Robert Jordan - De Grote Jacht
Здесь есть возможность читать онлайн «Robert Jordan - De Grote Jacht» весь текст электронной книги совершенно бесплатно (целиком полную версию без сокращений). В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: Фэнтези, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.
- Название:De Grote Jacht
- Автор:
- Жанр:
- Год:неизвестен
- ISBN:нет данных
- Рейтинг книги:5 / 5. Голосов: 1
-
Избранное:Добавить в избранное
- Отзывы:
-
Ваша оценка:
- 100
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
De Grote Jacht: краткое содержание, описание и аннотация
Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «De Grote Jacht»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.
De Grote Jacht — читать онлайн бесплатно полную книгу (весь текст) целиком
Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «De Grote Jacht», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.
Интервал:
Закладка:
‘Iemand... houdt me in de gaten,’ zei hij ten slotte. ‘Volgt me. Alleen... Alleen, er is niemand in de buurt.’
Perijns hoofd schoot omhoog en Mart likte zijn lippen en fluisterde: ‘Een Schim?’
‘Natuurlijk niet,’ snoof Loial. ‘Hoe kan een Oogloze de stad of de burcht Fal Dara binnenkomen? Volgens de wet mag niemand binnen de stadsmuren zijn gezicht verbergen en de lampopstekers hebben de opdracht de straten ’s nachts goed verlicht te houden, zodat geen enkele schaduw een Myrddraal kan verbergen. Dat kan gewoon niet.’
‘Muren houden een Schim niet tegen,’ mompelde Mart. ‘Niet wanneer hij naar binnen wil. Ik weet niet of wetten en lampen dat wel kunnen.’ Hij klonk niet als iemand die een paar maanden geleden nog half en half overtuigd was dat Schimmen alleen in speelmansverhalen voorkwamen. Ook hij had te veel meegemaakt. ‘En dan was die wind er nog,’ voegde Rhand eraan toe. Zijn stem trilde amper toen hij vertelde wat er boven op de toren was gebeurd. Perijns vuisten balden zich tot zijn knokkels kraakten. ‘Ik wil hier alleen maar weg,’ besloot Rhand. ‘Ik wil naar het zuiden. Ergens heen. Gewoon ergens.’
‘Maar als de poorten afgesloten zijn,’ vroeg Mart, ‘hoe komen we er dan uit?’
Rhand staarde hem aan. ‘Wij?’ Hij moest alleen gaan. Uiteindelijk zou het voor iedereen in zijn buurt gevaarlijk zijn. Hij zou gevaarlijk zijn en zelfs Moiraine kon hem niet zeggen hoeveel tijd hij had. ‘Mart, je weet dat je met Moiraine naar Tar Valon moet. Ze zei dat dat de enige plek was waar je verlost kan worden van die vervloekte dolk zonder eraan dood te gaan. En je weet wat er zal gebeuren als je hem houdt.’
Mart bevoelde zijn jas bij de dolk en scheen niet te beseffen wat hij deed. ‘Het geschenk van een Aes Sedai is als aas voor een vis,’ citeerde hij. ‘Nou ja, misschien wil ik die haak in mijn mond wel niet. Misschien is wat ze in Tar Valon met me wil doen, wel erger dan er helemaal niet heen te gaan. Misschien liegt ze. De waarheid uit de mond van een Aes Sedai is nooit de waarheid die jij denkt dat het is.’
‘Heb je nog meer van die oude gezegden die je kwijt wilt?’ vroeg Rhand. ‘Zoals: “Een zuidenwind brengt een hartelijke gast, een noordenwind een leeg huis?” “Een verguld varken is nog steeds een varken?” Wat vind je van “Praten scheert geen schapen?” Of: “Zotteklap is stof”?’
‘Rustig, Rhand,’ zei Perijn zachtjes. ‘Je hoeft niet zo rot te doen.’
‘O, hoeft dat niet? Misschien wil ik niet dat jullie tweeën meegaan, dat jullie maar aan me blijven plakken, moeilijkheden veroorzaken en erop rekenen dat ik jullie eruit haal. Daar ooit aan gedacht? Bloedvuur, is het ooit bij jullie opgekomen dat ik het zat ben om jullie op mijn lip te hebben zodra ik me omdraai? Altijd op m’n lip, en ik ben het zat.’ De pijn op Perijns gezicht stak hem als een mes, maar hij ging genadeloos door. ‘Er zijn er hier een paar die denken dat ik een hoge heer ben. Een heer. Misschien vind ik dat leuk. Kijk eens naar jezelf, aan het dobbelen met stalknechten. Als ik ga, ga ik alleen. Jullie tweeën kunnen naar Tar Valon gaan of een eind touw voor je nek zoeken, maar ik vertrek alleen.’
Marts gezicht stond strak en hij omklemde door zijn jas de dolk tot zijn knokkels wit waren. ‘Als je het zo wilt,’ zei hij koud. ‘Ik dacht dat we... Maar je kunt het krijgen zoals je het hebben wilt, Altor. Maar als ik besluit op hetzelfde moment als jij te vertrekken, dan ga ik en mag jij uit de buurt blijven.’
‘Niemand gaat ergens heen,’ zei Perijn, ‘als de poorten gesloten zijn.’ Hij stond weer naar de vloer te staren. Het gelach van de dobbelaars bij de muur was te horen toen iemand had verloren. ‘Weggaan of blijven,’ zei Loial, ‘samen of apart, het doet er niet toe. Jullie zijn alle drie ta’veren. Zelfs ik kan het zien, terwijl ik die gave niet heb, enkel door wat er rond jullie gebeurt. En Moiraine Sedai zegt het ook.’
Mart stak zijn handen op. ‘Laat maar, Loial, daar wil ik niets meer over horen.’
Loial schudde zijn hoofd. ‘Of je luistert of niet, het blijft wel waar. Het Rad des Tijds weeft het Patroon van de Eeuw en gebruikt de levens van mensen als draden. En jullie zijn ta’veren, knooppunten in het web.’
‘Hou op, Loial.’
‘Een tijdlang zal het Rad het Patroon rond jullie weven, wat jullie ook doen. En wat jullie doen, zal eerder door het Rad worden bepaald dan door jullie. Een ta’veren maakt de geschiedenis en vormt het Patroon, puur doordat hij bestaat, maar het Rad weeft ta’veren strakker in het web dan andere mensen. Waar jullie ook heen gaan en wat jullie ook doen, tot het Rad iets anders kiest, zullen jullie...’
‘Hou je bek, Loial!’ schreeuwde Mart. De dobbelaars keken om en hij keek hen woest aan, tot ze zich weer naar het spel wendden. ‘Het spijt me, Mart,’ gromde Loial. ‘Ik weet dat ik te veel praat, maar ik wilde echt niet...’
‘Ik blijf hier niet langer,’ vertelde Mart aan de dakbalken, ‘met een flapuit van een Ogier en een dwaas die een te groot hoofd heeft voor zijn pet. Ga je mee, Perijn?’ Perijn zuchtte, keek even naar Rhand en knikte toen.
Rhand keek ze na en voelde een brok in zijn keel. Ik moet alleen gaan. Licht help me, dat moet ik.
Loial stond ze ook na te kijken en zijn wenkbrauwen hingen bezorgd omlaag. ‘Rhand, ik wilde echt niet...’
Rhand maakte zijn stem ruw. ‘Waar sta jij op te wachten? Ga met ze mee! Ik begrijp niet waarom je er nog bent. Ik kan je niet gebruiken als je geen uitgang weet. Vooruit! Ga je bomen zoeken en je kostbare gaarden, als die nog niet allemaal zijn omgehakt. Blij toe als ze allemaal weg zijn.’
Loials ogen, zo groot als schoteltjes, keken aanvankelijk verbaasd en gekwetst, maar verstrakten langzaam tot iets wat bijna woede was. Rhand dacht niet dat dat mogelijk was. Sommige oude verhalen noemden Ogier woeste vijanden, hoewel ze nooit meer vertelden, maar Rhand had nog nooit iemand ontmoet die zo zachtmoedig was als Loial.
‘Als je dat wilt, Rhand Altor,’ zei Loial stijf. Hij maakte een strakke buiging en schreed weg, Mart en Perijn achterna. Rhand liet zich tegen de opgestapelde zakken graan zakken. Nou, ‘ spotte een stem in zijn hoofd, je hebt het gedaan, niet? Ik moet wel, zei hij tegen die stem. Het zal gevaarlijk zijn in mijn buurt te komen. Bloed en as, ik zal gek worden en... Nee! Nee, dat word ik niet! Ik ga de Kracht niet gebruiken en dan word ik niet gek, en... Maar ik kan het risico niet nemen. Ik kan dat niet, begrijp je dat niet? Maar de stem lachte hem alleen maar uit.
Hij besefte dat de dobbelaars hem aankeken. Allemaal hadden ze zich omgedraaid, nog steeds op hun knieën, en keken naar hem. Shienaranen van iedere stand waren bijna altijd beleefd en voorkomend, zelfs tegen hun doodsvijanden, en de Ogier waren nooit vijanden van Shienar geweest. De ogen van de gokkers stonden geschokt. Hun gezichten verrieden niets, maar hun ogen zeiden dat wat hij had gedaan fout was. Een deel van hem gaf ze gelijk en daardoor deden die beschuldigende ogen pijn. Ze keken hem alleen maar aan, en toch struikelde hij de opslagruimte uit alsof ze hem achterna zaten. Verdoofd liep hij door de voorraadkamers, zoekend naar een plek om zich af te zonderen tot er weer verkeer door de poorten werd toegestaan. Dan kon hij zich misschien verstoppen op de bodem van een vrachtkar. Als ze de wagens tenminste niet doorzochten wanneer ze naar buiten reden. Als ze de opslagruimtes niet afzochten, als ze de hele burcht niet naar hem afzochten. Koppig weigerde hij eraan te denken, koppig richtte hij zich op het zoeken van een veilig plekje. Maar op elk plekje dat hij vond – een lege ruimte tussen een hoop graanzakken, een smalle doorgang tussen de muur en enkele wijnvaten, een verlaten opslagruimte half gevuld met lege kratten en schaduwen – zouden zoekers hem kunnen vinden. Hij kon zich ook voorstellen dat die onzichtbare gluurder, wie het ook was – of wat het ook was – hem daar zou vinden. Dus zocht hij verbeten verder, dorstig en bestoft en met spinnenwebben in zijn haar. Toen kwam hij in een schemerige met toortsen verlichte gang en zag daar Egwene ronddwalen, die af en toe stilstond om de voorraadkamers waar ze langskwam, in te kijken. Haar donkere haren, die tot haar middel hingen, werden achter bijeengehouden door een rood lint, en ze droeg een gans-grijs, met rood gebiesd gewaad in Shienaraanse stijl. Toen hij haar zag, werd hij overmand door droefheid en verlies, erger dan toen hij Mart, Perijn en Loial had weggejaagd. Hij was opgegroeid met de gedachte dat hij op een goede dag met Egwene zou trouwen; ze hadden het allebei gedacht. Maar nu... Ze schrok toen hij opeens vlak voor haar opdook en haar adem stokte hoorbaar, maar ze zei: ‘Aha, daar ben je. Mart, Perijn en Loial hebben me verteld wat je hebt gedaan. Ik weet wat je probeert, Rhand, en het is te stom voor woorden.’ Ze sloeg haar armen over elkaar en haar grote donkere ogen staarden hem strak aan. Hij vroeg zich altijd af hoe het haar lukte de indruk te wekken dat ze op hem neerkeek – ze deed het wanneer ze maar wilde – hoewel ze net tot zijn borst reikte en bovendien twee jaar jonger was. ‘Goed,’ zei hij. Haar haren maakten hem opeens kwaad. Hij had voor zijn vertrek uit Tweewater nooit een volwassen vrouw zonder vlechten gezien. Ieder meisje zag verlangend uit naar de mededeling van de vrouwenkring dat ze oud genoeg was om haar haren te vlechten. Egwene had dat in ieder geval gedaan. En nu stond ze daar, met haar haren los in dat lint. Ik wil naar huis en kan niet, en zij kan Emondsveld niet gauw genoeg vergeten. ‘Jij vertrekt ook en laat me met rust. Je wilt het gezelschap van een schaapherder niet meer. Er zijn hier nu voldoende Aes Sedai om bij rond te hangen. En zeg tegen niemand dat je me hebt gezien. Ze zoeken me en van mij hoef jij ze niet te helpen.’
Читать дальшеИнтервал:
Закладка:
Похожие книги на «De Grote Jacht»
Представляем Вашему вниманию похожие книги на «De Grote Jacht» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.
Обсуждение, отзывы о книге «De Grote Jacht» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.