Hijgend arriveerde Potter. De binnenkant van zijn helm dreef van het zweet en aan zijn gordel hing een waterzak. Hij draaide zijn helmmicrofoon zo dat er een klein luidsprekertje door in werking gesteld werd en schakelde tegelijk zijn radio uit. ‘ ’k Wilde de lucht van Splin-terr Alpha mee alle geweld zelf es prrobeerr’n,’ zei hij. ‘Nou, dat heb ’k geweten. En, wat hebt ge ontdekt?’
Whitbread liet het hem zien. Tegelijk verdraaide hij ook zijn eigen microfoon. Het was niet nodig alles uit te zenden wat ze tegen elkaar zeiden.
‘Hmm. ’k Wou maarr dat doctorr Buckman hierr was. Dat zijn cijferr-symbolen van de Splinterrs-jae, en ’t geheel stelt ’t zonnestelsel van de Splinterr voorr mee de nummerrschijf op de plaats waarr de Splinterr zelf hoorrt te zijn. Es even kijken…’
Whitbread keek geïnteresseerd toe, terwijl Potter naar de nummerschijf staarde. Toen spitste de Nieuwschotlander de lippen en zei: ‘Jae. De gasrreus is drrie komma tweeënzeventig maal zo verr van de Splinterr verrwijderrd als Splinterr Alpha. Hmmm.’ Hij stak een hand in de zak van zijn overhemd en haalde de alomtegenwoordige zakcomputer te voorschijn. ‘Hmm… drrie komma acht acht, grrondtal twaalf. Nou es kijken; naarr welke kant drraait die schijf?’
‘Het zou ook iemands geboortedatum kunnen zijn,’ zei Whitbread. Hij was blij Gavin Potter weer bij zich te hebben. Hij was blij met ieder menselijk gezelschap hier. Maar het geknoei van die Nieuwschotlander met die nummerschijven was… verontrustend. Naar links, naar rechts, opnieuw naar links en rechts draaide Gavin de nummerschijven… ‘Als ik me goed herinner, heeft Horst ons orders gegeven met betrekking tot dit gebouw.’ Whitbread was niet erg op zijn gemak. ‘ “ ’t Beste is de boel maarr mee rrust te laten.” Dat kunt ge nauwelijks orrderrs noemen. En we zijn hierr toch immerrs gekomen om alles omtrrent de Splinterrs te weten te komen, waarr of nie?’
‘Tja…’ Het was een interessante puzzel. ‘Probeer nog eens naar links,’ opperde Whitbread. ‘Stop. Niet verder.’ Whitbread duwde tegen het symbool dat Splinter Alpha vertegenwoordigde. Met een klik ging het naar binnen. ‘Nu door blijven draaien naar links.’
‘Jae. Op de sterrenkaarrten van de Splinterrs drraaien de planeten tegen de wijzerrs van de klok in, dat klopt.’
Bij het derde cijfer begon de deur omhoog te glijden. ‘Het werkt!’ schreeuwde Whitbread.
De deur gleed omhoog tot een hoogte van anderhalve meter. Potter keek Whitbread aan en zei: ‘Wat nu?’
‘Dat meen je toch zeker niet serieus.’
‘We hebben onze orrderrs,’ zei Potter nadenkend. Ze gingen zitten tussen de planten en keken elkaar aan. Vervolgens keken ze weer naar de koepel. Het was licht daarbinnen, en ze konden gemakkelijk onder de deur door kijken. Er bevonden zich daarbinnen gebouwen…
Staley had al drie uur gelopen toen hij het vliegtuig zag. Het bevond zich op grote hoogte en ging snel voorbij. Hij zwaaide ernaar, maar verwachtte niet dat ze hem zouden zien. Hij werd inderdaad niet opgemerkt en liep verder.
Een poosje later zag hij het vliegtuig opnieuw. Ditmaal was het achter hem en vloog veel lager, en het kwam hem voor dat het een stel vleugels uitgespreid had. Het zakte nog lager en verdween uit het gezicht achter de lage, golvende heuvels waar hij neergekomen was. Staley haalde zijn schouders op. Het zou zijn parachute en zijn reddingsbootje vinden en de sporen zien, die ervandaan liepen. De richting moest trouwens voor de hand liggen. Je kon nergens anders heen. Een paar minuten later was het vliegtuig weer hoger en kwam recht op hem af. Het bewoog zich nu langzaam voort en zocht kennelijk de grond af.
Hij zwaaide opnieuw, hoewel hij één ogenblik een opwelling voelde om zich te verstoppen, wat duidelijk dwaas en onzinnig was. Het was nódig dat ze hem vonden, hoewel, het was hem allemaal niet duidelijk wat hij straks tegen zo’n Splinter moest zeggen. Het vliegtuig ging langs hem heen en bleef toen in de lucht stilhangen. Er verschenen straalpijpen, die naar beneden en naar voren gericht werden, uit de romp en met een gevaarlijke snelheid kwam het toestel naar beneden vallen om tussen de planten te landen. Er zaten drie Splinters in, en een daarvan, een Bruin-en-wit-gestreepte, stapte haastig uit.
‘Horst!’ riep ze met de stem van Whitbread. ‘Waar zijn de anderen?’ Staley maakte een handgebaar naar het koepelvormige gebouw. Het was zeker nog een uur lopen daarheen.
Het was alsof Whitbreads Splinter moedeloos de schouders liet zakken. ‘Dat ontbrak er nog maar aan. Zijn ze daar al, Horst?’
‘Jazeker. Ze wachten daar op me. Ze zijn er al een uur of drie.’
‘O, mijn God. Maar misschien is het ze niet gelukt er binnen te komen. Dat zou Whitbread niet lukken, denk ik. Vooruit, Horst, schiet óp.’ Ze gebaarde naar het vliegtuigje. ‘Je zult je er op de een of andere manier in moeten persen.’
Binnen bevond zich nog een tweede Bruin-en-wit-gestreepte, en de piloot was een Bruine. Whitbreads Splinter zong iets tegen hen dat vijf octaven besloeg en uit minstens negen tonen bestond. De andere Bruin-en-wit-gestreepte gebaarde wild. Ze maakten tussen de stoelen plaats voor Staley, waarna de Bruine enkele handelingen verrichtte op het bedieningspaneel. Het vliegtuigje steeg op en schoot pijlsnel naar het verderop liggende gebouw toe. ‘Misschien is het ze niet gelukt erbinnen te komen,’ zei Whitbreads Splinter nog eens. ‘Misschien.’
Horst zat in een ongemakkelijke houding neergehurkt in het voortjagende straalvliegtuigje en vroeg zich het nodige af. Een en ander beviel hem helemaal niet. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij. Whitbreads Splinter keek hem met een eigenaardige blik aan. ‘Misschien niets.’ De andere twee Splinters zeiden helemaal niets.
Whitbread en Potter bevonden zich alleen in de koepel. Stomverbaasd stonden ze om zich heen te staren.
De koepel was slechts een omhulsel. Halverwege de welving aan de binnenkant verspreidde één enkele lichtbron, die veel van een middagzon weg had, een fel schijnsel. Ook in vele andere gebouwen die Whitbread gezien had, hadden de Splinters zich van een dergelijk soort verlichting bediend.
Wat daar onder de koepel lag, was zo iets als een kleine stad — maar toch niet in alle opzichten. Er woonde niemand. Er was geen geluid, geen beweging, en achter geen van de ramen brandde licht. En de gebouwen…
Er zat geen samenhang in deze stad. De gebouwen staken op een afschuwelijke manier tegen elkaar af. Whitbread huiverde bij het zien van twee rechte, onopgesmukte, pilaarvormige gebouwen met veel vensters erin, die aan weerszijden stonden van iets dat een bovenmaatse middeleeuwse kathedraal geweest zou kunnen zijn; één en al peperkoek, met wel duizend kroonlijsten, bewaakt door wat Bury’s Splinter demonen genoemd had.
Hier waren wel honderd uiteenlopende architecturale stijlen bijeen en minstens een dozijn verschillende technologische niveaus. Die geodetische vormen bijvoorbeeld konden onmogelijk gebouwd zijn zonder gebruikmaking van voorgespannen beton, of een of ander nog moderner materiaal, om van de wiskunde die voor een dergelijke constructie nodig was nog maar te zwijgen. Maar dit gebouw hier dat het dichtst bij de ingang stond, was daarentegen weer van in de zon gebakken leem gebouwd. Nu eens zag je een massief blok met wanden van gedeeltelijk gezilverd glas, en dan weer een gebouw met grauwe stenen muren, waarvan de kleine, nauwe vensteropeningen in plaats van door glas slechts door luiken tegen de elementen beschermd werden. ‘Luiken tegen de rregen. Dat moet al vóórr die koepel hierr geweest zijn, dus,’ zei Potter.
‘Dat kan iederéén zien. De koepel is zo goed als nieuw. Die… kathedraal, of wat daarop lijkt tenminste, die kathedraal zullen we maar zeggen, die kathedraal daar in het midden is al zó oud dat hij ieder ogenblik in elkaar kan storten.’
Читать дальше