‘Als dat alles is waar we op af moeten gaan, is het tenminste iets,’zei Ender.
‘Eekhoorns hebben nooit sterschepen gebouwd,’zei Graff. ‘Gewoonlijk telt de weg tussen het verzamelen van noten en zaden en het oogsten van planetoïden en het opzetten van permanente onderzoeksstations op de manen van Saturnus nogal wat tussenstappen.’
De kruiperds konden waarschijnlijk ongeveer hetzelfde lichtspectrum waarnemen als mensen en hun schepen en grondinstallaties hadden kunstmatige verlichting. Maar hun voelsprieten leken bijna rudimentair. Uit hun anatomie bleek op geen enkele manier dat reuk, gevoel of gehoor voor hen een bijzondere rol speelden. ‘We kunnen het natuurlijk nooit zeker weten, maar wij konden geen enkele manier ontdekken waarop ze geluid gebruikt zouden kunnen hebben voor communicatie. Het gekst van alles was nog wel dat ze op hun schepen ook geen communicatieapparatuur hadden. Geen radio’s, niets dat enige soort signaal zou kunnen versturen of ontvangen.’
‘Ze communiceren van schip naar schip. Ik heb de video’s gezien, ze praten met elkaar.’
‘Dat is waar, maar van lijf naar lijf, van geest naar geest. Dat is het belangrijkste wat we van hen te weten zijn gekomen. Hoe ze het ook doen, hun communicatie kost geen tijd. De snelheid van het licht is geen belemmering. Toen Mazer Rackham hun invasievloot versloeg, gooiden ze er allemaal het bijltje bij neer. Meteen. Allemaal tegelijk. Er was geen tijd geweest voor een bericht. Alles hield gewoon op.’
Ender herinnerde zich de beelden van ongedeerde kruiperds die dood op hun post zaten.
‘Toen wisten we dat het mogelijk was. Om sneller dan het licht te communiceren. Dat was zeventig jaar geleden, en toen we eenmaal wisten dat het mogelijk was, deden we het. Ik persoonlijk natuurlijk niet, ik was toen nog niet eens geboren.’
‘Hoe is het dan mogelijk?’
‘Ik kan je de filootnatuurkunde niet uitleggen. Trouwens de helft ervan wordt door niemand begrepen. Wat belangrijk is, is dat we de weerwort hebben gebouwd. De officiële naam is filootparallaxmomentcommunicator, maar iemand dook uit een oud boek ergens de naam weerwort op en die sloeg aan. Niet dat trouwens erg veel mensen het bestaan van het apparaat kennen.’
‘Dat betekent dat schepen met elkaar zouden kunnen praten al zaten ze elk aan de andere kant van het zonnestelsel,’zei Ender.
‘Het betekent,’zei Graff, ‘dat schepen met elkaar zouden kunnen praten al zaten ze elk aan de andere kant van het melkwegstelsel. En de kruiperds kunnen het zonder machines.’
‘Dus toen ze verslagen waren wisten ze het op hetzelfde moment,’zei Ender. ‘Ik vermoedde altijd al zo iets — iedereen zei altijd dat ze misschien wel pas vijfentwintig jaar geleden gemerkt hebben dat ze de strijd verloren hebben.’
‘Dat is om de mensen niet in paniek te laten raken,’zei Graff. ‘Ik vertel je trouwens nu dingen die je absoluut niet mag weten als je ooit het I.V.-Hoofdkwartier zou verlaten. Vóór het eind van de oorlog.’
Ender was kwaad. ‘Als u me ook maar een beetje kent zou u toch moeten weten dat ik een geheim kan bewaren.’
‘Het is een vaste regel. Mensen onder de vijfentwintig worden als een gevaar voor de veiligheid beschouwd. Het is erg onrechtvaardig tegenover een heleboel zeer verantwoordelijke kinderen, maar het helpt wel om het aantal mensen dat per ongeluk iets zou kunnen verklappen klein te houden.’
‘Waar is al die geheimzinnigheid trouwens nodig voor?’
‘Omdat we een paar verschrikkelijke risico’s genomen hebben, Ender, en we niet willen dat elk netwerk op aarde die beslissingen gaat bekritiseren. Zie je, zodra we een werkende weerwort hadden, hebben we die in onze beste sterschepen gestopt en die erop uitgestuurd om de thuisstelsels van de kruiperds aan te vallen.’
‘Weten we waar ze nu zijn?’
‘Ja.’
‘Dus we wachten niet op de Derde Invasie.’
‘Wij zijn de Derde Invasie.’
‘Wij vallen hen aan. Niemand zegt dat. Iedereen denkt dat wij een reusachtige vloot van oorlogsschepen hebben die in het kometenafweerscherm de wacht houdt —’
‘Zelfs niet één schip. We zijn hier volkomen onbeschermd.’
‘En als ze nou een vloot sturen om ons aan te vallen?’
‘Dan zijn we er geweest. Maar onze schepen hebben zo’n vloot niet waargenomen en ook geen tekenen die op het bestaan ervan wijzen.’
‘Misschien hebben ze het wel opgegeven en zijn ze van plan om ons met rust te laten.’
‘Misschien. Je hebt de videobanden gezien. Zou jij het voortbestaan van de mensheid willen laten afhangen van de kans dat ze het opgegeven hebben en ons met rust zullen laten?’
Ender probeerde te overzien hoeveel tijd er intussen verstreken was. ‘En de schepen reizen nu al zeventig jaar —’
‘Een deel ervan. Andere dertig jaar en weer andere nog maar twintig jaar. We maken nu betere schepen. We hebben inmiddels beter geleerd hoe we met de ruimte moeten omgaan. Maar elk sterschip dat niet nog afgebouwd moet worden is onderweg naar een wereld of een buitenpost van de kruiperds. Elk sterschip, met een buik vol kruisers en jagers, nadert daarginds de kruiperds. Ze minderen vaart omdat ze er al bijna zijn. De eerste schepen stuurden we naar de allerverste doelen, de jongere schepen naar doelen dichterbij. We hebben het allemaal behoorlijk goed getimed. Binnen een periode van een paar maanden zullen ze allemaal binnen gevechtsbereik van hun doel komen. Jammer genoeg zal onze primitiefste, verouderde uitrusting hun thuiswereld moeten aanvallen. Hoewel ze goed genoeg bewapend zijn — wij hebben een aantal wapens die de kruiperds nog nooit gezien hebben.’
‘Wanneer arriveren ze ter plaatse?’
‘Binnen de komende vijf jaar, Ender. Op het I.V.-Hoofdkwartier is alles ervoor klaar. De hoofdweerwort staat er opgesteld en houdt contact met onze hele invasievloot; de schepen zijn allemaal in orde en gevechtsklaar. Het enige dat ons nog ontbreekt is een commandant die de strijd kan leiden. Iemand die weet wat hij met die schepen moet aanvangen als ze ter plaatse arriveren.’
‘En als nou niemand weet wat hij ermee moet aanvangen?’
‘Dan doen we gewoon ons best met de beste bevelhebber die we kunnen krijgen.’
Dat ben ik dus, dacht Ender. Ze willen dat ik over vijf jaar klaar ben. ‘Kolonel Graff, er is geen kijk op dat ik op tijd klaar ben om het bevel over een hele vloot te voeren.’
Graff haalde zijn schouders op. ‘Nou en. Jij doet gewoon je best. Als je nog niet klaar bent, zien we ons wel te redden met wat we hebben.’
Dat stelde Ender een beetje gerust.
Maar niet lang. ‘Op dit moment hebben we natuurlijk helemaal niemand, Ender.’
Ender wist dat dit weer een van Graffs spelletjes was. Hij wil mij laten geloven dat het allemaal van mij afhangt, om te voorkomen dat ik ga slabakken, om ervoor te zorgen dat ik mezelf tot het uiterste zal drijven.
Maar, spelletje of niet, het zou ook waar kunnen zijn. En dus zou hij zo hard mogelijk werken. Dat had Val van hem verlangd. Vijf jaar. Nog maar vijf jaar tot de vloot arriveert en ik weet nog helemaal niks. ‘Over vijf jaar ben ik nog maar vijftien,’zei Ender.
‘Bijna zestien,’zei Graff. ‘Het hangt er helemaal vanaf wat je dan zult weten.’
‘Kolonel Graff,’zei hij. ‘Ik wil eigenlijk alleen maar terug naar de Aarde en in het meer zwemmen.’
‘Als we de oorlog gewonnen hebben,’zei Graff. ‘Of verloren natuurlijk. Voor ze hier arriveren om ons af te maken hebben we nog een paar tientallen jaren. Het huis blijft wel staan en ik beloof je dat je kan zwemmen zoveel je hartje begeert.’
‘Maar dan ben ik nog steeds te jong om geen veiligheidsrisico meer te vormen.’
‘We laten je gewoon dag en nacht bewaken door een gewapende schildwacht. De militairen weten wel hoe ze zulke dingen moeten aanpakken.’
Читать дальше