Ender leerde hun van alles over gevechtstactiek in nul g omstandigheden. Maar waar kon Ender terecht om nieuwe dingen op te steken?
Hij begon de videozaal te gebruiken die vol stond met propagandabanden over Mazer Rackham en andere beroemde bevelhebbers van de menselijke strijdkrachten uit de Eerste en de Tweede Invasie. Ender maakte de algemene oefenperiode een uur korter en gaf zijn pltonleiders de gelegenheid om in zijn afwezigheid zelf met hun manschappen te oefenen. Meestal organiseerden ze nepschermutselingen van plton tegen plton. Ender bleef lang genoeg om te zien of alles goed ging en vertrok dan om naar de oude gevechten te gaan kijken.
De meeste videobanden waren zonde van zijn tijd. Heldhaftige muziek, close-ups van bevelhebbers en met medailles onderscheiden soldaten, verwarde opnames van mariniers die kruiperdinstallaties binnendrongen. Maar hier en daar trof hij toch bruikbare stukjes film aan: schepen die als lichtpunten in de donkere ruimte manoeuvreerden of nog beter de lichtjes op de scheepsschermen die een volledig overzicht van een gevecht gaven. Het was moeilijk om op de videobanden alle drie de dimensies te zien en de reeksen waren vaak kort en niet van uitleg voorzien. Maar Ender begon te zien hoe goed de kruiperds gebruik maakten van schijnbaar willekeurige vlucht-patronen om verwarring te zaaien, hoe ze lokaas en schijnbewegingen gebruikten om de I.V.-schepen in de val te laten lopen. Sommige gevechten waren in een heleboel kleine stukjes geknipt die over verschillende videobanden verdeeld waren; door die in de juiste volgorde te bekijken kon Ender hele gevechten reconstrueren. Hij begon dingen te zien die de officiële commentatoren nooit noemden. Zij deden nooit anders dan trots proberen te wekken voor wat de mensen bereikt hadden en walging voor de kruiperds, maar Ender begon zich af te vragen hoe het in hemelsnaam mogelijk was dat de mensheid had gewonnen. Mensenschepen waren log; vloten reageerden ondraaglijk traag op nieuwe omstandigheden terwijl de kruiperd-vloot als een volmaakte eenheid leek te opereren en ogenblikkelijk reageerde op elke nieuwe uitdaging. Natuurlijk waren in de Eerste Invasie de mensenschepen volkomen ongeschikt voor snelle gevechten, maar dat waren de kruiperdschepen toen ook; pas in de Tweede Invasie waren de schepen en de wapens snel en dodelijk.
Het waren dus de kruiperds en niet de mensen waarvan Ender nieuwe strategische kennis opdeed. Hij schaamde zich en vond het ook griezelig om iets te leren van die meer dan afgrijselijke, afzichtelijke, moordlustige en walgelijke vijanden. Maar ze waren ook heel goed in wat ze deden. Tot op zekere hoogte. Ze leken wel altijd maar een enkele basistactiek te volgen — het grootste aantal schepen bijeenbrengen op het punt waar de strijd het hevigst was. Ze deden nooit iets verrassends, iets dat blijk gaf van een briljante inval of een stommiteit van een ondergeschikte officier. Kennelijk hadden ze een zeer strakke discipline.
En er was iets eigenaardigs. Er werd een hele hoop over Mazer Rackham gekletst maar er was verdomd weinig filmmateriaal over zijn eigenlijke gevecht. Een paar taferelen uit het begin van de slag waarin Rackhams kleine strijdmacht zielig afstak bij de enorme overmacht van de hoofdvloot van de kruiperds. De kruiperds hadden de hoofdvloot van de mensen al verslagen ter hoogte van het kometenafweerscherm, waarbij ze de oudste sterschepen wegvaagden en de menselijke pogingen om hoogstaande tactiek te beoefenen tot een lachertje maakten — die film werd vaak vertoond, om telkens weer het leed en de verschrikking van de overwinning van de kruiperds op te rakelen. Vervolgens stootte de vloot dan op de kleine strijdmacht van Mazer Rackham die zich in de nabijheid van Saturnus ophield; de hopeloos ongelijke verhoudingen werden getoond en dan —
Dan loste de kleine kruiser van Mazer Rackham één schot waarmee hij één van de vijandelijke schepen opblies. Dat was alles wat ze ooit lieten zien. Meters film waarop mariniers zich met snijstraalders toegang verschaften tot kruiperdschepen. In de schepen overal hopen kruiperdlijken. Maar geen opnames van kruiperds die iemand doodden in handgemeen, tenzij in opnames uit de Eerste Invasie die ertussen gemonteerd waren. Het frustreerde Ender dat de overwinning van Mazer Rackham zo duidelijk aan censuur was onderworpen. Leerlingen van de Krijgsschool konden van Mazer Rackham heel wat opsteken en alles wat met zijn overwinning te maken had werd uit beeld geweerd. Deze passie voor geheimhouding was niet bepaald een steun voor de kinderen die moesten leren om Mazer Rackhams prestatie te herhalen.
Zodra bekend begon te worden dat Ender Wiggin eindeloos naar de videobanden van de oorlog zat te kijken, trok de videozaal natuurlijk een hele drom volk. Het waren bijna allemaal bevelhebbers die dezelfde banden bekeken als Ender en net deden of ze begrepen waarom hij ernaar keek en wat hij ervan opstak. Ender legde nooit iets uit. Zelfs toen hij een keer zeven reeksen uit één zelfde gevecht maar afkomstig van verschillende banden liet zien, was er maar één jongen die aarzelend vroeg: ‘Zijn soms een paar van die opnames van hetzelfde gevecht?’
Ender haalde alleen zijn schouders op alsof het niet belangrijk was.
In het laatste uur van de oefenperiode op de zevende dag, nog maar een paar uur nadat Enders leger zijn zevende wedstrijdgevecht had gewonnen, stapte majoor Anderson in eigen persoon de videozaal binnen. Hij overhandigde een van de aanwezige bevelhebbers een strookje papier en zei toen tegen Ender: ‘Kolonel Graff wenst je nu direct te spreken in zijn kamer.’
Ender stond op en liep achter Anderson de gangen door. Anderson ontsloot met zijn handpalm de sloten die de leerlingen uit de officiersverblijven weghielden; tenslotte bereikten ze de ruimte waar Graff wortel had geschoten in een draaistoel die met bouten aan de stalen vloer vastgezet was. Zijn buik hing nu over allebei de armleuningen, zelfs als hij rechtop zat. Ender probeerde zich te herinneren hoe Graff er vroeger had uitgezien. Toen Ender hem nog maar vier jaar geleden voor het eerst zag, had Graff niet bijzonder dik geleken. De tijd en de spanningen waren niet vriendelijk geweest voor de directeur van de Krijgsschool.
‘Nog maar zeven dagen geleden had je je eerste wedstrijdgevecht, Ender,’zei Graff.
Ender gaf geen antwoord.
‘En in die zeven dagen heb je zeven wedstrijdgevechten gewonnen; elke dag één.’
Ender knikte.
‘Je scores zijn ook ongewoon goed.’
Ender knipperde met zijn oogleden.
‘Waaraan schrijf je je opmerkelijke succes toe, commandant?’
‘U heeft me een leger gegeven dat alles doet wat ik maar kan bedenken om het te laten doen.’
‘En wat heb je het te doen gegeven?’
‘We oriënteren ons met de vijandelijke poort als beneden en gebruiken onze onderbenen als schild. We mijden massaformaties en blijven beweeglijk. Het helpt dat ik vijf pltons van acht man heb in plaats van vier pltons van tien man. Bovendien hebben onze vijanden de tijd nog niet gehad om doelmatig op onze nieuwe technieken te reageren en we kunnen dus blijven winnen door steeds dezelfde kunstjes uit te halen. Dat zal niet lang stand kunnen houden.’
‘Je verwacht dus niet dat je zult blijven winnen.’
‘Niet met dezelfde trucjes, nee.’
Graff knikte. ‘Ga zitten, Ender.’
Ender en Anderson gingen allebei zitten. Graff keek Anderson aan en Anderson nam het woord. ‘In wat voor conditie is je leger nu het zo vaak strijd heeft moeten leveren?’
‘Het bestaat inmiddels geheel uit veteranen.’
‘Maar hoe gaat het met ze? Zijn ze moe?’
‘Als ze dat zijn, dan geven ze het in ieder geval niet toe.’
‘Zijn ze nog steeds scherp?’
‘Jullie beheren de computerspellen die met de menselijke geest rommelen. Dat kunnen jullie mij beter vertellen.’
Читать дальше