Joost Vondel - De complete werken van Joost van Vondel. 2

Здесь есть возможность читать онлайн «Joost Vondel - De complete werken van Joost van Vondel. 2» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: foreign_poetry, Поэзия, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

De complete werken van Joost van Vondel. 2: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «De complete werken van Joost van Vondel. 2»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

De complete werken van Joost van Vondel. 2 — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «De complete werken van Joost van Vondel. 2», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

XII.

VAN DE MIER EN DE KREKEL

De magre krekel, nu van 's winters koû besprongen,
Zocht aan 't kloek mierken heil, tot bedelen gedrongen,
En met een heesche stem viel 't bezig dierken aan:
"Erbermt u, juffrouw Mier! en om een weinig graan
Mij ongetroost niet laat, noch hongersnood bezuren,
Mijn armoê wat vervult, en opent uwe schuren."
Maar 't wakker beestjen, vrij van kommer en ellend,
Den krekel heeft aldus zijn traagheid voorgewend 126 126 Rijmshalve voor voorgehouden. :
"Draagt nu verschulde 127 127 Thans verschuldigde, verdiende. straf, draagt nu 't vermaledijden,
Die al den zomer sleet in wellust en verblijden,
Die de aangename tijd en zegen hebt veracht,
En slempende uwen oogst verkwist en doorgebracht."
Het kostelijke pand en kleinood uitgenomen 128 128 uitgelezen kleinood. ,
Is de altijd vliênde tijd, die, huiden omgekomen,
Niet morgen weder keert; wijs is hij van beraad,
Die 's tijds gelegenheid beoogt en gade slaat;
Die op geen weelde steunt, noch die, hoe hoog gezeten,
De aanstaande zwarigheid lichtveerdig gaat vergeten.

XIII.

VAN DEN WOLF EN DE KRAAN

De wolf, der schapen vrees, door 't al te gulzig slikken
Aan een verzwolgen been schier meende te verstikken;
Dies hij, op hoop van hulp, de langgehalsde kraan
Met veel beloften heeft verwil'gd 129 129 Voor verwilligd, er toe bewogen. , zijn leed t' ontslaan.
De kraan, op winst verzot, heeft stout en onverschrokken
Uit de opgesperde keel des wolfs het been getrokken;
Maar als zij nu om loon heeft (wel verdiend) getaald 130 130 gevraagd. ,
Heeft met deze antwoord haar 't geholpen dier betaald:
"Wat plompheid kleeft u aan, dat gij nog eischt belooning,
Of is niet loons genoeg de erbarmlijke 131 131 Hier, in bedrijvenden niet lijdenden zin: barmhartig, niet armzalig. verschooning,
Zoo dadelijk betoond? toen ik, hoe wreed geaard,
Uw keel in mijne keel meêdoogend' heb gespaard.
Dus uwer straten gaat, gaat henen uwer straten,
En 't leven hebt te loon, dat ik u heb gelaten!"
De ondankbre nimmermeer t' erkennen is bereed 132 132 bereid.
De weldaad en de deugd, die aan hem is besteed;
Zich zelven kent hij niet, blijft trotsch, stout en hovaardig,
't Koomt (waant hij) hem al toe, en is nog meerder waardig.

XIV.

DE ESSCHEN-BOOM EN 'T RIET

Een dik gegroeiden esch, wiens steile toppen gingen
Recht naar de sterren toe en 's Hemels zolderingen,
Trotseerde, dat hij stond verheven in 't foreest 133 133 woud ('t Fr. forêt). ,
Spijt d' alderfelsten storm en allerlei tempeest:
Braveerde, dat hij was veel sterker van vermogen
Als 't riet, dat van den wind al stadig wordt gebogen;
Als 't wankelbare riet, dat siddert, schudt en beeft
Voor de alderminste koelt', die langs de velden zweeft.
Hij eindigt naauw, een bui ontstaat met sneller vaarden 134 134 Voor met snelle vaart. ,
En velt den esschen-boom ontworteld uit der aarden.
't Riet, speurende de val desgenen, die terstond
't Gebladerd hoofd opstak en hoog verheven stond,
Dus bij zich zelven spreekt: "o, veilig wonderbaarlijk
Is nederigen staat voor 135 135 boven, meer dan. hoogheid, die gevaarlijk
Het onderwerpsel is van 136 136 onderworpen is aan. allerhande leed,
En schielijk wordt gedreigd te vallen eer men 't weet."

XV.

VAN DEN LEUGENACHTIGEN SCHAAP-HERDER

Een, die met d' herder-staf de wit gewolde kudden
Voor 't ongediert op 't veld belast was te beschudden 137 137 Rijmshalve voor beschutten. ,
Uit schalkheid menigmaal zijn luide stem verhief:
"Help, wapen! wapen, help! en weert den schapen-dief!
De wolf mijn kudd' belaagt, en ligt hier bij geslopen!"
De land-liên kwamen fluks tot onderstand geloopen,
Zoo lange tot, van hem bedrogen menigmaal,
Zij sloegen in de wind zijn schalke logen-taal.
Ten leste kwam degeen, die vast op 138 138 hongert naar. jonge lamren,
Dies d' herder deerlijk kreesch, het zou een mensche jamren:
"Help! nageburen, help! mijn kuddeken lijdt nood,
De wolf van 't beste vlies mijn schaaps-kudd' heeft ontbloot!"
Zijn roepen was vergeefs, vergeefs was 's herders weenen,
Zij dachten: 't is bedrog, hij liegt gelijk voorhenen.
Zulks en zoodanig is der logenaren loon,
Diens 139 139 Thans wier. goddelooze tong te liegen is gewoon:
Al spreekt hij somtijds schoon 140 140 ook. de waarheid zonder liegen,
Men geeft hem geen geloof, die lust heeft in 't bedriegen.

XVI.

VAN 'T ZWIJN ENDE DEN WOLF

De wolf een vuile zog 141 141 Of zeug, zie 4 reg. lager. ziende in den misthoop liggen,
Die zwanger nu bestond te stenen en te biggen 142 142 biggen te werpen, kramen. ,
Zich vroêmoer heeft geveinsd, en haar, in biggens smert,
Te helpen aangeboôn uit een meêdoogend hert;
Zulks heeft de vuile zeuge al morrende afgeslagen.
De wolf, om zulken roof te beter te belagen,
Erbood 143 143 Germ. voor bood aan. zich minne-moêr te willen zijn van 't spek,
Dat nergens beter groeit als in zijn eigen drek.
Maar als de bigster nu bemerkte 's wolves treken,
Zij met deze antwoorde is der dieren schrik ontweken:
"Gaat henen, jonker wolf! uw smeer 144 144 vet, hier voor den vetten, welgevulden balg. en pelsen huid
Betuigen, wie gij zijt; zoekt elders uwen buit."
Gij, die nog menschen wilt in deze wereld schijnen,
En doodt de aanstaande vrucht uws lichaams met venijnen
(Ik laat 't opvoeden staan 145 145 Daargelaten, wat gij omtrent de opvoeding doet of niet doet. );—komt herwaarts, en ontwaakt:
Ziet, hoe het vuilste beest, de zeuge, uw vonnis maakt!
't Zijn hoeren, die haar lief onechtelijk omarmen;
Maar Duivels, die de vrucht haars lichaams niet beschermen.

XVII.

VAN EEN HOVEERDIG MUIL-DIER

De gladde muil, gestald aan eener voller kribben 146 146 Volledige verbuigingsvorm voor het thans geheel ingekorte een volle krib. ,
Zich mestte rond en bol, dat 't smeer kleefde aan de ribben,
Vermids hij noch met last noch arbeid was bezwaard,
Waarom hij weeldig werd en brieschten als een paard,
Beroemende 147 147 Roemende van. 't geslacht, waar van hij was gesproten,
Ja, van veel eedler bloed als al zijn tijdgenooten,
Verheffende zijn deugd en 's draf-geleerdheids kunst,
Waardoor hij t' hemwaarts trok zijns heeren oog en gunst,
Waardoor hij overtrof Ros-bayaard 148 148 Het welbekende paard der vier Heemskinderen; zie de afbeelding, des belust, in Alberdingk Thijms Karol. Verhalen. in 't pikeeren 149 149 berijden onder den man (verg. nog pikeur). ,
In ren of in tornooi, in springen of in keeren.
Maar als de muil op 't lest werd voortgebracht in 't perk,
En op zijn traagheid-van-naturen nam gemerk 150 150 acht gaf (verg. oog-gemerk, boven bl. 56 ). ,
Als de andre hengsten hem zoo wijd te boven gingen,
Het zij in wakkerheid van draven of van springen:
"Nu (sprak hij) merk ik licht, als ik mij zelven ken,
Dat ik van 't ezels bloed van oud gesproten ben."
De roemers varen zoo, die zot haar zelfs flatteeren,
En roemen van het geen zij in der daad ontberen;
Of iemand duizendmaal met roem zich zelf bekroont,
De ervarenheid betuigt, wat deugd bij iemand woont.

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «De complete werken van Joost van Vondel. 2»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «De complete werken van Joost van Vondel. 2» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «De complete werken van Joost van Vondel. 2»

Обсуждение, отзывы о книге «De complete werken van Joost van Vondel. 2» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x