Terwijl het vreemdsoortige medische team, bestaande uit Rama Joan, Doc en Stastok aan het werk ging om het gebroken been van Ray Hanks te zetten, ging Clarence Dodd de rest van de mannen voor in een expeditie naar de bedolven auto’s. Toen drie of vier van hun lopend de truck aanduwden ploegde deze makkelijk genoeg door het zand, maar neigde vast te lopen als ze allemaal probeerden in te stappen, zodat tenslotte Hixon, Kleine Man en McHeath reden, terwijl Paul, Hunter en Wojtowicz strompelden.
Halverwege kwam McHeath langs rennen met spalken en pleister uit Doddsy’s eerste-hulp doos.
‘Span je niet teveel in, jongen,’ riep Wojtowicz hem achterna. ‘Het is de vierhonderd meter niet!’
‘Die jongen overdrijft,’ vertelde hij Paul. ‘Volgens zijn tantes ben ik verantwoordelijk voor hem, hoewel het een stel verwaande ouwe wijven zijn.’
Na de trektocht hielpen ze Doddsy met het uitladen van de achterkant van zijn stationwagen, die niet was begraven. Er kwam een formidabele verzameling praktische apparatuur uit, waaronder blikken eten en zwak bier, dekens, twee leren jassen, een kleine tent, houtskoolbriketten en kerosine, een primus — en een verrekijker, die onmiddellijk werd gebruikt om de Zwerver mee te bekijken, maar de lenzen maakten het paars en goud alleen maar breder. De barsten op het oppervlak van de gekraakte en ellipsoïde maan, die nu voor de tweede keer achter de nieuwe planeet verdween, werden ijselijk wijd.
Toen kwamen er uit Doddsy’s auto twee machetes (Paul grinnikte in gedachten vanwege het romantische aspect), en twee legerdump geweren met ammunitie. Tenslotte drie vaten van twintig liter en een eind slang dat ze gebruikten om benzine van de bedolven auto’s over te hevelen naar de truck. Er bleef een reservevoorraad van vijftig liter over.
Wojtowicz legde een van de geweren aan zijn schouder en kondigde aan: ‘Hé, kijk, ik zit weer in dienst! Voorwaarts… mars! — ik heb aanleg voor clown,’ legde hij uit ten behoeve van Paul.
De beladen truck, hoewel het af en toe niet zo snel ging in het zand, maakte de terugtocht vrij gemakkelijk. Hixon parkeerde hem met een fantasierijke draai, op de manier van een speedboot. De achterkant kwam vlak tegen het verhoogde platform te staan.
Docs commentaar toen hij de schatten had bekeken was: ‘Doddsy, ik zie hier alles voor noodgevallen behalve zware drank — of zelfs maar lichte drank,’ zei hij hoofdschuddend toen hij het etiket op een blik van het kinderbier ontdekte.
‘Ik heb een ruime voorraad kalmeringspillen en dexedrine,’ riposteerde Kleine Man.
‘Dat is niet hetzelfde,’ treurde Doc. ‘Ik heb nooit van peppillen gehouden. Als het nou nog mescaline was, bijvoorbeeld, of peyote, of zelfs een paar sticks marihuana…’ Wanda wierp hem een woedende blik toe. Harry McHeath grijnsde nerveus, en Wojtowicz zei plechtig, met een waarschuwende blik op Doc: ‘Hij maakt een grapje, jongen.’
Doc grinnikte en zei tegen de magere vrouw: ‘Haal de laatste warme koffie maar tevoorschijn, Ida. De Hixons hebben nog niets gehad, en ook geen sandwiches, en we hebben allemaal wel zin in een hap en een slok. Nu we Doddsy’s potten met instant hebben, heeft het geen zin om de boel op te potten. Bovendien hebben we de kruik nodig voor water uit de tank van het strandhuis — ik heb het gecontroleerd en het is drinkbaar. Sommigen van jullie denken misschien dat ik alleen maar een C 2H 5OH-maniak ben, maar in feite besteed ik af en toe mijn aandacht aan H 20.’
Het koffievoorstel werd met algemene instemming begroet. Iedereen was moe en wilde graag op het platform gaan zitten of liggen, weg van het schurende zand. In hun midden lag Ray Hanks op de draagbaar. Zijn been was omzwachteld en bepleisterd tot het, in de woorden van Wojtowicz, op een stuk rioolbuis leek. Maar de gewonde rustte vrij comfortabel nadat hij was behandeld met de rest van Docs whisky — en met de handoplegging die Stastok hem nog steeds toediende.
Ida schonk eerst in voor de Hixons, die nu zij aan zij zaten. Zijn arm was om haar heen geslagen. Ze keken elkaar aan, dronken elkaar toen nogal plechtig toe. Zij waren een voorbeeld voor de anderen. Ze hadden allemaal iets plechtigs toen ze hun laatste schamele kopjes koffie dronken. Zoals Hunter eerder al had geraden, voelde iedereen op zijn eigen manier dat deze plek hun thuis was, en ze vreesden het ogenblik van vertrek. Hier op het strand waren er geen heuvels die konden omvallen, geen gebouwen die inzakten en uitbrandden, geen gasbuizen die braken en heet geel vuur uitspuwden, geen draden die met verblindende lichtflitsen knetterend omlaag dropen. (Weliswaar stond er het strandhuis, dat er nu gammel uitzag omdat de ene wand was scheefgeslagen door de beving, maar het was donker en laag en dichtgetimmerd, en kon dus genegeerd worden.) Er waren geen vreemdelingen die hun handelingen nagingen, geen slachtoffers die hen om hulp vroegen. De storingen smoorden alle rampspoedige boodschappen, alle verboden en bevelen, alle aanwijzingen van politie, rode kruis en de BB, die ongetwijfeld de ether overspoelden. Het was prettig om te dromen dat ze hier zouden blijven, een kleine strandkolonie met aan elkaar gewaagde leden — gewoon hier blijven en naar de Zwerver kijken, die naar de oceaan zonk, de maan erachter en onzichtbaar, en de planeet zelf met een voorstelling van een stier die het rood met de kop vooruit tegemoet stormt. De gele roos van de schietschijf was half uit het gezicht verdwenen en een grotere, lagere gele cirkel kroop in beeld. Bij toeval, of misschien met opzet, leken twee kleine gele ovalen op ogen. Doddsy zette zijn koffiekop neer om het te schetsen.
NA VIJF UREN
‘El toro,’ zei Margo.
Rama Joan zei: ‘De kop van een octopus. De Kretenzers tekenden het net zo op hun vazen.’
‘Maar we zullen hier moeten verdwijnen — en binnen drie of vier uur,’ zei Doc opeens, alsof hij zich bewust was van de algemeen gedeelde, onuitgesproken droom van eeuwig op het strand blijven. ‘Vanwege de getijden.’
Hunter fronste waarschuwend naar hem en Doc haastte zich te zeggen: ‘Nee nee, begrijp me niet verkeerd, we verkeren momenteel niet in gevaar, juist integendeel. Het hoog water interval is hier iets van tien uur, wat betekent dat er eb komt, vier uur na de maan haar hoogste punt aan de hemel heeft bereikt. Met andere woorden, over een uur is het dood tij. Zie je hoever weg de branding is? Dat laat ons tijd genoeg om eens goed te rusten — waarvan ik in ieder geval volledig gebruik ga maken.’
‘Maar wat bedoelt u precies met het getij, Doc?’ vroeg Wojtowicz.
Opnieuw fronste Hunter en schudde hij licht zijn hoofd.
Doc zei tegen hem: ‘Nee Ross, ik vind dat we het er beter nu over kunnen hebben, nu we even tijd hebben.’ Toen, tegen Wojtowicz: ‘Je weet natuurlijk dat de maan — de massa van de maan — de voornaamste oorzaak van de getijden is? Wel, nu zitten we met de Zwerver. Hij zit ongeveer op dezelfde plaats als de maan, dus we kunnen verwachten dat de getijden ongeveer hetzelfde algemene patroon vertonen als vroeger.’
‘Dat is prachtig,’ zei Wojtowicz. ‘Je had me bijna bang gemaakt.’
Maar de meeste anderen keken Doc nu aan en ze glimlachten niet. Hij zuchtte en zei: ‘Maar, afgaand op de manier hoe hij de maan heeft gevangen, moet de Zwerver een massa hebben die ongeveer even groot is als die van de aarde — met andere woorden een massa die tachtig maal die van de maan is.’
Er viel een tamelijk lange stilte. Het ene woord ‘tachtig’ hing in de lucht als een blok grijze rots, dat elke seconde groter en zwaarder werd. Alleen Stastok en zijn twee vrouwen schenen niet al te bezorgd te zijn. Hunter fronste zorgelijk, bestudeerde de reacties. Rama Joan, met het hoofd van haar slapende dochter opnieuw in haar schoot, glimlachte plotseling hartelijk naar Doc. Mrs. Hixon begon een gebaar met de handen te maken alsof ze wilde zeggen: ‘Maar…’ Haar echtgenoot trok ze omlaag in zijn schoot en omklemde haar wat steviger. Hij knikte somber tegen Doc. Paul volgde zijn voorbeeld, en legde eindelijk zijn arm om Margo heen. Kleine Man stak zijn aantekenboekje in zijn zak en vouwde zijn armen over elkaar.
Читать дальше