Dichtbij sloeg de bliksem in. Bij het licht ervan zag Burton dat de bewakers onder de afdakjes, die aan de voet van de wachthuisjes op iedere hoek van de palissade uitstaken, bij elkaar gekropen waren. Zij hadden zich tegen de kou en de regen met doeken bedekt.
Burton kroop van zijn barak naar de volgende. Targoff stond in de ingang. Burton ging staan en zei: ‘Gaat het plan nog door?’
‘Je weet wel beter,’ zei Targoff. Een bliksemstraal maakte zijn woedende gezicht zichtbaar. ‘Jij Judas!’
Hij stapte naar voren en een tiental mannen volgde hem. Burton wachtte niet, maar viel aan. Op het moment dat hij naar voren stormde hoorde hij een vreemd geluid. Hij bleef staan om naar buiten te kijken. Een nieuwe bliksemstraal onthulde een bewaker die met zijn gezicht omlaag in het gras onder een loopgang lag.
Targoff had zijn vuisten laten zakken toen Burton hem zijn rug toekeerde. Hij zei: ‘Wat is er aan de hand, Burton?’
‘Wacht,’ antwoordde de Engelsman. Evenmin als de Israëli had hij enige notie wat er gaande was, maar alles wat onverwacht gebeurde kon in zijn voordeel zijn. De bliksem verlichtte de gedrongen gestalte van Kazz op de houten loopgang. Hij zwaaide met een reusachtige stenen bijl naar een groepje bewakers in de hoek, waar twee muren samenkwamen. Een nieuwe flits. De bewakers waren over de loopgang verspreid. Duisternis. Bij de volgende lichtflits lag er nog een op de grond. De twee overblijvenden renden de loopgang in verschillende richtingen af.
Een nieuwe blikseminslag dicht bij de muur liet zien dat de andere bewakers er lucht van kregen wat er gebeurde. Schreeuwend kwamen ze de loopgang af.
Kazz negeerde hen en liet een lange bamboeladder binnen de omheining zakken. Hij gooide er een bundel speren achteraan. Bij de volgende bliksemflits zagen zij hem op de dichtstbijzijnde bewakers afgaan.
Burton greep een speer en liep in volle vaart de ladder op. De anderen, waaronder de Israëli, kwamen achter hem aan. Het gevecht was kort en bloedig. De bewakers op de loopgang waren doodgestoken of doodgegooid en alleen in de wachthuisjes bleven er nog over.
De ladder werd naar het andere einde van de palissade gedragen en tegen de poort geplaatst. In twee minuten waren de mannen naar boven geklommen, lieten zij zich aan de andere kant vallen en openden de poort. Voor de eerste keer vond Burton gelegenheid met Kazz te praten.
‘Ik dacht dat je ons verraden had.’
‘Nee, niet ik, Kazz,’ zei Kazz verwijtend. ‘Jij weet ik hou van jou, Burton-naq. Jij mijn vriend, mijn baas. Ik net deed of ik ga met de vijanden omdat ik ben link. Ik verbaasd jij niet hetzelfde doet. Jij bent niet dom.’
‘Jij bent het zeker niet,’ zei Burton, ‘maar ik kon het niet opbrengen die slaven te doden.’
Bij het bliksemlicht zag hij hoe Kazz de schouders ophaalde. Hij zei: ‘Dat mij niets doet. Ik ken ze niet. Bovendien, jij hoort Göring. Hij zegt zij in ieder geval dood.’
‘Het is maar goed dat je vannacht uitkoos om ons te redden,’ zei Burton. Hij vertelde Kazz niet waarom, omdat hij hem niet wilde verwarren. Bovendien waren er belangrijker dingen te doen.
‘Vannacht goede nacht voor dit,’ zei Kazz. ‘Groot gevecht aan de gang. Tullius en Göring erg dronken en maken ruzie. Zij vechten, hun mannen vechten. Terwijl zij doden elkaar, indringers komen. Bruine mannen van over De Rivier... Hoe jij ze noemen?... Onondagas, zo zij heten. Hun boten komen net voor regen. Zij overval doen om ook slaven te stelen, of misschien alleen maar voor plezier. Dus ik denk, nu goede tijd voor mijn plan om Burton-naq vrij te maken.’
Even plotseling als hij gekomen was hield de regen op. Burton kon het schreeuwen en gillen van verre uit de richting van De Rivier horen. Hij hoorde trommels stroomopwaarts en stroomafwaarts langs De Rivier slaan. Hij zei tegen Targoff: ‘We kunnen of proberen te ontsnappen, wat waarschijnlijk erg gemakkelijk is, óf we kunnen aanvallen.’
‘Ik wil het ongedierte dat ons tot slaven maakte vernietigen,’ zei Targoff. ‘Hier dichtbij zijn ook andere palissaden. Ik heb mannen gestuurd om de poort open te maken. De rest ligt te ver weg om ze te bereiken. Ze liggen ongeveer achthonderd meter uit elkaar.’
De blokhut, waarin de bewakers die geen dienst hadden woonden, werd nu ook bestormd. De slaven bewapenden zich en begaven zich in de richting van het lawaai van de strijd. Burton’s groep was op de rechterflank. Na ongeveer een kilometer vonden zij de eerste doden en gewonden, blanken en Onondaga’s door elkaar.
Ondanks de zware regen was er brand uitgebroken. In het toenemende licht zagen zij dat de vlammen uit het grote gebouw sloegen. Worstelende gestalten stonden tegen de gloed afgetekend. De ontsnapte gevangenen kwamen over de vlakte naderbij. Plotseling brak een flank op en vluchtte in hun richting, achtervolgd door joelende en juichende overwinnaars.
‘Daar is Göring,’ zei Frigate. ‘Zijn dikke pens zal hem bij zijn vlucht niet veel baten, dat staat wel vast.’
Hij wees en Burton zag de Duitser wanhopig zwoegen, maar bij de anderen achterblijven. ‘Ik gun de Indianen niet de eer hem te doden,’ zei Burton. ‘Wij zijn het Alice verschuldigd hem te pakken te krijgen.’
Campbell’s lange gestalte liep voor de anderen uit en naar hem wierp Burton zijn speer. Voor de Schot moet het geleken hebben of het projectiel uit het niets kwam. Te laat probeerde hij het te ontwijken. De vuurstenen punt boorde zich tussen zijn linkerschouder en borst in zijn vlees en hij viel op zijn zij. Een ogenblik later probeerde hij op te staan, maar werd door Burton neergetrapt.
Campbell rolde met zijn ogen. Het bloed liep met een straaltje uit zijn mond. Hij wees naar een andere wond, een diepe snede in zijn zij net onder de ribben. ‘Jij ... jouw meid ... Wilfreda ... heeft dat gedaan,’ hijgde hij, ‘maar ik heb haar doodgemaakt ... dat kreng.’
Burton wilde hem vragen waar Alice was, maar Kazz, die in zijn moedertaal kreten uitstootte, liet zijn knots op het hoofd van de Schot neerkomen. Burton raapte zijn speer op en snelde Kazz achterna. ‘Dood Göring niet!’ schreeuwde hij. ‘Laat hem aan mij over!’
Kazz hoorde hem niet, want hij was met twee Onondaga’s in gevecht. Burton zag Alice, die hem voorbijholde. Hij stak zijn arm uit, pakte haar beet en draaide haar rond. Zij gilde en begon tegen te spartelen. Burton schreeuwde tegen haar en plotseling herkende zij hem, liet zich in zijn armen vallen en begon te snikken. Burton zou haar graag hebben getroost, maar hij was bang dat Göring hem zou ontsnappen. Hij duwde haar weg, rende op de Duitser toe en wierp zijn speer. Deze schampte langs Göring’s hoofd en hij gilde het uit, stond stil en begon naar een wapen te zoeken. Maar Burton wierp zich op hem en beiden vielen op de grond. Zij rolden om en om, waarbij elk probeerde de ander te wurgen. Iets raakte Burton op zijn achterhoofd. Versuft verslapte zijn greep. Göring duwde hem op de grond neer en dook naar de speer. Hij greep de speer, stond op en stapte op de machteloze Burton toe. Burton probeerde op te staan, maar zijn knieën leken van stopverf te zijn en alles draaide om hem heen. Göring wankelde plotseling toen Alice hem van achteren deed struikelen en hij viel voorover. Burton spande zich nogmaals in, merkte dat hij tenminste kon waggelen en liet zich boven op Göring vallen. Opnieuw rolden zij om en om, waarbij Göring Burton’s keel dichtkneep. Toen schoot een speer over Burton’s schouder, schroeide zijn huid en boorde zijn stenen punt in Göring’s keel.
Burton stond op, trok de speer eruit en plantte deze in Göring’s dikke buik. Göring probeerde te gaan zitten, maar hij viel achterover en stierf. Alice zakte ineen en huilde.
De dageraad zag het einde van de strijd. Tegen die tijd waren de slaven uit alle palissaden gebroken. De soldaten van Göring en Tullius werden tussen twee strijdmachten, de Onondaga’s en de slaven, als koren tussen molenstenen vermalen. De Indianen, die waarschijnlijk uitsluitend om te plunderen en meer slaven met hun gralen te bemachtigen de overval hadden gepleegd, trokken zich terug. Zij klommen in hun uitgeholde boomstammen en kano’s en roeiden het meer over.
Читать дальше