Wat Valentine eigenlijk nog het meest verontrustte was dat Peter er zich helemaal geen zorgen over scheen te maken. ‘Peter, waarom krijg ik het idee dat jij dit als een gouden kans voor Peter Wiggin beschouwt?’
‘Voor ons allebei, Val.’
‘Peter, jij bent twaalf jaar. Ik ben tien. Ze hebben een woord voor mensen van onze leeftijd. Ze noemen ons kinderen en ze zijn aardig voor ons.’
‘Maar wij denken toch anders dan andere kinderen, Val. Wij praten toch anders dan andere kinderen. En we schrijven vooral heel anders dan andere kinderen.’
‘Voor een gesprek dat begon met het dreigement om me te vermoorden, zijn we toch wat van ons onderwerp afgedwaald, lijkt me.’Maar Valentine merkte dat ze opgewonden raakte. Schrijven was iets dat Val beter kon dan Peter. Dat wisten ze allebei. Peter had het zelfs een keer uitgesproken toen hij zei dat hij altijd kon zien wat andere mensen het meest in zichzelf haatten, terwijl Val altijd kon zien wat andere mensen het meest aanstond in zichzelf, zodat ze hen enorm kon vleien. Hij bracht het op een cynische manier naar voren, maar het was wel waar. Valentine kon andere mensen heel goed overhalen tot haar standpunt — ze kon hen ervan overtuigen dat ze wilden wat zij wilde dat ze wilden. Maar Peter kon hen alleen maar angst laten voelen voor dat waarvoor hij hen angst wilde laten voelen. Toen hij Val daar voor het eerst op wees, had ze ontzettend de pest in. Zij wilde graag geloven dat ze goed mensen kon overtuigen omdat ze gelijk had en niet omdat ze zo handig was. Maar hoe ze zich ook voorhield dat ze nooit mensen zou willen uitbuiten zoals Peter dat deed, toch genoot ze van de wetenschap dat ze op haar eigen manier andere mensen kon sturen. En ze kon niet alleen sturen wat ze deden. Ze kon in zekere zin ook sturen wat ze wilden. Ze schaamde zich ervoor dat ze van die macht genoot en toch betrapte ze zichzelf er af en toe op dat ze er gebruik van maakte. Om onderwijzers te laten doen wat zij wilde, of andere leerlingen. Om moeder en vader haar inzicht te laten delen. Soms slaagde ze er zelfs in om Peter te overtuigen. Dat was nog het meest beangstigende van alles — dat ze Peter goed genoeg begreep, dat ze hem voldoende aanvoelde om als het ware in zijn huid te kruipen. Ze had meer van Peter dan ze wilde toegeven, hoewel ze er soms toch wel over nadacht. Terwijl Peter stond te praten dacht zij: Jij droomt van macht, Peter, maar ik ben op mijn eigen manier machtiger dan jij.
‘Ik heb de geschiedenis bestudeerd,’zei Peter. ‘Ik heb van alles geleerd over patronen in mensengedrag. Er zijn tijden waarin de wereld zich herordent en in dergelijke tijden kunnen de juiste woorden de hele wereld veranderen. Denk maar eens aan wat Perikles in Athene deed en Demosthenes —’
‘Ja, ze slaagden erin om Athene tweemaal ten onder te laten gaan.’
‘Perikles wel ja, maar Demosthenes had groot gelijk over Philippus —’
‘Misschien daagde hij hem juist wel uit —’
‘Zie je nou? Precies wat geschiedkundigen altijd doen, kibbelen over oorzaak en gevolg terwijl het erom gaat dat er tijden zijn waarin de wereld zich in een stroomversnelling bevindt en de juiste stem op de juiste plaats de wereld in beweging kan brengen. Thomas Paine en Ben Franklin bijvoorbeeld. Bismarck. Lenin.’
‘Niet bepaald gelijksoortige gevallen, Peter.’Nu sprak ze hem uit gewoonte tegen; ze zag waar hij heen wilde en ze dacht dat het misschien wel mogelijk zou zijn.
‘Ik verwachtte ook eigenlijk niet dat jij het zou begrijpen. Jij gelooft nog altijd dat onderwijzers dingen weten die de moeite van het leren waard zijn.’
Ik begrijp meer dan jij denkt, Peter. ‘Dus jij ziet jezelf als Bismarck?’
‘Ik zie mezelf als iemand die weet hoe hij ideeën moet doen posTVatten in de publieke opinie. Heb jij nooit een uitdrukking bedacht, Val, een pientere opmerking, en als je die dan had gezegd dan hoorde je een week of twee later een of andere volwassene die uitdrukking gebruiken tegen een andere volwassene, terwijl je hen allebei helemaal niet kende? Of je kwam hem tegen op de televisie of in een netwerk?’
‘Ik dacht altijd dat ik hem dus kennelijk al eerder gehoord moest hebben en me maar had verbeeld dat ik hem zelf had verzonnen.’
‘Dan had je het mis. Er zijn misschien maar twee- of drieduizend mensen op de wereld die net zo slim zijn als wij, zus. De meesten zijn ergens hun brood aan het verdienen. In het onderwijs, de arme donders, of in het wetenschappelijk onderzoek. Er zijn er maar heel weinig die daadwerkelijk een machtspositie bekleden.’
‘We hebben gewoon ontzettend geboft.’
‘Die Val, grappig als een konijn met één poot.’
‘Waarvan je er ongetwijfeld verscheidene in deze bossen kunt aantreffen.’
‘Mooi in een kringetje rondhoppend.’
Valentine moest om het afschuwelijke beeld lachen en haatte zichzelf onmiddellijk voor het feit dat ze zoiets leuk kon vinden.
‘Val, wij kunnen dingen zeggen die twee weken later op ieders lip liggen. Dat kunnen we. We hoeven niet te wachten tot we volwassen zijn en veilig opgeborgen in een of andere baan.’
‘Peter, je bent nog maar twaalf.’
‘Nee hoor, in de netwerken niet. In de netwerken kan ik mezelf noemen wat ik wil, en jij ook.’
‘Op de netwerken zijn we duidelijk herkenbaar als studenten en we kunnen niet eens aan echte discussies deelnemen, behalve in de audiomodus en dat betekent dat we in ieder geval niets mogen zeggen .’
‘Ik heb een plan.’
‘Jij hebt altijd plannen.’Ze wendde onverschilligheid voor maar ze luisterde gretig.
‘Wij kunnen als volwaardige volwassenen in de netwerken terechtkomen met een door onszelf gekozen naam, als vader ons toestaat om zijn grondwettelijk toegangsrecht van ingezetene te gebruiken.’
‘En waarom zou hij dat doen? We hebben al studententoegangsrecht. Wat ga je hem vertellen, ik heb grondwettelijk toegangsrecht nodig omdat ik de wereld wil veroveren?’
‘Nee, Val. Ik ga hem helemaal niks vertellen. Jij gaat hem vertellen dat je zo bezorgd over me bent. Dat ik zo goed mijn best doe op school, maar dat jij weet dat ik er knettergek van word dat ik nooit eens met een verstandig persoon kan praten, dat iedereen altijd zo op zijn hurken tegen me doet omdat ik jong ben en dat ik nooit eens de kans krijg om met gelijken te discussiëren. Je kunt bewijzen dat de spanning me te veel wordt.’
Valentine dacht aan het lijkje van de eekhoorn in het bos en besefte dat zelfs die vondst deel uitmaakte van Peters plan. Of althans, hij had hem in zijn plan opgenomen toen het eenmaal was gebeurd.
‘Je moet ervoor zorgen dat hij ons toestemming geeft om van zijn toegangsrecht gebruik te maken. Om daar onze eigen identiteit aan te nemen en geheim te houden wie we zijn zodat mensen ons eindelijk het intellectuele respect zullen geven dat we verdienen.’
Valentine kon hem op zijn ideeën aanvallen, maar nooit om dit soort dingen. Ze kon niet zeggen: Wat brengt je op de gedachte dat je respect verdient? Ze had over Adolf Hitler gelezen en ze vroeg zich af hoe hij op zijn twaalfde geweest was. Niet zo pienter, niet op de manier van Peter, maar wel hongerig naar eer, dat vast wel. En wat zou het voor de wereld betekend hebben als hij in zijn jeugd in een dorsmachine terecht was gekomen of door een paard was doodgetrapt?
‘Val,’zei Peter, ‘ik weet hoe je over me denkt. Jij vindt mij geen aardig persoon.’
Valentine gooide een dennenaald in zijn richting. ‘Een pijl door je hart.’
‘Ik was al heel lang van plan om hierover met je te praten. Maar ik was aldoor te bang.’
Ze stak een dennenaald in haar mond en blies die naar hem toe. Hij viel bijna recht omlaag. ‘Weer een lancering mislukt.’Probeerde hij zwakheid voor te wenden?
Читать дальше