Joost Vondel - De complete werken van Joost van Vondel. 2
Здесь есть возможность читать онлайн «Joost Vondel - De complete werken van Joost van Vondel. 2» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: foreign_poetry, Поэзия, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.
- Название:De complete werken van Joost van Vondel. 2
- Автор:
- Жанр:
- Год:неизвестен
- ISBN:нет данных
- Рейтинг книги:5 / 5. Голосов: 1
-
Избранное:Добавить в избранное
- Отзывы:
-
Ваша оценка:
- 100
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
De complete werken van Joost van Vondel. 2: краткое содержание, описание и аннотация
Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «De complete werken van Joost van Vondel. 2»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.
De complete werken van Joost van Vondel. 2 — читать онлайн ознакомительный отрывок
Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «De complete werken van Joost van Vondel. 2», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.
Интервал:
Закладка:
XVIII.
DE WOLF IN 'T SCHAAPS-KLEED VOOR DE KOOI VAN 'T SCHAAP
De wolf kwam tot de kooi der wapenlooze schapen,
Vermomd met 't lammren-vel, om d' hamel te betrapen 151 151 verschalken.
,
En bad hem, dat hij zich vervoegen wilde in 't woud,
Dat als een schoon priëel was loof-rijk opgebouwd;
Maar d' hamel zeide: "ik zou u geerne gaan verzellen,
Indien gij waart een wolf, die u te weer mocht 152 152 komt, vermocht te.
stellen,
Zoo eenig ongediert ons overviel in 't groen."
De wolf, gelijk verheugd om zulk een antwoord, toen
Van 't schaaps-vel zich ontsloeg, en sprak: "t'sa, gaan wij wakker!
Ik ben de wolf, uw vrund en aldertrouwste makker."
"Neen," sprak den hamel toen, "gaat uwer straten 153 153 uws weegs.
heen,
En hebt met uwsgelijk uw lust en vreugd gemeen;
Mijn schaaps-kooi ik behoe 154 154 bewaar, behoud, blijf bewonen.
, ter tijd ik, t' mijner bate,
Een trouw gezel bekoom, daarop 155 155 Thans waarop.
ik mij verlate:
Genoeg heb ik geleerd, aan deze uw vreemde pert 156 156 't Fransche part voor poets.
,
Dat onder 't schapen-vel school 't wreede wolven-hert."
't Is al van ouds, dat, om de onnooslen te verlokken
De wreeden 't schapen-vel arglistelijk aantrokken;
De schijn veeltijds bedriegt, dus is hij wijs bedacht,
Die jonker Wolfaart vreest, en zich voor 't schaaps-vel wacht.
XIX.
EEN HERDER ENDE EEN AFGOD
Den ossen-harder, tot afgoderij genegen,
Aanbad een houten-God, om rijkdom en om zegen;
Hij lag op 't aardrijk neêr, en bad de Godheid aan,
Op dat hem 't heilig hout van armoê mocht ontslaan;
Maar, als hij moê gebeên, na 157 157 Thans naar.
blinder 158 158 van blinde.
luiden zeden,
Noch schat noch rijkdom kreeg tot loon van zijn gebeden,
Hij, met een stalen aks, den afgod ging te keer,
Die brekende den hals viel van 't hoog altaar neêr,
Uitstortende een threzoor van schijven, die (uit zorgen)
Daar iemand voormaals in had bij geval verborgen.
Dies d' herder sprong van vreugd', en riep: "o Godheid mijn!
Uw weldaad niet verbeên, maar woû gedwongen zijn!"
Wat weldaad iemand doet, met kracht daar toe gedwongen,
De zulke ontbeert den lof op des ontvangers tongen 159 159 Thans tong.
;
Wie willig als van zelf zijn naasten deugd bewijst 160 160 deugd doet, weldoet.
,
Veroorzaakt, dat men hem voor zijne mildheid prijst.
XX.
DE VOS EN DE KATTEN
De schalke vos op 't veld de katten vast verzelde,
En van zijn listigheid veel snorkende vertelde,
Dat aller katten doen en hand-werk (hoe men 't acht)
Was muize-vangerij en enkel ratten-jacht.
Terwijl zij onderlinge aldus in 't twisten rezen,
En Reinert 161 161 Reintjen de vos.
boven haar de uitnemendste woû wezen,
Een koppel honden haar te schielijk overkoomt;
De simmen 162 162 Eig. apen; wellicht dacht Vondel aan de meer-kat.
klavren 163 163 Thans klouteren, maar eig. de verlengde vorm van klaven, dat de versterkte vorm van klieven is; verg. het Hoogd. klafter.
in de takken van 't geboomt;
Maar Reintjen, in gevaar, niet wetende waar vluchten,
Is fluks der brakken roof, en spreekt met diep verzuchten:
"Hoe ijdel is de roem desgenen voor gewis,
Die op de katten smaalde en nu haar schouwspel is;
Wanneer hij in gevaar, ja, hoop en troost ten ende,
Haar vlijtigheid aanschouwt en zelfs blijft in ellende!"
Die schier vergodet schijnt en alles hier toelacht,
Zich voor 't beroemen hoed' en voor 't bespotten wacht';
't Geluk is wankelbaar; wel hem, die wijs beraden
Zorgvuldelijk zich wacht van andre te versmaden.
XXI.
'T SERPENT EN 'T AAMBEELD
't Scherptandige serpent belust was te vermalen
Een aambeeld, herd van staal en ijzer t'eenemalen,
Maar kon verwinnen niet 164 164 Thans niets.
op zulken ijz'ren romp;
En maakte 't aambeeld niet, maar al zijn tanden stomp.
Als nu des diers gebit ten leste was bedorven,
Heeft het van 't aambeeld tot een antwoord dit verworven:
"Wat dolheid gaat u aan, dat, met een scherp gebit,
Gij om mijn herdheid te verbrijzlen zijt verhit!
Laat af, laat af in tijds, al waren uwe tanden
Van koper en van staal, ik maakte ze ter schanden."
Dees fabel wil de zulke aan-spreken zonderlingen,
Die zich aanmeten meer als menschelijke dingen.
Gelijk dat zotte volk, dat, met een ijdel hoop,
Een vaart langs 't Noorden zoekt, spijt der naturen loop:
Dat met een eiken plank, o stoute zee-gezellen!
Drijft door 't bergachtig ijs, gelijk als na der Hellen,
En blijfter al een schip in 't Noorden voor den tol,
Gelijk een toren, staan, zij varen even dol 165 165 Vondel rekende hier buiten de M'clures en Kanes onzer dagen.
.
XXII.
DE OUDE ENDE JONGE KREEFT
De schelpe-drager kreeft wild' haars gelijk aanwijzen,
Dat 't voorwaarts zwemmen meer als 't aarslen 166 166 zich achterwaarts bewegen (naar de oorspronkelijke beteekenis van 't woord).
is te prijzen:
Al was 't schoon, dat 167 167 Thans ofschoon ook.
nature haarluiden 168 168 Hunlieden, hun.
in dit deel
In 't scheppen hadde ontbloot van schoonheid al geheel,
Vermits zij andren hadde op andre wijs gegeven,
Met vinnen door het vocht recht voorwaarts uit te zweven.
Maar de onderwezen kreeft sprak zijnen makker aan,
Dewijl hij 't had geleerd, hij zoudet 169 169 Hij zou't het.
eerst bestaan,
En als een leerlijk beeld 170 170 voorbeeld.
het vochte veld doorploegen,
Hij wilde 171 171 zoo hij wilde.
recht op 't spoor hem na te volgen voegen 172 172 zich begeven.
.—
Gij, die 't voortrefflijk ambt eens leeraars vast bekleedt,
En andren haar gebrek te toonen zijt gereed,
U zelven eerst bestiert, wilt in u zelf genezen
't Geen gij in andren meent bestraffelijk te wezen;
Want als gij andren leert, en blijft van 't goede schuw,
Zoo blijft een dobbel zonde en grover vlek in u.
XXIII.
DE KRAAI EN 'T SCHAAP
De hongerige raaf, tot stelen altijd vlugge,
Vloog 't witgewolde schaap op zijnen bonten 173 173 Voor gepelsden; bont (naar Van Lennep's juiste opmerking) in denzelfden zin, als in bont- of pelswerker genomen.
rugge;
Uitplukkende van 't vlies de wol gelijk verwoed,
Doorpikt het blanke vel, en zuipt 't onnoosle bloed;
Het lammeken lijdt smert, doet niet dan droevig blaren,
Maar kan de vogel noch verschrikken noch vervaren.
Dies het ten leste spreekt: "bloed-zuipende tyran!
Gij zijt voorwaar op mij een dapper held en man;
Op mij, onnoozel dier en weerloos heel met allen 174 174 Anders gansch en al, heelendal.
!
Maar, hebdy 't hert, bestaat den hond eens aan te vallen."
De raaf wordt noch beweegd noch luistert naar die zang,
Zuipt 't jonge lamren-bloed, gaat vlijtig haren gang.
De klachten zijn vergeefs, vergeefs zijn al de tranen,
Die voor een dwingeland uitstorten de onderdanen;
Hij lacht in hun verdriet, hij groeit in hunne smert,
En voedt met haren druk de blijdschap in zijn hert.
XXIV.
DE VOS EN DE BIJEN
Den vos, in eenen strik geraakt in duizend lijen,
Besprongen eenen zwerm van hommelende bijen;
Die priemden 175 175 priemen en pramen, gelijk striemen en stramen.
Интервал:
Закладка:
Похожие книги на «De complete werken van Joost van Vondel. 2»
Представляем Вашему вниманию похожие книги на «De complete werken van Joost van Vondel. 2» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.
Обсуждение, отзывы о книге «De complete werken van Joost van Vondel. 2» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.