‘Ik weet het niet. Ik weet eigenlijk helemaal niets —’
De jongeman lachte en boog, ‘Zeer vereerd!’ zei hij. ‘Ik woon hier al drie jaar, maar ik ben er nog niet in geslaagd een noemenswaardige staat van niet-weten te bereiken.’ Hij maakte zich vrolijk, maar hij was erg vriendelijk en ik slaagde erin genoeg fragmenten Handdara bijeen te schrapen om te beseffen dat ik had staan opscheppen, precies alsof ik naar hem toe was gekomen en had gezegd: ‘Ik ben verschrikkelijk mooi…’
‘Ik bedoelde dat ik niets van de Voorspellers afweet —’
‘Benijdenswaardig!’ zei de jonge Inwoner, ‘Kijk, we moeten de verse sneeuw met onze voetafdrukken bezoedelen om ergens te komen. Mag ik u de weg wijzen naar de open plek? Ik heet Goss.’
Het was een voornaam, ‘Genry,’ zei ik; ik liet mijn ‘1’ vallen, Ik liep verder achter Goss aan de koele schaduw van het bos in. Het smalle pad veranderde vaak van richting, het kronkelde de helling op en weer omlaag; hier en daar, vlak langs het pad of tussen de stevige stammen van de hemmen, stonden de kleine, boskleurige huizen. Alles was rood en bruin, vochtig, stil, geurig en somber. Uit een van de huizen dreven vaag de zoete tonen van een Karhidische fluit. Goss liep licht en vlug, bevallig als een meisje, een paar meter voor me uit. Plotseling lichtte zijn witte hemd op en ik kwam na hem vanuit de schaduw in het volle zonlicht op een grote, groene weide.
Zes meter van ons af stond een gestalte, kaarsrecht en doodstil: zijn scharlakenrode hieb en zijn witte hemd als een mozaiek van schitterend email tegen het groen van het hoge gras. Honderd meter achter hem stond nog een standbeeld in blauw en wit; deze gestalte bewoog zich geen seconde en keek ook niet in onze richting terwijl we met de eerste praatten. Ze oefenden zich in de Handdara discipline van Aanwezigheid, wat een soort trance is — de Handdarata die erg van negatieve termen houden, noemen het een on-trance — die te maken heeft met persoonsverlies (persoonsuitbreiding?) door middel van extreme ontvankelijkheid en bewustzijn van de zintuigen. Hoewel de techniek precies tegenovergesteld is aan de meeste mystieke technieken, is het waarschijnlijk een mystieke discipline die iets op het ervaren van Immanentie lijkt; maar ik kan omtrent geen enkele gewoonte van de Handdarata iets met zekerheid zeggen. Goss sprak tegen de gestalte in het rood. Toen hij zijn intense bewegingloosheid verbrak en naar ons keek terwijl hij langzaam naar ons toeliep, voelde ik diep ontzag voor hem. In dat middaglicht schitterde hij met een eigen glans.
Hij was even lang als ik, en slank en hij had een helder, mooi open gezicht. Toen hij me aankeek, kreeg ik plotseling de neiging hem in gedachten aan te spreken in de denktaal die ik nog niet had gebruikt sinds mijn aankomst op Winter en die ik ook niet mocht gebruiken. De neiging was sterker dan mijn zelfbeheersing. Ik sprak hem aan. Er kwam geen antwoord. Er werd geen contact gelegd. Hij bleef me recht aankijken. Na enige tijd lachte hij en zei hij met een zachte, tamelijk hoge stem: ‘U bent de Gezant, nietwaar?’
Ik stotterde en zei:’la.’
‘tk heet Faxe. We zijn zeer vereerd u te ontvangen. Wilt u enige tijd bij ons blijven in Otherhord?’
‘Graag. Ik probeer iets te weten te komen over uw methode van Voorspellen. En als er iets is dat ik u op mijn beurt kan vertellen over wat ik ben, waar ik vandaan kom —’
‘Wat u maar wilt,’ zei Faxe met een serene glimlach. ‘Het is zeer plezierig dat u de Oceaan van de Ruimte bent overgestoken en dan nog eens vijftienhonderd kilometer aan uw reis toevoegt, plus een tocht door het Kargavgebergte om ons hier te bezoeken.’
‘Ik wilde naar Otherhord vanwege de roem van zijn Voorspellingen.’
‘Dan wilt u ons misschien zien voorspellen. Of heeft u zelf een vraag?’
Zijn heldere ogen dwongen me de waarheid te zeggen. ‘Ik weet het niet,’ zei ik.
‘ Nusuth ,’ zei hij, ‘doet er niet toe… Misschien zult u als u hier een tijdje bent merken of u een vraag hebt of niet… Er zijn maar bepaalde ogenblikken waarop de Voorspellers bijeen kunnen komen, weet u, zodat u in elke geval enige dagen bij ons zou wonen.’
Dat deed ik, en het waren aangename dagen. Er was geen dagindeling, behalve voor het gemeenschappelijke werk: werk op het land, in de tuin, houthakken, onderhoud, waarvoor een beroep werd gedaan op de gasten, zoals ik, door de groep die het het hardst nodig had. Afgezien van het werk, kon er een hele dag voorbij gaan zonder dat er een woord werd gesproken; degenen waarmee ik het meest praatte waren de jonge Goss en Faxe, de Wever, wiens buitengewone karakter, even klaar en peilloos als een zeer heldere bron, een wezenlijke weergave was van het karakter van de hele Sterkte, ‘s Avonds kwamen we vaak bijeen in de haardkamer van een van de lage, door bomen omringde huizen; er werd gepraat en bier gedronken, en soms werd er muziek gemaakt, de krachtige muziek van Karhide, eenvoudig van melodie maar met een zeer ingewikkeld ritme, altijd ex tempore gespeeld. Op een van die avonden dansten er twee Inwoners, die zo oud waren dat ze wit haar hadden en uitgeteerde ledematen. Hun donkere ogen gingen half verborgen achter de plooien van hun buitenste ooghoeken. Ze dansten langzaam, nauwkeurig en beheerst; oog en geest werden volkomen in beslag genomen. Om Drie Uur na het eten begonnen ze te dansen. Muzikanten vielen in en hielden weer op wanneer ze wilden, behalve de drummer die geen ogenblik zijn subtiel wisselend ritme staakte. Om Zes Uur ‘s nachts, na vijf Terraanse uren dansten de twee oude dansers nog. Dit was de eerste keer dat ik het verschijnsel dothe waarnam — het vrijwillige, beheerste gebruik van wat wij ‘hysterische kracht’ noemen — en daarna was ik meer geneigd de verhalen over de Oude Mannen van de Handdara te geloven.
Het was een introvert leven, het voorzag in eigen behoeften, was rustig en vol van dat ene ‘niet-weten’ dat zo door de Handdarata wordt gewaardeerd, en gehoorzaam aan hun regel van werkeloosheid of non-interferentie. Die regel (uitgedrukt in het woord nusuth , dat ik moet vertalen met ‘doet er niet toe’) is de spil van de cultus, en ik matig me niet aan er iets van te begrijpen. Maar na een halve maand in Otherhord, begon ik Karhide beter te begrijpen. Onder de politiek, de parades en de passies vau dat land leeft een oude duisternis, passief, anarchistisch en zwijgzaam, de vruchtbare duisternis van de Handdara.
En uit die stilte rijst op onverklaarbare wijze de stem van de Voorspeller op.
De jonge Goss, die mij met veel plezier tot gids diende, vertelde me dat mijn vraag aan de Voorspellers alles kon betreffen en dat ik hem kon formuleren zoals ik wilde. ‘Hoe meer de vraag bepaald en beperkt is, hoe vastomlijnder het antwoord,’ zei hij. ‘Vaagheid lokt vaagheid uit. En op sommige vragen is natuurlijk geen antwoord te geven.’
‘En als ik nou zo’n vraag stel?’ vroeg ik. Dit verstoppertje spelen kwam me geaffecteerd, maar niet onbekend voor. Maar ik rekende niet op zijn antwoord: ‘De Wever zal hem weigeren. Niet te beantwoorden vragen zijn al herhaaldelijk de ondergang geweest van groepen Voorspellers.’
‘De ondergang?’
‘Ken je het verhaal van de Heer van Shorth, die de Voorspellers van de Sterkte Asen dwong antwoord te geven op de vraag Wat is de zin van het leven? Nou, dat was een paar duizend jaar geleden. De Voorspellers bleven zes dagen en nachten in de duisternis. Aan het eind waren alle Celibatairen katatonisch, de Zanies waren dood en de Verdor vene sloeg de Heer van Shorth dood met een steen en de Wever… Hij heette Meshe.’
‘De stichter van de Yomesh cultus?’
‘Ja,’ zei Goss en hij lachte alsof hij het een erg leuk verhaal vond, maar ik wist niet of de grap de Yomeshta betrof of mij.
Ik had besloten een ja-of-nee vraag te stellen, zodat in ieder geval duidelijk zou zijn in welke mate en soort het antwoord duister of dubbelzinnig zou zijn. Faxe bevestigde wat Goss had gezegd, dat de vraag iets kon betreffen waar de Voorspellers helemaal niets van wisten. Ik kon vragen of de hoolmoogst dit jaar goed zou zijn op het noordelijk halfrond van S, en ze zouden antwoorden, hoewel ze tot nu toe zelfs niet wisten dat er een planeet S bestond. Dat leek de zaak op het vlak van de zuivere waarschijnlijkheidsleer te brengen, samen met duizendbladstengels en opgegooide munten. Nee, zei Faxe, helemaal niet, waarschijnlijkheid had er niets mee te maken. Het hele proces was in feite precies het tegenovergestelde van waarschijnlijkheid.
Читать дальше