Voor in schoonen bloei.
Voor de, gelijk reeds herhaaldelijk; men wachte zich echter wel dit den als dèn uit te spreken, gelijk ook thans nog velen doen.
Voor de, gelijk reeds herhaaldelijk; men wachte zich echter wel dit den als dèn uit te spreken, gelijk ook thans nog velen doen.
voor benedengrond.
Voor speur; verg. echter opsporen.
Anders oogwenk; evenzoo oogen-merk bij Cats voor ons oogmerk.
Verbogen vorm van ruit, wijnruit.
Van verstand namelijk (verg. 't Hoogd. klugheit en klug).
Voor ten ondergebracht.
gevleid (verg. 't Hoogd. schmeicheln).
Verbogen naamval, thans tot bastaardij verkort.
besmeert het.
voegt, plaatst.
Voor blind, onwijs.
het boevenet; verg. boven bl. 54 Die letten wat het rijk kan voordren 54 54 voordeelig zijn. en beschaden: De tijger veld-heer is in 't ruim van dees vallei, Daar hij het opzicht heeft van 's konings veld-armei 55 55 leger, 't Fransche armée. Die vreeselijke dog, die de oogen wijd op sperde, De trotsche kapitein is van des konings garde, 't Loos Reintjen is spion, die altijds op de straat Doorsnuffelt, wat'er in de wereld ommegaat. De brak is coertizaan 56 56 hoveling, kamerjonker of iets derg. , en d' hazen zijn lakeyen, Die pronken aan 't paleis met 's konings levereyen. Den afgejukten stier, den ezel, en het zwijn Aan hofdienst, met de kat, van ouds verbonden zijn. De baviaan, de sim 57 57 Van 't Latijnsche simia, voor aap. , en de aap hier op tonneelen 58 58 Thans tooneelen. Comedianten zijn, die 's princen farcen 59 59 't Fransche voor 't Nederlandsche zotternijen of zotte kluchten; thans alleen door dat laatste woord aangeduid. spelen. Wie zag ooit schoonder jacht van alderhande wild? Ziet, hoe de een in gedaante, in 60 60 Men zou liever en willen lezen. verf van d' ander schilt, 61 61 Voor verschilt of scheelt. Hoe ruig 62 62 't Zelfde als ruw, hier wild of woest. den eenen is, en de ander tam van zeden! Zoo iemand maar wat tijds of uren wil besteden In 't groen van dees warande, en ga slaan over al 't Gevogelte en 't gediert, eerlang hij worden zal Een treflijk filosoof, vermits des wijsheids leesten 63 63 manieren, wetten. Gevormd zijn na 't bedrijf van vogelen en beesten. Wie dan leergierig is, die voeg' zich hier bij mij, En laat geen leerenstijd onachtzaam gaan voorbij. J. VAN VONDELEN.
.
Voor bezocht als gast.
plat bord.
prijkte (verg. ons te pronk staan.)
Voor totter of tot den tijd.
Germanisme voor tergende.
Verschoont zich, zoo goed hij kan.
geklap.
Voor klank.
bijzonder.
't vroeger wellevens-kunst. Gelijk thans nog welsprekend- en wellevend-heid.
toegelegd, beschikt.
Thans gegund.
onschuld.
doodgebeten.
Thans zou men schrijven gebiedt.
macht (verg. vroeger).
Verg. boven bladz. 1, aant. 8.
zijner, thans tot zijn ingekort.
voor korten tijd, thans kortelings.
van nut, dienst.
Men vergelijke, des belust, de bevallige bewerking der zelfde voorstelling door den Westfrieschen boer Corn. Maerts, in 't Nederl. Liedeboek of de nieuwe uitgave zijner Gedichten, bl. 141.
Noordewind.
De zonnegod.
mitsdien.
Thans plaats.
Thans na.
Voor reiziger.
Thans begon.
Thans niets.
Versta: hij zich.
Thans rede.
Rijmshalve voor voorgehouden.
Thans verschuldigde, verdiende.
uitgelezen kleinood.
Voor verwilligd, er toe bewogen.
gevraagd.
Hier, in bedrijvenden niet lijdenden zin: barmhartig, niet armzalig.
bereid.
woud ('t Fr. forêt).
Voor met snelle vaart.
boven, meer dan.
onderworpen is aan.
Rijmshalve voor beschutten.
hongert naar.
Thans wier.
ook.
Of zeug, zie 4 reg. lager.
biggen te werpen, kramen.
Germ. voor bood aan.
vet, hier voor den vetten, welgevulden balg.
Daargelaten, wat gij omtrent de opvoeding doet of niet doet.
Volledige verbuigingsvorm voor het thans geheel ingekorte een volle krib.
Roemende van.
Het welbekende paard der vier Heemskinderen; zie de afbeelding, des belust, in Alberdingk Thijms Karol. Verhalen.
berijden onder den man (verg. nog pikeur).
acht gaf (verg. oog-gemerk, boven bl. 56 VAN DEN BASILISCUS EN 'T WEZELKEN Het wreede, onmenschlijk dier, dat, eiselijk en straf, De menschen blixemt met een oogenwenk 85 85 Anders oogwenk; evenzoo oogen-merk bij Cats voor ons oogmerk. in 't graf, De felle basilisk, beloerden en bewaakte Een wezelken, 'twelk staag zijn duister hol genaakte; Een wezelken, 'twelk staag zijn aas aldaar ontrent En dagelijkschen roof te halen was gewend. 't Welk, als het nu gewaar werd 's basilisken treken, Zoo heeft het hem beraân om 's vijands macht te breken, En met een taksken groen van ruiten 86 86 Verbogen vorm van ruit, wijnruit. zich bedekt, Van ruiten, 'twelk voor 't gift een tegen-gift verstrekt, Ja, eindelijk vermag den basilisk te dooden, Dies heeft het dagelijks zijn vijand 't hoofd geboden. Het welk den zwakken leert, dat hij zijn zaak gewis En wijs beleiden zal, om hem die sterker is Met uiterlijk geweld zoo zeer niet te bespringen, Als door voorzichtigheid en kloekheid 87 87 Van verstand namelijk (verg. 't Hoogd. klugheit en klug). te bedwingen. Veeltijds de sterken zijn door kloeker t' onderbracht 88 88 Voor ten ondergebracht. , Want list (gelijk men zegt) gaat dikwijls boven kracht.
).
Читать дальше