‘Gijzelf bestemt Uw levenslot.’
Dit betekende dat hij op een of andere manier de Donkere Toren moest binnendringen, de geheimen van de Ethici moest ontsluieren en Hun scheppingen tegen Hen moest keren. Hij voelde geen dankbaarheid omdat Zij hem een tweede leven hadden geschonken. Hij was gekrenkt omdat Zij dit zonder zijn toestemming hadden gedaan. Als Zij dankbaarheid wilden innen, waarom hadden Zij hem dan niet verteld waarom Zij hem een nieuwe kans gegeven hadden? Wat voor reden hadden Zij om Hun motieven geheim te houden? Hij zou de reden aan het licht brengen. De vonk die Zij in hem hadden aangeblazen zou tot een laaiend vuur worden dat Hen zou verzengen.
Hij vervloekte het noodlot dat hem naar een plek zo dicht bij de bron van De Rivier en dus zo dicht naar de Toren had gestuwd om hem een paar minuten later weerweg te voeren naar de een of andere plaats aan het midden van De Rivier, miljoenen kilometers van zijn doel verwijderd. Niettemin kon hij, nu hij er eenmaal was geweest, daar opnieuw komen. Niet per boot omdat de reis tenminste veertig jaar en waarschijnlijk zelfs langer zou duren. Hij kon er op rekenen dat hij duizend of meer keer gevangengenomen en in slavernij zou worden gevoerd. Als hij onderweg gedood werd, zou hij ver van zijn doel weer opgewekt kunnen worden en helemaal opnieuw moeten beginnen.
Aan de andere kant bestond de kans, gezien de schijnbare willekeur van de plaats van verrijzenis, dat hij nogmaals dicht bij de monding van De Rivier zou terechtkomen. Het was deze gedachte die hem deed besluiten weer aan boord van De Zelfmoord Express te stappen. Zelfs hoewel hij wist dat zijn dood maar tijdelijk zou zijn, vond hij het toch moeilijk de noodzakelijke stappen daartoe te nemen. Zijn verstand zei hem dat de dood het enige geldige reisbiljet vormde, maar zijn lichaam rebelleerde. De felle vasthoudendheid tot overleving van zijn lichaamscellen was sterker dan zijn wil.
Gedurende enige tijd rationaliseerde hij dit door voor te geven dat hij in de gebruiken en de taal van de prehistorische mensen waaronder hij leefde geinteresseerd was. Toen overwon de eerlijkheid en wist hij dat hij alleen maar excuses zocht om het grimmige ogenblik op te schuiven, maar desondanks ging hij niet tot handelen over.
Burton, Collop en Göring werden uit hun vrijgezellenhut gelaten om het normale leven van burger op te vatten. Elk van hen zocht onderkomen in een hut en had binnen een week een vrouw gevonden om mee te leven.
De Kerk van Collop stelde niet de eis van het celibaat. Een lidmaat kon een kuisheidseed afleggen als hij dat wilde, maar de Kerk ging er van uit dat mannen en vrouwen verrezen waren in lichamen die volledig het geslachtskenmerk van het oorspronkelijke lichaam behouden hadden. Het was overduidelijk dat de Scheppers der Verrijzenis de uitoefening van geslachtsverkeer in hun bedoelingen betrokken hadden. Het was een bekend feit — hoewel sommigen dit ontkenden — dat seks behalve voortplanting ook andere functies had. Dus, jongelui, ga je gang en rol maar in het gras.
Een ander gevolg van de onverbiddelijke logica van de Kerk — die overigens de Rede voor onbetrouwbaar uitkreet — was dat alle vormen van liefde geoorloofd waren zolang ze maar vrijwillig waren en geen wreedheid of dwang met zich brachten. De exploitatie van kinderen was verboden. Dit was overigens een probleem dat mettertijd zou ophouden te bestaan. Binnen een paar jaar zouden alle kinderen volwassen zijn.
Collop weigerde een hutgenote te nemen met als enig doel zijn seksuele spanningen te verlichten. Hij wilde alleen een vrouw waar hij van hield. Burton plaagde hem ermee en zei dat dit een gemakkelijke en daarom goedkope voorwaarde was.
Collop beminde de gehele mensheid en zou daarom theoretisch de eerste de beste vrouw moeten nemen die ja tegen hem zei.
‘Mijn vriend,’ zei Collop, ‘dit is in feite precies wat er gebeurd is.’
‘Is het dan alleen maar toeval dat ze mooi, hartstochtelijk en intelligent is?’ zei Burton.
‘Hoewel ik er naar streef meer dan menselijk te zijn, of liever, volledig mens te worden, ben ik maar al te menselijk,’ antwoordde Collop. Hij glimlachte. ‘Zou je willen dat ik me opzettelijk tot martelaar maakte door een lelijke helleveeg uit te zoeken?’
‘Dan zou ik hebben gedacht dat je zelfs nog gekker was dan ik nu ben,’ zei Burton. ‘Wat mij betreft, alles wat ik van een vrouw verlang, is schoonheid en aanhankelijkheid. Haar verstand kan me geen cent schelen. Bovendien heb ik een voorkeur voor blondjes. Er zit een snaar in me die sterk reageert op de vingers van een vrouw met goudblond haar.’
Göring nam een Walküre, een lange, breedgeschouderde, achttiende-eeuwse Zweedse met grote boezem in zijn hut. Burton vroeg zich af of zij een surrogaat was voor Göring’s eerste vrouw, de schoonzuster van de Zweedse ontdekkingsreiziger Graaf von Rosen. Göring gaf toe dat zij niet alleen op zijn Karla leek maar zelfs een op de hare gelijkende stem had. Hij scheen erg gelukkig met haar te zijn en zij met hem.
Eens op een nacht tijdens de onveranderlijke morgenregen werd Burton uit de slaap gerukt. Hij dacht dat hij een schreeuw had gehoord maar toen hij volledig wakker was kon hij alleen maar het gerommel van het onweer en het geknetter van een zeer nabije blikseminslag horen. Hij sloot zijn ogen weer maar ging onmiddellijk opnieuw rechtop zitten. In een dichtbijgelegen hut had een vrouw gegild. Hij sprong op, schoof de uit bamboelatten bestaande deur opzij en stak zijn hoofd naar buiten. De regen sloeg hem in het gezicht. Behalve de bergen in het westen, door bliksemstralen oplichtend, was alles donker. Toen sloeg de bliksem op zo korte afstand in, dat hij verblind en verdoofd werd.
Hij ving echter even een glimp van twee spookachtig witte figuren net buiten Göring’s hut op. De Duitser had zijn handen om de keel van zijn vrouw geslagen en deze had zijn polsen beetgepakt en probeerde hem weg te duwen.
Burton holde naar buiten, gleed op het natte gras uit en viel. Op het ogenblik dat hij opstond liet een tweede bliksemstraal de vrouw zien, die achterovergebogen op haar knieën lag met Göring’s verwrongen gezicht boven haar. Tegelijkertijd kwam Collop onder het bevestigen van een doek om zijn middel uit zijn hut naar buiten.
Burton kwam overeind en rende nog steeds zwijgend naar voren, maar Göring was weg. Burton knielde bij Karla neer, voelde haar hart, maar kon geen hartslag ontdekken. Nieuwe bliksemflitsen toonden hem haar gezicht met openhangende mond en uitpuilende ogen. Hij stond op en riep: ‘Göring, waar ben je?’
Er sloeg iets tegen zijn achterhoofd en hij viel op zijn gezicht.
Verdoofd slaagde hij erin op handen en knieën te komen, maar hij werd opnieuw door een tweede zware slag neergelegd. Hoewel hij half bewusteloos was, rolde hij niettemin op zijn rug en hief zijn benen en handen op in een poging zich te verdedigen. Het licht van de bliksem onthulde Göring, die met een knots in de hand boven hem stond. Zijn gezicht was dat van een waanzinnige.
Een gestalte tekende zich tegen het bliksemlicht af. Een vage, witte verschijning sprong uit de duisternis boven op Göring. De twee schimmige gestalten vielen naast Burton op het gras en rolden over elkaar heen. Zij grauwden als katers en een nieuwe bliksemstraal liet zien hoe zij naar elkaar klauwden.
Burton kwam overeind en wankelde naar hen toe maar werd neergesmeten door Collop’s lichaam dat door Göring was afgeworpen. Opnieuw stond Burton op. Collop sprong overeind en viel Göring aan. Er klonk een luide klap en Collop zakte in elkaar. Burton probeerde op Göring af te stormen maar zijn benen weigerden zijn bevel op te volgen. Zij droegen hem in een hoek, van zijn uitvalspunt weg. Een nieuwe uitbarsting van licht en geluid toonde Göring — alsof hij een momentopname was — bevroren in een houding waarin hij de knots op Burton liet neerkomen.
Читать дальше