Binnen in de ‘toren’ lag een raketschip opgebaard. Ondanks de gaten in de wanden en de alomtegenwoordige roest had het zijn vorm behouden: een lange, cilindervormige tank met zeer dunne wanden; achter de zachte rondingen van een spits toelopende neus was een cabine zichtbaar.
Ze liepen terug naar het trapportaal. Op de benedenverdieping moest er ook zo’n raam zijn…
Dat was er inderdaad. Ze knielden neer om beter in de motor te kunnen kijken.
Potter zei: ‘ ’k Snap niet goed …’
‘Atoomaandrijving,’ zei Whitbread. Hij fluisterde bijna. ‘Een van de eerste typen. Je voert een of andere inerte brandstof door een kern van uranium, of plutonium, of iets in die geest. Kernsplitsing, in die tijd gebruikten ze nog geen fusieprocessen…’
‘Weet ge dat zekerr?’
Whitbread keek nog eens goed en knikte toen. ‘Ja, ik ben er zeker van.’ De kernsplitsing was pas na de inwendige verbranding ontwikkeld, maar toch waren er nog altijd plaatsen in het Keizerrijk waar men zich van verbrandingsmotoren bediende. Maar het verkrijgen van energie door kernsplitsing was nagenoeg een mythe geworden, en terwijl ze naar die motor staarden, was het alsof de ouderdom die daar in die ruimte hing als een mantel van de muren omlaag daalde en hen omhulde met zijn stilte.
Het vliegtuigje landde naast de oranje flarden van een parachute en de restanten van een kegel. En daarachter zagen ze die open deur, als een beschuldigend opengesperde mond.
Whitbreads Splinter sprong uit de machine en holde naar de kegel. Ze maakte tjilpende geluiden, en de piloot sprong eveneens uit het toestel om zich bij haar te voegen. ‘Ze hebben hem open gekregen,’ zei Whitbreads Splinter. ‘Ik had nooit gedacht dat Jonathon het zou kunnen oplossen. Dat moet Potter geweest zijn. Horst, bestaat er ook maar enige kans op dat ze misschien toch niet naar binnen gegaan zijn?’ Staley schudde het hoofd.
De Splinter maakte weer tjilpende geluiden tegen de Bruine. ‘Let goed op of je soms vliegtuigen ziet, Horst,’ zei Whitbreads Splinter. Ze sprak ook enkele woorden met de Bruin-en-wit-gestreepte, die eveneens uit het toestel klom en naar de hemel ging staan staren. De Bruine raapte Whitbreads lege ruimtepak en zijn weggeworpen gevechtspantser op. Snel begon ze te werken; ze vormde iets dat de plaats van de ontbrekende helm moest innemen en sloot de open bovenkant van het ruimtepak af. Vervolgens nam ze het luchtverversingsapparaat onder handen, in het inwendige ervan priegelend met gereedschappen uit een tas die ze aan haar gordel droeg. Het pak werd opgeblazen en overeind gezet. Even later sloot de Bruine het paneel en het pak stond bol en strak, als een man in een vacuüm. Ze bond de schouders af met behulp van een paar eindjes draad, en prikte vervolgens een gat bij elke pols.
De opgeblazen pop hief zijn armen op, terwijl er sissend lucht ontsnapte uit de gaten bij de polsen. De luchtdruk in de armen verminderde en de armen zakten weer omlaag. Er klonk opnieuw gesis en de armen verhieven zich weer…
‘Zo zal het wel lukken,’ zei Whitbreads Splinter. ‘We hebben jouw pak op dezelfde manier behandeld, en de temperatuur ervan op jouw normale lichaamstemperatuur gebracht. Als we geluk hebben zullen ze het misschien aan flarden schieten zonder te kijken of je er wel inzit.’
‘Het aan flarden schieten?’
‘Ja, maar we mogen er beslist niet op rekenen. Ik wou maar dat er een manier was om het ding op vliegtuigen te laten schieten…’
Staley schudde de Splinter bij de schouder. De Bruine stond hem aan te kijken met dat volkomen nietszeggende, vage glimlachje. De middagzon stond hoog aan de hemel. ‘Waarom zou iemand ons willen doden?’ wilde Staley weten.
‘Jullie zijn allemaal ter dood veroordeeld, Horst.’
‘Maar waaróm? Is het vanwege dit gebouw? Is er sprake van een of ander taboe?’
‘Vanwege het gebouw, ja. Maar een taboe? Nee. Waar zie je ons voor aan? Voor primitieve barbaren? Nee, jullie weten te veel, dat is alles. De doden kunnen niets verder vertellen. Maar kom nou mee, we moeten ze vinden en dan maken dat we hier vandaan komen.’ Whitbreads Splinter bukte zich om onder de deur door te gaan. Dit was volmaakt onnodig, maar Whitbread zou zich ook gebukt hebben. Zwijgend volgde de andere Bruin-en-wit-gestreepte haar naar binnen, de Bruine buiten achterlatend met die eeuwige halve grijns op haar gezicht.
Ze zagen de beide andere cadetten bij de kathedraal staan. Horst Staley’s laarzen maakten een hol stampend geluid toen ze naar hen toe gingen. Whitbread keek op, zag de manier waarop de Splinter liep en zei op vragende toon: ‘Fyunch(klik)?’
‘Ja, Fyunch(klik).’
‘We bezichtigen jullie —’
‘Jonathon, we hebben geen tijd,’ zei de Splinter. Het andere bruin en wit gestreepte wezen keek hen aan met iets van ongeduld. ‘We zijn ter dood veroordeeld omdat we ons op verboden terrein bevinden,’ viel Staley met de deur in huis. ‘Maar ik begrijp niet waarom.’ Het bleef even stil. Toen zei Whitbread: ‘Ik al evenmin! Dit is maar een museum, en anders niet —’
‘Ja,’ zei Whitbreads Splinter. ‘Jullie móésten natuurlijk uitgerekend hiér landen. Het is niet eens een kwestie van domweg pech hebben. Die stomme dieren van een miniatuurtjes bij jullie aan boord moeten die landingskegels zo geprogrammeerd hebben dat ze niet in water, in steden of op bergtoppen terecht zouden komen. Jullie moesten wel op landbouwgrond terecht komen. Tja, en dat is waar wij onze musea hebben.’
‘Helemaal hierr buiten? Maarr waarrom?’ vroeg Potter. Hij klonk alsof hij het antwoord al wist. ‘D’rr woont hierr niemand —’
‘Om te vermijden dat ze gebombardeerd zullen worden.’ De stilte die na deze woorden viel paste goed bij de ouderdom die overal om hen heen hing. Toen zei de Splinter: ‘Je toont je niet erg verbaasd, Gavin.’
Potter probeerde zich langs zijn kaak te wrijven. Zijn helm verhinderde dat echter. ‘Ge wilt zekerr nie geloven dat we hierr niets te weten gekomen zijn?’
‘Geen kans op. Jullie zijn hier drie uur geweest.’ Whitbread kwam tussenbeide. ‘Eerder twee. Horst, het is gewoon fantastisch! Musea binnen musea; de dingen die je hier ziet gaan ongelofelijk ver terug — is dat soms jullie geheim? Dat de beschaving hier al heel oud is? Ik zie niet in waarom jullie dat zouden willen verbergen.’
‘Ge hebt ’n massa oorrlogen gehad,’ zei Potter langzaam. De Splinter bewoog haar hoofd en schouder op en neer. ‘Ja.’
‘Grróte oorrlogen.’
‘Klopt. En ook kleine.’
‘Hoeveel?’
‘God nog toe, Potter! Wie telt er zo iets? Duizenden Cyclussen lang is dit al zo geweest. Duizenden malen telkens weer opnieuw een totale ineenstorting, gevolgd door een verval tot barbarisme. En Gekke Gerrit die eeuwig blijft proberen daar verandering in te brengen. Nou, ik heb er genoeg van. Als je het mij vraagt is de hele kaste van de nemers van besluiten Gekke Gerrit geworden. Die denken dat ze het patroon van de Cyclussen kunnen verbreken door de ruimte in te gaan en andere zonnestelsels te koloniseren.’
Horst Staley’s stem klonk vlak. Terwijl hij sprak keek hij zorgvuldig de koepel rond en zijn hand rustte op de kolf van zijn pistool. ‘Zo, denken ze dat? En wat is het, waar we te veel van afweten?’
‘Ik zal het je vertellen. En daarna zal ik proberen jullie levend terug naar jullie schip te krijgen —’ Ze maakte een gebaar naar de andere Splinter, die er tijdens het gesprek bij gestaan had alsof het haar allemaal niet interesseerde. Whitbreads Splinter produceerde een reeks fluitende en neuriënde geluiden. ‘Jullie kunnen haar maar het beste Charlie noemen,’ zei ze. ‘Haar werkelijke naam kunnen jullie niet uitspreken. Charlie vertegenwoordigt een gever van bevelen die bereid is jullie te helpen. Tenminste, misschien. In ieder geval is het jullie enige kans —’
Читать дальше