De sopraan van de oceaanharp wordt geleverd door de echo’s en nieuwe echo’s van de getijden in baaien, riviermonden, straten en zeeën die gedeeltelijk door land worden omsloten. Deze korte snaren zijn vaak het luidst en het heftigst, zoals een viool een basvedel overstemt: de hoogrijzende getijden van Fundy en de mond van de Severn, van Noord Frankrijk en de Straat van Magellaan, van de Arabische en Ierse Zee.
Beroerd door de zachte vingers van de maan trillen de watergordels zachtmoedig — een centimeter of vijftig op en neer, anderhalve meter, drie meter, zelden zes meter, en uiterst zelden meer.
Maar nu was de harp van de zeeën aan de handen van Diana en Apollo onttrokken en werd hij getokkeld door tachtig maal sterkere vingers. Tijdens de eerste dag na het verschijnen van de Zwerver rezen en daalden de getijden vijf tot vijftien maal hoger en lager dan normaal, en tien tot vijfentwintig keer tijdens de tweede dag, naarmate het water beter luisterde naar het wilde harpspel van de Zwerver. Een vloed van twee meter werd twintig meter; van twintig meter tweehonderd — en meer.
Deze reuzengetijden volgden in het algemeen de oude patronen — een andere harpspeler, maar dezelfde harp. Tahiti was slechts een van de vele gebieden op aarde — die overigens niet allemaal diep in het binnenland lagen — die de aanwezigheid van de Zwerver geheel onbewogen liet, die zich nauwelijks van hem bewust waren, alleen als een opzichtig astronomisch schouwspel.
De kusten roepen een halt toe aan de zeeën, met muren die de getijden zelf helpen oprichten. Slechts in een paar plaatsen staan de zeeën tegenover lange stukken vlak land waar het tij elke dag zevenmijls stappen kan nemen in de richting van het land en terug: Holland en Noord Duitsland, nog een paar andere stranden en brakke moerassen, Noordwest Afrika.
Maar er zijn vele vlakke kusten die maar enkele meters boven de oceaan liggen. Daar bewogen de vermenigvuldigde getijden die de Zwerver opriep zich twintig, vijftig, honderd en meer kilometers over het binnenland. Met grote koppen water achter zich en versmallende valleien voor zich bewogen sommige zich snel en vernietigend, beladen met wrakstukken, gevuld met zand en aarde, en voortrollend op kletterende stenen en rotsblokken. Op andere plaatsen geschiedde de invasie van het tij zwijgend als de dood. Bij plaatsen met hoge vloed en hoge, maar niet erg hoge kustwallen — Fundy, het kanaal van Bristol, de monden van de Seine en de Thames en de Fuchun — spoelde het water over: grote paddestoelen van water die zich in alle richtingen over het land haastten.
Ondiepe continentale platten werden schoongeveegd door de zuigkracht van de eb, en het zand stortte in afgronden in de oceaan. Diepgelegen riffen en eilanden kwamen bloot te liggen; andere werden even diep begraven. Ondiepe zeeën en golven, zoals die van Perzië, werden een of twee maal daags geleegd. Straten werden dieper uitgesneden. Zeewater stroomde over lage schiereilanden. Hele provincies en landen van vruchtbare velden werden met zout vergiftigd. Kudden werden weggespoeld. Huizen en steden werden plat geschuurd. Grote havens verdronken.
Ondanks de vloed van rampen en het onverwachte van de astronomische aanval werden er wonderlijke reddingen verricht: duizend Duinkerkens, honderdduizend dappere improvisaties. Op rampen ingestelde organisaties zoals de kustwacht en het Rode Kruis functioneerden zeer verdienstelijk; en sommige van de voorbereidingen tegen atoom- en andere rampen bewezen hun nut.
Toch stierven er miljoenen.
Sommigen zagen het ongeluk aankomen en waren in staat te vluchten en deden dat. Anderen, zelfs in gebieden die het zwaar te verduren hadden, deden dat niet.
* * *
Dai Davies schreed over de smerige en met afval bezaaide bodem van de mond van de Severn, door de optrekkende lichte mist, met de razende energie en concentratie van een dronkenlap op het toppunt van zijn alcoholische krachten. Zijn kleren en handen waren vuil geworden toen hij twee maal was gevallen, maar beide keren was hij overeind gekrabbeld en verder gegaan zonder zich op te laten houden, bijna zonder uit de pas te raken. Af en toe keek hij achterom en corrigeerde zijn koers als hij zag dat zijn voetstappen afweken. En van tijd tot tijd nam hij een flinke slok uit een platte fles, eveneens zonder de pas in te houden.
De kust van Somerset was al veel eerder uit het gezicht verdwenen, op een zeer zwakke aanduiding na, door het restant van de mist heen, van maritieme industriegebouwen, stroomopwaarts in de richting van Avonmouth. Geruime tijd eerder waren de onoprechte toejuichingen en vermaningen weggestorven — ‘Kom terug, jij dwaze Welshman, je zult verdrinken!’ — die afkomstig waren van de onverschillige drinkgenoten die hij die ochtend had ontmoet.
Met tussenpozen zong hij: ‘Vijf maal naar Wales over het lege zand, van twaalf tot twee met eb is er niets aan de hand,’ dat hij af en toe afwisselde met vloeken als ‘Naaiende liefdeloze Somersets!–ik zal ze te schande maken!’ en ‘Verdomde manenjattende Yanks!’ en wat fragmenten uit zijn half voltooide Afscheidsode aan Mona zoals: ‘Kille Mona in je meteorenboot… meisjesgloeiend, oud als Fomalhaut… Sleurt witte vingers door mijn vijvers… Drijft mijn wateren her en der…’
Voor hem uit klonk een zwak gebrul. Een schimmige helikopter waarde voorbij, maar het brullen ging door. Dai stak een bijzonder glibberige geul over waarin zijn schoenen wegzonken, zodat hij ze er met ploppende geluiden uit moest trekken. Hij nam aan dat dat het kanaal van Severn was en dat hij nu de grote zanderige vlakte beklom die bekend stond als de Welsh Grounds.
Maar het brullen zwol aan; het gaan werd makkelijker doordat de zandbodem weer omlaag glooide; een laatste mistsluier trok op; en opeens werd hem de pas afgesneden door een snelstromende, drabbige rivier die meer dan honderd meter breed was, voortrolde in schuimkoppende golven en hebzuchtig de zandoevers aan beide zijden aanvrat. Stomverbaasd bleef hij staan. Het was gewoon nooit bij hem opgekomen dat ongeacht hoe laag de eb werd, de Severn een rivier was en zou blijven stromen. En nu wist hij ook dat hij nog niet een kwart van de weg over het kanaal had afgelegd.
Stroomopwaarts kon hij een nijdige witte warboel zien waar de Avon de grotere rivier binnendrong.
Ver stroomafwaarts rees het gekantelde achterschip van een aan de grond gelopen stoomboot op. De helikopter zweefde erboven. Er klonk een zwak getoeter.
Hij sprong achteruit toen een lang stuk oever bijna tot aan zijn voeten afkalfde. Niettemin trok hij dapper zijn jas uit, aangezien er gezwommen scheen te moeten worden, maar staakte deze arbeid halverwege om de fles te pakken. Door het nabije water werd een versplinterde zwarte balk met erop gespijkerde planken gesleurd. Hij zette de fles aan zijn lippen. Hij was leeg.
Hij huiverde en rilde. Plotseling zag hij zichzelf als een mier met de ambities van een Napoleon. Angst besloop hem. Hij keek achter zich. Zijn voetstappen waren vereffend tot nauwelijks zichtbare kuilen en bobbels. De zandvlakte glinsterde van het water, wat eerst niet zo was geweest. Het tij was gekeerd.
Hij gooide de fles weg en begon te rennen langs zijn voetafdrukken voor ze helemaal verdwenen. Zijn voeten zonken dieper dan op de heenweg.
* * *
Jake Lesher speelde met de lichtknop, hoewel was bewezen dat er geen elektriciteit was. In de schemer van de woonkamer bestudeerde hij de lift. De kooi was in de laatste beving vijftien centimeter gezakt en hing nu enigszins scheef. In de schaduwen zag het aluminium er gerimpeld uit. Hij dacht zwarte rook eruit te zien kringelen, en hij trok zich terug in de smoezelige zonneschijn op de patio.
‘Er komt nu meer rook uit, en ik zie een paar vlammen,’ riep Sally Harris hem toe vanwaar ze over de balustrade hing te turen. ‘De vlammen komen door het gebouw omhoog, en de mensen kijken ernaar vanuit de ramen aan de overkant, maar het water stijgt sneller — geloof ik. Het is een wedstrijd. Jee, Jake, dit is zo’n zondvloed als in de bijbel, en Hugo’s dakhuis is onze ark van Noach. Dat is het idee waar we ons toneelstuk omheen gaan bouwen. En de brand gebruiken we ook.’
Читать дальше