Burton opende zijn mond om een bars antwoord te geven maar deed hem toen weer dicht. Hij zweeg een ogenblik. Toen hij sprak, deed hij dit beheerst. ‘In de eerste plaats spreken mijn daden op aarde duidelijker dan welke van mijn gedrukte woorden. Ik was de vriend en beschermer van veel joden. Ik had veel joodse vrienden.’
‘Die laatste constatering is altijd een inleiding tot een aanval op de joden,’ zei Targoff.
‘Misschien. Maar zelfs als Ruach’s beweringen waar zouden zijn, dan is de Richard Burton die je in dit dal voor je ziet niet de Burton die op aarde leefde. Ik denk dat iedereen hier door zijn ervaringen veranderd is. Als dat niet het geval is, is hij niet tot verandering in staat en zou hij beter dood kunnen zijn.’
‘Gedurende de vierhonderdzeventig dagen, die ik op deze Rivier heb doorgebracht, heb ik veel geleerd. Ik ben best in staat om van mening te veranderen. Ik heb naar Ruach en Frigate geluisterd en vaak driftig met hen geargumenteerd en, hoewel ik dat toen niet wilde toegeven, heb ik veel nagedacht over wat zij hebben gezegd.’
‘Jodenhaat is iets waarmee iemand geboren wordt,’ zei Targoff. ‘Het vormt een deel van het zenuwstelsel. Geen wilsdaad kan het ongedaan maken, tenzij het niet erg diep zit of de wil buitengewoon sterk is. De bel luidt en Pavlov’s hond kwijlt. Zeg het woord jood en het zenuwstelsel bestormt de citadel van het verstand van de niet-joden. Precies zoals het woord Arabier het mijne bestormt, maar ik heb een reële grond om alle Arabieren te haten.’
‘Ik heb genoeg gepleit,’ zei Burton. ‘Neem me of wijs me af. In beide gevallen weet je wat ik zal doen.’
‘Ik aanvaard je,’ zei Targoff. ‘Als jij van mening kunt veranderen kan ik het ook. Ik heb met je gewerkt, brood met je gegeten en ik vlei mezelf dat ik een goede karakterbeoordelaar ben. Vertel me eens, als jij dit op touw moest zetten, wat zou je dan doen?’
Targoff luisterde nauwlettend. Aan het eind van Burton’s uitleg knikte hij. ‘Lijkt veel op mijn plan. En nu...’
De volgende dag, kort na het ontbijt, kwamen enkele bewakers Burton en Frigate ophalen. Targoff keek Burton strak aan en Burton wist waaraan Targoff dacht.
Er viel niets aan te doen behalve naar Göring’s paleis af te marcheren.
Göring zat in een grote, houten stoel en rookte een pijp. Hij vroeg hen te gaan zitten en bood sigaren en wijn aan.
‘Zo nu en dan,’ zei hij, ‘wil ik me graag ontspannen en met iemand anders praten dan mijn collega’s, die niet al te pienter zijn. Ik praat speciaal graag met iemand, die na mijn dood geleefd heeft en met mannen, die in hun tijd beroemd waren. Tot dusverre heb ik maar weinig van beide soorten.’
‘Veel van je Israëlische gevangenen hebben na jou geleefd,’ zei Frigate.
‘Ah, de joden!’ Göring wuifde luchtig met zijn pijp. ‘Daar zit ’m de kneep. Ze kennen me te goed. Ze zijn nors als ik probeer met ze te praten en er zijn er te veel, die geprobeerd hebben me om zeep te brengen dan dat ik me met ze op m’n gemak kan voelen. Niet dat ik iets tegen ze heb, ik ben niet bijzonder op joden gesteld, maar ik had veel joodse vrienden...’
Burton werd rood. Na even aan zijn pijp te hebben gelurkt, vervolgde Göring: ‘De Führer was een groot man, maar op sommige punten had hij idiote denkbeelden. Een ervan was zijn houding ten opzichte van de joden. Zelf gaf ik daar minder om, maar het Duitsland van mijn tijd was anti-Semitisch en een man moet met de tijdgeest meegaan als hij in het leven iets wil bereiken. Maar genoeg daarvan. Zelfs hier kan een man er niet van loskomen.’
Hij babbelde een tijdje voort en stelde daarna Frigate veel vragen over het lot van zijn tijdgenoten en de geschiedenis van het naoorlogse Duitsland.
‘Als de Amerikanen enig politiek benul hadden gehad zouden jullie onmiddellijk na onze overgave Rusland de oorlog hebben verklaard. Wij zouden met jullie tegen de Bolsjewieken zijn opgetrokken en ze hebben vermorzeld.’
Frigate antwoordde niet. Göring vertelde vervolgens enkele ‘grappige’, zeer obscene verhalen. Hij vroeg Burton hem de vreemde ervaring te vertellen, die hij had gehad voor hij in het dal weer tot leven kwam.
Burton was verbaasd. Had Göring dit van Kazz gehoord of zat er een verklikker onder de slaven?
Hij vertelde tot in bijzonderheden wat er was gebeurd tussen de tijd dat hij zijn ogen in de ruimte van de zwevende lichamen opendeed, tot op het ogenblik waarop de man in de luchtkano het metalen buisje op hem richtte.
‘Die man van buiten de aarde, Monat, heeft een theorie dat bepaalde wezens — noem ze X of wie-dan-ook — de mens vanaf het ogenblik dat hij ophield aap te zijn, hebben geobserveerd, dat is gedurende minstens twee miljoen jaar. Deze superwezens hebben op de een of andere wijze iedere lichaamscel van ieder menselijk wezen dat ooit geleefd heeft, geregistreerd, waarschijnlijk vanaf het ogenblik van zijn verwekking tot het ogenblik van zijn dood. Dit lijkt een waanzinnig idee, maar het is niet verbazingwekkender dan de verrijzenis van de gehele mensheid en de herschepping van deze planeet in een grote Riviervallei. De celopnamen kunnen zijn gemaakt toen de te registreren mensen nog leefden. Het kan ook zijn, dat deze superwezens trillingen uit het verleden ontdekt hebben, op dezelfde manier als wij op aarde het licht van sterren waargenomen hebben, zoals zij er duizend jaar tevoren uitzagen. Monat helt echter naar de eerste theorie over. Hij gelooft niet in tijdreizen, zelfs niet in beperkte zin. Monat gelooft dat de X-en deze celopnamen opgeslagen hebben — hoe weet hij niet — en dat daarna deze planeet voor ons werd herschapen. Het is zonder twijfel één grote Rivierwereld. Tijdens onze tocht stroomopwaarts hebben we met tientallen mensen gesproken en hun beschrijvingen laten er geen twijfel aan bestaan, dat zij uit ver uiteenliggende gebieden over de gehele wereld kwamen. Eén woonde hoog in het noordelijk halfrond en de ander ver beneden de evenaar in het zuidelijk halfrond. Alle beschrijvingen kloppen met elkaar en laten het beeld zien van een wereld, die tot een kronkelend Rivierdal is omgewerkt. De mensen waarmee we gesproken hebben werden hier gedood of kwamen door een ongeval om het leven en verrezen weer in de gebieden, waar wij op dat ogenblik doorheen voeren. Monat zegt dat wij, de verrezenen, nog steeds geregistreerd worden. Als een van ons opnieuw sterft worden deze registraties of opnamen, die tot het laatste ogenblik zijn bijgehouden, ergens heengebracht — misschien onder de oppervlakte van deze planeet — en in convertoren, die energie in materie omzetten, afgedraaid. De lichamen worden dan net zo gereproduceerd als zij op het ogenblik van de dood waren en daarna herstellen en vernieuwen verjongingsinstallaties de slapende lichamen. Dit gebeurt waarschijnlijk in dezelfde ruimte, waarin ik ontwaakte. Daarna worden de verjongde en geheelde lichamen weer geregistreerd en vervolgens vernietigd. De opnamen worden nog eens afgedraaid, ditmaal door ondergrondse installaties. Opnieuw reproduceren energie-materie convertoren, die waarschijnlijk de hitte van de zachte kern van deze planeet als energie gebruiken, ons bij de graalrotsen boven de grond. Ik weet niet waarom zij de tweede maal niet op dezelfde plaats waar zij stierven verrijzen. Ik weet evenmin waarom al ons haar werd afgeschoren of waarom het baardhaar van de mannen niet meer groeit, of waarom de mannen besneden zijn en de vrouwen weer maagd werden. Waarom werden wij weer tot leven gewekt en tot welk doel? Wie ons hier heeft neergezet is ons nog niet komen vertellen waarom dit is gebeurd.’
‘Het punt is,’ zei Frigate, ‘het kardinale punt is dat we niet dezelfde mensen zijn, die we op aarde waren. Ik stierf, Burton stierf, jij, Hermann Göring stierf, iedereen stierf en we kunnen niet weer tot leven worden gebracht!’
Читать дальше