan zouden we weer opnieuw moeten beginnen met nieuwe koloniën, nog verder weg. En op iedere wereld die we koloniseerden zouden er na verloop van tijd bevolkingsproblemen ontstaan. Kun je je voorstellen hoe het er driehonderd jaar van nu zou uitzien?’ Whitbread probeerde het. Schepen als vliegende steden, bij miljoenen tegelijk. En Afscheidingsoorlogen, zoals die waaraan het Eerste Keizerrijk ten onder was gegaan. En meer en meer Splinters… ‘Honderden Splinterplaneten, die allemaal voortdurend zouden proberen nieuwe planeten te vinden om hun bevolkingsaanwas daarheen te laten emigreren! Miljarden Meesters, elkaar beconcurrerend voor ieder stukje gebied en veiligheid! Er gaat tijd in zitten, jullie Gekke Gerrit-aandrijving te gebruiken. Tijd en brandstof om in ieder zonnestelsel rond te tasten, net zolang tot je het volgende Gekke Gerrit-punt gevonden hebt. Uiteindelijk zouden we aan het alleen maar naar buiten toe uitbreiden van onze invloedssfeer niet genoeg hebben. We zouden ons ook moeten gaan uitbreiden naar binnen toe, in het gebied van het Keizerrijk van de Mensheid.’
‘Hmm,’ zei Whitbread. De anderen keken de Splinter alleen maar aan en sjokten toen verder in de richting van de stad. Staley droeg het grote raketlanceerwapen op de armen alsof hij troost putte uit het zware ding. Af en toe ging zijn ene hand naar zijn holster om ook de geruststellende kolf van zijn eigen wapen aan te raken. ‘Het zou niet moeilijk zijn tot een dergelijk besluit te komen,’ zei Whitbreads Splinter. ‘Er zou sprake zijn van de nodige jaloezie.’
‘Jaloers, waarop? Op ons? Op onze anti-zwangerschapspillen?’
‘Ja.’
Staley snoof.
‘En zelfs daarmee zou het nog niet afgelopen zijn. Uiteindelijk zou er een onmetelijk gebied van door Splinterwezens bezette zonnestelsels zijn. Zó groot, dat ze vanuit de centraal gelegen stelsels niet eens de rand van dat gebied zouden kunnen bereiken. Ze zouden elkaar onderling bevechten. Er zou voortdurend oorlog zijn en er zouden aan één stuk door beschavingen ten onder gaan. Naar ik vermoed zou het tot de standaardmethoden behoren een asteroïde in een vijandelijke zon te laten vallen, met de bedoeling de planeet opnieuw te bevolken zodra die zon weer een beetje bedaard zal zijn. En intussen zou dat gebied zich nog voortdurend verder uitbreiden, zodat er steeds meer zonnestelsels in het centrum zouden komen te liggen.’
‘Ik ben er niet zo zeker van dat jullie het Keizerrijk zouden kunnen verslaan,’ zei Staley.
‘Met het tempo waarmee onze Krijgers zich voortplanten? Och, wat doet het er ook toe. Misschien zouden jullie ons uitroeien. Misschien zouden jullie een aantal van ons in leven houden voor jullie dierentuinen; jullie zouden je er in elk geval beslist geen zorgen over hoeven te maken of we ons wel zouden voortplanten in gevangenschap. Maar het kan me eigenlijk geen zier schelen. Er is een goede kans dat we ten onder zouden gaan, domweg door te veel van onze industriële capaciteit over te schakelen op het bouwen van ruimteschepen.’
‘Als jullie geen oorlog met het Keizerrijk van plan zijn,’ zei Staley, ‘waarom zijn wij drieën dan ter dood veroordeeld?’
‘Wij vieren, zal je bedoelen. Mijn Meester heeft het net zo goed op mijn hoofd voorzien als op die van jullie… och, misschien ook niet.
Maar jullie wacht de snijtafel.’
Niemand toonde zich daar verbaasd over.
‘Jullie zijn ten dode opgeschreven omdat jullie nu over voldoende informatie beschikken om dit alles zelf te hebben kunnen uitdenken; jullie, en de biologen van de MacArthur. Het besluit, jullie te doden, wordt door een heleboel andere Meesters ondersteund. Ze zijn bang dat, als jullie nu zouden ontsnappen, jullie regering ons als een zich door de hele Melkweg verspreidende plaag zal zien, die uiteindelijk het Keizerrijk vernietigen zal.’
‘En koning Peter wil ons niet doden?’ vroeg Staley. ‘Waarom niet?’ De Splinters tjilpten weer tegen elkaar. Whitbreads Splinter deed het woord voor de anderen. ‘Het is mogelijk dat hij besluiten zal jullie toch te doden. Dat moet ik eerlijk toegeven. Maar liever wil hij de djinn weer terugstoppen in de fles — als het voor jullie menswezens en ons Splinters ook maar enigszins mogelijk is de toestand te herstellen zoals die was voordat jullie onze Gekke Gerrit-verkenner tegenkwamen, dan zal hij dat proberen. Beter de Cyclussen dan — een hele Melkweg vol Cyclussen!’
‘En jij?’ vroeg Whitbread. ‘Hoe zie jij de situatie?’
‘Precies zoals jij,’ zei de Splinter met nadruk. ‘Ik ben in staat mijn ras onpartijdig te beoordelen. Ik ben géén verrader.’ Er lag een smekende klank in de stem van het buitenaardse wezen. ‘Ik ben een beoordelaar. En mijn oordeel is dat een omgang tussen onze beide rassen alleen maar wederzijdse afgunst ten gevolge kan hebben, onzerzijds vanwege jullie anti-zwangerschapspillen, en van jullie kant vanwege onze superieure intelligentie. Zei je iets?’
‘Nee.’
‘Verder ben ik van oordeel dat een zich verspreiden van mijn ras door de ruimte belachelijke risico’s met zich mee zou brengen, en dat het patroon van de Cyclussen er niet door verbroken zou worden. Het zou iedere ineenstorting alleen maar nóg verschrikkelijker maken. We zouden ons sneller voortplanten dan we ons verspreiden konden, totdat het de gewoonste zaak van de wereld zou worden dat honderden planeten tegelijk ten onder zouden gaan…’
‘Maarr,’ zei Potter, ‘tot dat onparrtijdig oorrdeel zijt ge gekomen doorr de zaak vanuit óns gezichtspunt te bekijken, of lieverr gezegd dat van Whitbrread. Ge doet Jonathon in alles zózeerr na, dat de rrest van ons aldoorr je arrmen moet tellen. Wat gebeurrt d’rr, wanneerr ge afstand doet van ’t menselijke gezichtspunt? Zou je oorrdeel dan nie — Ugh!’ De linkerhand van het buitenaardse wezen greep Potter bij de voorkant van zijn uniform beet, zo strak dat het pijn deed, en trok hem naar beneden tot zijn neus zich op slechts een paar centimeter afstand van het karikatuurachtige gezicht van de Splinter bevond. ‘Zeg dat nooit meer,’ zei ze. ‘Denk het zelfs nooit. — Het voortbestaan van onze beschaving, van iedere beschaving, hangt geheel en al af van het rechtsgevoel van mijn kaste. Wij begrijpen alle gezichtspunten, en oordelen daartussen. Als andere Bemiddelaars tot een andere conclusie komen dan de mijne, dan is dat hun zaak. Het kan zijn dat ze over onvoldoende feiten beschikken, of dat ze er andere doelstellingen op na houden. Maar ik oordeel op grond van het voorhanden zijnde bewijsmateriaal.’ Ze liet hem los. Potter ging struikelend een paar passen achteruit. Met de vingers van een rechterhand plukte de Splinter de loop van Staley’s pistool uit haar oor.
Читать дальше