‘Ik heb de mijne bij me, Doc,’ riep Wojtowicz. Hij struikelde toen hij zich naar voren haastte, maar bewaarde zijn evenwicht door de kolf van het geweer tegen de weg te rammen. Terwijl hij opstond hield hij het bij de loop vast, als een pelgrimsstaf.
Op hetzelfde ogenblik riep een scherpe stem van dichtbij de banale woorden: ‘Beweeg je niet. We hebben jullie allemaal onder schot. Verroer geen vinger of we schieten.’
Vanachter een kei even boven de weg was een man tevoorschijn gekomen, en twee anderen verschenen vanachter een tweede kei die iets lager lag. Deze twee richtten hun geweren op Wojtowicz, de andere zwaaide heel langzaam zijn twee revolvers heen en weer. De hoofden van de mannen waren volledig bedekt door helderrode zijden maskers met grote ooggaten. De man boven de weg had een zwierige zwarte vilthoed over de bovenrand van zijn masker getrokken, en hij was slank en prollig gekleed, maar ondanks dat alles maakte hij meer de indruk van een taai, stijf oudje, dan van een ècht jong iemand.
Nu stapte hij omlaag, tamelijk snel en handig. Zijn ogen flitsten even onophoudelijk heen en weer als de lopen van zijn twee pistolen.
‘Dat was goed geraden, van de Zwarte Dahlia,’ zei hij vlug maar duidelijk. Hij articuleerde elk woord met een overdreven precisie. ‘Zij was het meesterstuk uit mijn jeugd. Deze keer zal alles veel plezieriger gaan — en er is een kans dat jullie het allemaal overleven — als de man met het geweer het nu los wil laten.’
Wojtowicz liet zijn hand verslappen, en het geweer wankelde vreemd voor het viel. ‘En als alle mannen zich willen verwijderen, naar achter en een eind de heuvel af —’ Rotssplinters spatten anderhalve meter van de man met de zwarte hoed en het rode masker uit de versperrende kei. Vrijwel tegelijk klonk er een zing-spat-zing, en meteen de knal van een geweer achter ze. Ray Hanks was erin geslaagd een schot te lossen vanaf zijn bed in de truck. Wojtowicz graaide zijn gevallen geweer naar zich toe en schoot vanaf zijn heup naar de twee gemaskerde lieden met de geweren. Zij vuurden bijna meteen daarna, en Wojtowicz viel.
Toen het zover was had Margo het grijze pistool uit haar jas gehaald, het op de zwarte hoed gericht, en de trekker ingedrukt. Hij sloeg plat tegen de kei met een krakend geluid, zijn handen opzij geworpen als iemand aan het kruis. Zijn pistolen schoten aan beide kanten uit zijn handen. De kei schommelde, een heel klein beetje.
Iemand schreeuwde vurig, opgetogen, uitgelaten.
Wojtowicz schoot vanaf de grond, de mannen met de geweren vuurden opnieuw, toen had Margo het pistool op hun gericht, en ze zeilden achterover, met radslagen en salto’s, waarbij er één een kei raakte. Hun wapens wentelden los van hun mee, tot ze een meter of vijf over de rand waren en uit het gezicht verdwenen.
De Zwarte Hoed gleed langzaam van de kei af, zodat er een rode vlek werd onthuld waar zijn hoofd tegen de kei had gerust. Margo rende op hem af, richtte het pistool op hem, en veegde hem eenvoudigweg de helling en de klif eronder af, zijn beulen achterna. Drie keitjes vergezelden hem. Doc, die het dichtst bij Margo’s schootsveld stond, walste rond met uitgestrekte arm, nam drie stappen de helling af, en slaagde erin zich verder onheil te besparen door met zijn voeten op een zeer smal richeltje terecht te komen.
Hunter rende op Margo af, greep het grijze pistool met een hand beet en verwijderde met de andere haar vinger van de trekker, terwijl hij schreeuwde: ‘Ik ben het maar!’ recht in haar gezicht.
Toen pas hield ze op met moordlustig krijsen, hijgde en zei met een demonische grijns: ‘Uh-huh.’
Stastok rende naar Ida.
Harry McHeath knielde bij Wojtowicz, die ‘Wauw, o, wauw!’ aan het zeggen was. Toen: ‘Kom, jongen, ik wou na het eerste schot toch al op de grond vallen. Ze hebben alleen mijn schouder geschampt, geloof ik.’
Doc schreed op Margo en Hunter toe, en eiste: ‘Mijn God, was is dat voor geweer? Mijn arm kwam in de rand van de straal, en het was alsof ik een moker weggooide en die vergat los te laten.’
Margo zei snel tegen Hunter: ‘Maak je geen zorgen: hij is nog half geladen — kijk maar, die paarse streep, hier.’
Doc zei: ‘Laat mij —’ en kwam toen opeens overeind en keek vlug om zich heen. ‘McHeath,’ riep hij, ‘breng mij het geweer van Wojtowicz! Rama Joan, kijk jij naar Wojtowicz. Hixon, haal het geweer van Hanks — als die held hem wil afstaan. Ross, geef Margo haar pistool terug. Zij weet hoe het werkt. Margo, jij en ik gaan dit gebied verkennen tot we zeker weten dat er verder geen moordenaars zijn. Kom links van mij en schiet op alles met een pistool dat niet bij ons hoort, maar let op hoe je met die stralenbundel te keer gaat.’
Margo, erg bleek geworden, begon weer te grinniken en ging naast Doc staan zoals hij had aangegeven, waakzaam en half gebogen. Wanda, die aan kwam zetten om Stastok te helpen met het weer tot leven wekken van Ida, sloeg één blik op Margo en deinsde terug.
Kleine Man zei bedachtzaam: ‘Ik geloof werkelijk dat het die moordenaar was, maar nu zullen we wel nooit te weten komen hoe hij eruit zag. Misschien hadden we hem wel herkend.’
Wojtowicz, die rilde toen Rama Joan zijn bloedige hemd met haar tanden van zijn lichaam scheurde, snauwde tegen Doddsy: ‘Ach, idioot!’
Rama Joan likte het bloed van haar lippen en zei kalm: ‘Haal uw eerste-hulp-doos, Mr. Dodd.’
Doc nam het geweer aan dat McHeath hem bracht, stak een nieuwe patroon in de kamer en begon tegen de helling op te lopen, terwijl hij Margo zei: ‘Kom mee, nu er nog licht is. We moeten een veilige kampeerplaats hebben.’
* * *
Barbara Katz onderdrukte een huivering toen de grote politieman zijn hoofd en lamp door de achterruit aan haar kant van de sedan stak en luidkeels maar niet opgewonden wilde weten: ‘Hebben jullie nikkers deze auto gestolen?’
Ze begon vlug te praten, in haar rol van secretaresse- cum gezelschap van Knolls Kelsey Kettering III, en bewoog intussen haar hand heen en weer onder het raam om de aandacht van de agent op het honderd dollar biljet in haar hand te vestigen, maar vergeefs.
Toen zijn lamp KKK in het gezicht scheen besefte Barbara met een schok dat het zwaar gerimpelde gezicht nogal leek op dat van een oude kleurling. En hij was weer min of meer verdoofd — de hitte was hem teveel geweest. Maar toen gingen de lichtblauwe ogen open en een gebarsten doch arrogante stem commandeerde: ‘Hou op met dat ding in mijn gezicht te schijnen, idioot in je blauwe jas!’
Dit scheen de agent tevreden te stemmen want hij deed de lamp uit en Barbara voelde dat het biljet zacht uit haar vingers werd getrokken. Hij verwijderde zijn hoofd uit het raam en zei goedgehumeurd: ‘Okay, jullie kunnen wel doorrijden. Maar zeg me een ding: waar denken jullie dat je voor aan het vluchten bent? De meeste zeggen vanwege hoge vloedgolven, maar er is geen orkaan. Een paar auto’s hadden het over iets dat uit Cuba kwam. Jullie vluchten allemaal als konijnen. Onbegrijpelijk.’
Barbara stak haar hoofd buiten het raampje. ‘Het komt inderdaad door vloedgolven. Die nieuwe planeet maakt ze.’ Ze keek achterom naar het oosten: de Zwerver kwam op, geheel paars met een gele monsterfiguur erop. De glinsterende spoel van de mismaakte maan zou een zak kunnen zijn die het monster droeg.
‘O dat,’ zei de politieagent, met een brede grijns op zijn grote hoofd. ‘Dat zit een heel eind weg in de lucht. Dat is niet belangrijk. Ik praat over dingen die op aarde gebeuren.’ ‘Maar dat witte ding daar is de maan die wordt gebroken; legde ze uit.
‘Zo ziet de maan er niet uit,’ maakte hij haar geduldig duidelijk. ‘De maan zit ergens anders.
‘En toch worden de vloedgolven door de nieuwe planeet veroorzaakt,’ zei ze koppig. ‘De eerste was niet zo erg, maar ze worden nog hoger. Florida is nergens meer dan honderd meter hoog. Ze spoelen er gewoon overheen.’
Читать дальше