Naarmate Ender er steeds meer achter kwam hoe veel hij eigenlijk niet wist, zag hij toch ook dingen die hij wel zou kunnen verbeteren. De gesmeerd verlopende in formatie uitgevoerde manoeuvres waren een vergissing. De soldaten waren weliswaar in staat om een geschreeuwd bevel ogenblikkelijk uit te voeren, maar het maakte hen ook voorspelbaar. Bovendien werd er weinig aan het initiatief van de individuele soldaat overgelaten. Als het patroon eenmaal was gekozen moesten ze het tot het einde toe uiTVoeren. Er was geen ruimte voor aanpassing aan hoe de vijand op de formatie reageerde.
Toen ze die avond vrij spel hadden vroeg Ender aan Petra of ze met hem wilde oefenen.
‘Nee,’zei ze. ‘Ik wil ooit nog eens bevelhebber worden, dus ik moet in de speelzaal spelen.’Iedereen was ervan overtuigd dat de leraren de speelzaal in de gaten hielden en daar mogelijke kandidaten voor het bevelhebberschap uitkozen. Maar Ender twijfelde daaraan. Pltonleiders hadden een betere kans om te laten zien wat ze als bevelhebber zouden kunnen doen dan iemand die een videospelletje speelde.
Maar hij ging niet met Petra in discussie. Hij was al blij genoeg dat ze na het ontbijt met hem wilde oefenen. Toch zou hij ervaring moeten opdoen. En in zijn eentje ging dat nu eenmaal niet, op een paar van de basisvaardigheden na. De moeilijke dingen moest je meestal in paren of in ploegen oefenen. Had hij Alai en Shen nog maar om mee te oefenen.
Hé, waarom zou hij eigenlijk niet met hen oefenen? Hij had nog nooit gehoord van een soldaat die met Pendelgastjes oefende, maar het was niet verboden. Zoiets werd gewoon niet gedaan; er werd veel te veel neergekeken op Pendellichtingen. Nou, Ender werd toch nog steeds als een pendelgast behandeld. Hij had iemand nodig om mee te oefenen en op zijn beurt kon hij hen helpen om wat dingen te leren die hij de grotere jongens zag doen.
‘Hela, de grote krijger keert weer!’zei Bernard. Ender stond in de deuropening van zijn oude slaapzaal. Hij was nog maar een dag weg maar het kwam hem hier al volkomen onbekend voor en de anderen van zijn lichting leken wel vreemden. Bijna draaide hij ter plekke om. Maar daar was Alai, die van hun vriendschap iets gewijds had gemaakt. Alai was geen vreemde.
Ender deed geen enkele poging om te verbloemen hoe hij in het Salamanderleger behandeld werd. ‘En ze hebben gelijk. Ik ben ongeveer even nuttig als een niesbui in een ruimtepak.’Alai moest lachen en er kwam een stel anderen om hen heen staan. Ender deed zijn voorstel. Elke dag onder vrij spel keihard werken in de strijdzaal onder Enders leiding. Zij zouden dingen leren van de legers, van de wedstrijdgevechten die Ender zou bijwonen; Ender zou de oefening krijgen die hij nodig had om zich de vaardigheden van een soldaat te verwerven. ‘We werken gewoon gelijk op,’zei Ender.
Veel van de andere jongens wilden ook graag komen. ‘Tuurlijk,’zei Ender. ‘Maar er moet gewerkt worden. Als jullie maar een beetje rondlummelen, moet ik jullie niet hebben. Ik heb geen zin om mijn tijd te verspillen.’
Nou, tijd verspillen deden ze niet. Ender was nog erg onhandig in zijn pogingen om hun te vertellen wat hij had gezien en in het bedenken van manieren om dat ook te doen. Maar aan het eind van de vrij-spelperiode hadden ze toch een paar dingen opgestoken. Ze waren doodop maar bepaalde technieken begonnen ze aardig door te krijgen.
‘Waar was jij ?’vroeg Bonzo.
Ender stond stram naast de brits van zijn bevelhebber. ‘Oefenen in de strijdzaal.’
‘Ik hoorde dat je een deel van je oude Pendellichting had meegenomen.’
‘Ik kon niet in mijn eentje oefenen.’
‘Ik wil niet hebben dat soldaten van het Salamanderleger met Pendelgastjes omgaan. Je bent nu soldaat.’
Ender keek hem zwijgend aan.
‘Heb je me gehoord, Wiggin?’
‘Jawel commandant.’
‘Er wordt niet meer geoefend met die kleine kontkrummels.’
‘Kan ik u even onder vier ogen spreken?’vroeg Ender.
Het was een verzoek dat bevelhebbers moesten inwilligen. Bonzo trok een kwaaie kop en ging Ender voor naar de gang. ‘Luister eens goed Wiggin, ik wil jou helemaal niet hebben, ik probeer je zo snel mogelijk kwijt te raken, maar als je me moeilijkheden bezorgt plak ik je achter het behang, begrepen?’
Een goede bevelhebber hoeft niet van die stomme dreigementen te gebruiken, bedacht Ender.
Bonzo ergerde zich aan Enders zwijgen. ‘Hé, je hebt me zelf gevraagd om hierheen te komen, doe dan je mond ook open.’
‘Commandant, het was volkomen terecht dat u me niet in een plton wenste in te delen. Ik weet helemaal niks.’
‘Ik heb jou niet nodig om me te vertellen dat iets wat ik doe terecht is.’
‘Maar ik wil een goed soldaat worden. Ik zal uw gewone oefeningen niet bederven, maar ik moet oefenen en dus oefen ik met de enige mensen die met mij willen oefenen en dat is mijn Pendellichting.’
‘Jij doet wat ik je zeg, kleine rotzak.’
‘Jazeker, commandant. Alle rechtmatige dienstbevelen die u mij geeft zal ik opvolgen. Maar vrij spel is vrij. Dienstbevelen mogen dan niet gegeven worden. Geen enkel. Door niemand.’
Hij zag dat Bonzo witheet van woede begon te worden. Vurige woede was slecht. Enders woede was kil en daardoor kon hij er gebruik van maken. Die van Bonzo was witheet en dat betekende dat hij werd gebruikt.
‘Commandant, ik moet aan mijn carrière denken. Ik zal u niet hinderen bij uw oefeningen en uw wedstrijdgevechten, maar ik zal toch eens wat moeten leren. Ik heb niet gevraagd om naar uw leger overgeplaatst te worden en u probeert mij zo snel mogelijk te ruilen. Maar als ik niks weet wil niemand mij hebben, nietwaar? Als u me iets laat leren kunt u me des te eerder kwijt voor een soldaat waar u wel wat aan hebt.’
Bonzo was toch niet zo stom dat hij in zijn woede een verstandige opmerking niet herkende. Maar daarmee was hij zijn woede nog niet kwijt.
‘Zolang jij deel uitmaakt van het Salamanderleger, volg je mijn bevelen op.’
‘Als u de baas gaat spelen over mijn vrij-spelperiode, kan ik u laten koudzetten.’
Dat was waarschijnlijk helemaal niet waar. Maar onmogelijk was het niet. Als Ender er een hoop stampij over maakte was het niet ondenkbaar dat Bonzo wegens inmenging in vrij spel van zijn bevel ontheven zou worden. Bovendien moest hij ook rekening houden met het feit dat de officieren kennelijk iets in Ender zagen, anders hadden ze hem niet bevorderd. Misschien kon Ender inderdaad wel zoveel invloed uitoefenen op de leraren dat hij iemand kon laten koudzetten. ‘Smeerlap,’zei Bonzo.
‘Het is mijn schuld niet dat u me dat bevel gaf waar iedereen bij was,’zei Ender. ‘Maar als u wilt, doe ik wel net of ik me gewonnen heb gegeven. Dan kunt u me morgen vertellen dat u van gedachten veranderd bent.’
‘Jij hoeft me niet te vertellen wat ik moet doen.’
‘Ik wil niet dat de andere jongens denken dat u bakzeil hebt gehaald. Dan wordt het moeilijker om gezag uit te oefenen.’
Bonzo haatte hem om dat vriendelijke gebaar. Het was net of Ender hem zijn post als een gunst schonk. Om witheet van te worden, maar hij had geen keus. Geen enkele keus. Het kwam niet bij Bonzo op dat hij het zelf had veroorzaakt door Ender een onredelijk bevel te geven. Hij wist alleen maar dat Ender van hem had gewonnen en hem dat vervolgens nog eens flink had ingepeperd door zich heel grootmoedig op te stellen.
‘Ik krijg jou nog wel een keer,’zei Bonzo.
‘Vast wel,’zei Ender. De zoemer klonk als teken dat dadelijk het licht zou uitgaan. Ender liep met een somber gezicht de slaapzaal weer in. Hij zag er verslagen en boos uit. De andere jongens trokken de voor de hand liggende conclusie.
En de volgende morgen, toen Ender de slaapzaal uit liep om te gaan ontbijten, hield Bonzo hem staande en zei luidkeels: ‘Ik ben van gedachten veranderd, lastpak. Misschien steek je nog wat op van dat oefenen met die Pendelgasten zodat ik je makkelijker kwijt kan. Hoe eerder ik van je af ben, hoe beter.’
Читать дальше