* * *
Dai Davies, even nonchalant onder dit alles als de poëtische zoon van Poseidon in de studeerkamer van zijn vader, zag het brede grijze Kanaal van Bristol hier en daar staalachtig glanzen in het door de mist gefilterde zilveren licht van de ondergaande zon, terwijl het water centimeter na centimeter tegen de doornige helling opkroop aan de overkant van de straat.
De laatste keer dat hij keek vochten er twee stoomboten tegen de vloed terwijl ze de oceaan opvoeren. Nu waren ze verdwenen, hadden alleen een verzameling wrakstukken en een paar verre, kleine bootjes achtergelaten die hij de moeite van het turen niet waard vond.
Een tijdje geleden had hij de radio aangezet en geluisterd naar de gespannen berichten over de monsterlijke vloedgolven; en koppig gekakel dat ze werden veroorzaakt door het grote aantal aardbevingen dat de laatste twaalf uur de aardkorst had geteisterd; en oproepen voor boten en bussen en treinen dat ze dit, dat, en het onmogelijke moesten doen; en grimmige, hysterische, ingewikkelde bevelen aan heel Engeland, leek het Dai, dat iedereen ergens anders heen moest, bij voorkeur naar de top van Mount Snowdon.
Hij nam aan dat het vorige afleveringen van deze driftige waarschuwingen waren geweest die de laffe Somersets op de vlucht hadden gejaagd — waarbij ze, gierig als ze waren, hun drank achter slot en grendel hadden gezet — en toen was hij in een Walt Disney stemming geraakt, en huppelde hij op en neer en zong luidkeels: ‘Wie is er bang voor de grote slechte vloed? In ieder geval Dai niet!’
Maar toen waren de lichten met een groen-wit gesputter uitgegaan, en ook de radio, en hij had om de boel wat vrolijker te maken kaarsen opgescharreld en er zeven met hun eigen hete vet op artistieke wijze scheef op de toog bevestigd.
Nu schonk hij ze weer zijn aandacht, en ze flakkerden allemaal prachtig, de vlammen dansten als zeven zilver-gouden maagden, hun schijnsel glinsterde zacht in de prachtige, groen-en-amberen, keurig geëtiketteerde boeken achter de bar.
Laten we eens kijken, dacht hij terwijl hij langzaam langs de maagdelijke vlammen liep, het is lang geleden dat ik in Old Bushmills van Thomas Hardy heb gebladerd, maar sommige van de cantos van Vat 69 van Ezra Pound zijn ook erg verleidelijk. Wat gaat het nu worden? Of misschien — ja! — als buitenlands opfrissertje, Kirchwasser door Heinreich Heine!
* * *
Generaal Spike Stevens en Kolonel Mab lagen zij aan zij vijfentwintig centimeter onder het betonnen plafond op de bed-grote bovenkant van een flinke stalen kast. Ze was haar zaklamp kwijtgeraakt, maar de zijne zat nog op zijn borst gebonden. Hij scheen op een stil oppervlak van zwart water, vijftien centimeter onder de bovenrand van de kast. Zelf lagen ze ook erg stil. Hun hoofden ronkten van de druk van de lucht, die warm was vanwege diezelfde samenpersing.
Er was niets om naar te kijken, behalve het rooster van een ventilator achter het hoofd van Kolonel Mab.
De generaal zei — en zijn stem klonk vreemd nors en veraf — ‘Ik begrijp niet waarom met deze luchtdruk de lucht niet verdwijnt door dit — ‘hij wees naar de ventilator — ‘en dan, fini. Moet verstopt zijn — misschien is een of andere anti fall-out klep dichtgeslagen.’
Kolonel Mab schudde het hoofd. Ze lag op haar rug. ‘Het is eerst niet makkelijk te zien,’ zei ze zacht, ‘maar de ventilatorschacht zit vol water. Het puilt een heel klein beetje uit in de vierkantjes in de ventilator, zoals kleine zwarte kussentjes of grote zwarte vingertoppen. De druk van het water van boven en die van beneden zijn met elkaar in evenwicht — voorlopig, in ieder geval, en zo lang als de gaten in het rooster niet verstoord worden.’
‘Je verbeeldt het je maar,’ vertelde de generaal haar. ‘Dat is je slechte kennis van de hydrostatica. De druk op het water onder ons moet wel groter zijn. En dan zou het de lucht voor zich uit moeten persen.’
‘Misschien is de liftkoker nog niet helemaal vol,’ antwoordde Kolonel Mab schouderophalend. ‘Maar ik verbeeld me niets.’
Ze reikte omhoog en porde met een vinger door het dichtstbijzijnde gat in het rooster, trok hem toen snel weg toen een stroom water ter dikte van een sigaar recht omlaag spoot en met veel geraas in het stille water onder hun plonsde, een effect als van een olifant die zich van vloeistof ontdoet.
De generaal greep haar bij haar schouder. ‘Jij verdomde stomme teef,’ snauwde hij. Toen keek hij haar in het gezicht en stak zijn vingers achter haar boord, en trok het omlaag. ‘Ja,’ zei hij bars, en knikte eenmaal. ‘Of je het leuk vindt of niet.’
Hij aarzelde, zei toen verontschuldigend maar heel koppig. ‘We kunnen nergens anders heen ontsnappen, is het niet, behalve in elkaar.’
Ze grijnsde met ontblote tanden. ‘Laten we dit goed aanpakken, jij grote bastaard van een officier.’ Ze kneep haar ogen iets dicht. ‘We zijn er geweest,’ zei ze bedachtzaam, ‘maar als we het zo kunnen regelen dat we klaarkomen op het moment dat we verzuipen… We moeten wachten tot het water boven ons komt. Het moet niet te snel gaan…’
‘Herejezus, je bent een genie, Mab!’ zei de generaal luid, en grijnsde op haar neer als een vierkant doodshoofd.
Ze fronste. ‘Dat is nog niet alles,’ zei ze juist luid genoeg om door hem verstaan te worden boven het kletteren van de waterspuiten — er waren er nu drie. ‘Er is nog iets anders. Maar dit is voldoende om te beginnen, en de rest herinner ik me wel als we bezig zijn.’
Ze knoopte haar drijfnatte jas en overhemd los en haakte haar beha los. De zaklamp op zijn borst scheen op haar borsten. Hij ging haar binnen, en ze zetten zich aan het werk. ‘Ga nu langzaam, ouwe klootzak,’ zei ze tegen hem.
Toen hij haar tegen zich aanklemde drukte de lamp een roodachtig vierkant in haar romp dat haar borsten zwak deed gloeien.
Toen het water een paar centimeter onder de bovenkant van de kast stond hielden ze een pauze.
‘Als ratten in de val,’ vertelde ze hem vergenoegd.
‘Je hebt een lekkere staart, Mevrouw Rat,’ zei hij tot haar. ‘Ik heb altijd gedacht dat je lesbisch was.’
‘Ben ik ook,’ zei ze. ‘Maar dat is niet alles wat ik ben.’ Hij zei: ‘Over die zwarte tijger die we dachten te zien —’
‘Die hebben we echt gezien,’ zei ze. Toen verscheen er een glimlach op haar gelaat. ‘De wurgdood is een zeer kalme dood,’ zei ze. Zij peddelde met haar hand in het water, alsof ze op haar rug in een kano lag. ‘Dat komt uit De Gravin van Malfi, Generaal. Graaf Ferdinand. Prettig, vind je niet?’ Toen hij nadenkend fronste zei ze, nog steeds rustig glimlachend: ‘Ik heb op verschillende plaatsen gelezen dat een opgehangen man altijd klaarkomt — en wurgen lijkt op ophangen. Ik weet niet of het ook voor vrouwen geldt, maar dat zal wel, en mijn sekse moet altijd het risico lopen. Als het ons lukt alle drie dingen tegelijk te laten gebeuren…
Vind je het leuk om een vrouw te vermoorden, Generaal? Ik ben lesbisch, Generaal, en ik heb met meisjes geslapen die jij nooit hebt gekregen. Herinner je je dat meisje met die rode haren in Statistiek dat een tic in haar linkeroog placht te krijgen als jij tegen haar blafte?’
Op dat moment welde het water over de rand van de kast, en de ventilator scheurde uit de muur, en er begon een geweldig anorganisch gesnik toen afwisselend een straal water uit het gat schoot en een bel lucht erin ontsnapte. De kast schudde.
De Generaal en Kolonel Mab gingen weer aan het werk.
‘Ik zal niet meteen beginnen met hard knijpen, jij verdomde meiden-onterende teef,’ schreeuwde hij in haar oor. ‘Ik zal eraan denken dat jij de vrouw bent.’
‘Denk je dat?’ schreeuwde ze terug, en haar wurgershanden met de lange vingers, de sterke vingers kwamen tussen zijn armen omhoog en sloten rond zijn nek.
Читать дальше