Achter hun raakte de Zwerver de rand van de oceaan. De gebogen maan-ruit ging opnieuw voor langs. De planeet zelf vertoonde weer het yin-yang-beeld, maar schijnbaar gekanteld — naar adem snakkend dacht Doc: Hé, daarmee is het begonnen. Het ding heeft één rotatie voltooid — het heeft een dag van zes uur. Toen rees er iets zwarts, rechthoekigs en met rafelige randen op, en sneed zijn uitzicht op de Zwerver af.
Het was het platform waar ze hun schotelforum hadden gehouden, op zijn kant gezet door de tweede van de grote krulgolven.
Toen hoorde hij het gebrul.
NA ZES UREN
De anderen waren weer gaan rennen en hij stampte achter ze aan. Vinnige naaldjes plaagden zijn hart.
Toen… wel, het was alsof in één verschrikkelijke, geen tijd vergende duik de Zwerver een half miljoen kilometer was versprongen en opeens boven de groep balanceerde, en de hele hemel bedekte op een smalle grijze band rond de horizon na.
Het was voldoende om hen op de plaats halt te laten houden, ondanks de bleke verschrikkingen met hun wrakhouten vuisten die op het strand lagen te brullen.
Hunter was de eerste die de afstanden en dimensies in de juiste proporties zag, en hij dacht: Jezus, het is gewoon (gewoon, nog wel) een vliegende schotel met een middellijn van vijftien tien meter, die door middel van antizwaartekracht vijf meter boven ons hangt en beschilderd is met een paars en gouden yin-yang-teken. Toen begon hij weer te rennen. De eerste en kleinste van de grote krulgolven bespetterde ze met schuim en bruiste kniehoog rond hen. Hoewel de meeste van hun geesten en zintuigen nog strak gevestigd waren op het ding boven hun hoofden reageerden hun lichamen op de aanval van het water. Ze grepen elkaar vast om steun te zoeken; handen klemden zich aan glibberige handen of natte heupen of doordrenkte jassen. Wanda ging kopje onder, en Wojtowicz dook haar achterna.
Margo’s nagels sneden in Paul zijn nek en ze schreeuwde in zijn oor: ‘Miauw! Pak Miauw!’ en met haar andere hand gaf ze hem een zet. Hij kreeg een klein kattenstaartje en -oortjes in het oog die in het vuile schuim verdwenen en zonder nadenken dook hij er achteraan, en greep met zijn handen in het wilde weg voor zich uit. Zo miste Paul wat er vervolgens gebeurde.
Een roze luik van twee meter breed vloog open in het midden van de schotel, en naar buiten zwaaide, vlak boven hun hangend aan twee van klauwen voorziene ledematen en een puntige grijpstaart, een met groen en violet bont bedekte — ‘Duivel!’ krijste Ida. ‘Zij zei toch dat het duivels zouden zijn!’
‘Tijger!’ schreeuwde Harry McHeath. Doc hoorde het en zijn gedachten smeten eruit, even onbedwingbaar als een stel eerlijke dobbelstenen: Mijn God, de tweede zondagspagina van Buck Rogers! De Tijgermensen van Mars!
‘Keizerin!’ riep Stastok, terwijl zijn koude knieën in elkaar klapten, en, omlijst door de smerige stank van de zee, drong een ademtocht hemels parfum zijn neusgaten binnen…
Grote, violette ogen met zwarte pupillen keken hun allen snel om beurten aan, met het kalme air van een ietwat minachtende toeschouwer.
De tweede geweldige golf was geen dertig meter meer weg: het platform reed erop als een surfboard, overal in de rondte dobberden stoelen, en achter het platform aan kwam het half uit elkaar gerukte strandhuis.
Een groene klauw schoot uit, mikte een taps toelopend grijs pistool op de zee, en waaierde het heen en weer.
Er volgde geen flits, gloed, of teken maar de grote golf zonk ineen, verschrompelde, loste op. Het platform gleed eraf en opzij. Het opgebroken strandhuis zwaaide af naar Vandenberg. Al het schuim schoot weg, en verdween. Dingen werden verwarrend hoger en lager. Het water reikte nu nauwelijks tot de heupen, en toen het hen eindelijk bereikte miste het de stuwkracht van de eerste golf.
Het grijze pistool bleef over hun hoofden heen en weer waaieren.
Een grote windvlaag van het land suisde langs hun heen. Doc raakte uit zijn evenwicht en begon te vallen. Rama Joan trok hem in de goede stand.
Pauls hoofd en schouders doken op uit het schuim. Hij klemde een kletsnatte Miauw tegen zijn schouder.
De wind bleef waaien.
Het wezen dat aan de rand van het roze toegangsluik hing scheen uit te rekken, onwaarschijnlijk ver, werd een violet gestreepte groene kromme die naar Paul reikte.
Het grijze pistool viel, en Margo ving het op.
Paarsgrijze klauwen sloegen zich in Pauls schouder, en hij en Miauw werden omhoog gezwaaid, door meer dan slechts menselijke spierkracht, het roze luik in. Margo en Doc en Rama Joan, die zich om steun aan elkaar vasthielden, zagen dit alles duidelijk.
Het groen met violette wezen schoot na Paul en de poes de schotel in.
Toen, zonder zichtbare overgang, hing de schotel honderden meters hoog in de lucht, niet groter dan de maan, en was het luik een grote, bleke stip.
Margo stak het grijze pistool onder haar jasje.
De wind van het land verflauwde.
De stip loste op en de schotel verdween.
Toen worstelden ze allemaal hand in hand tegen het strand op, door kniehoog water dat zuigend terugliep naar zee.
* * *
Bagong Bung, die de Machan Lumpur uit het hoge water van de inham ten zuiden van Do-Son stuurde, na de geslaagde doch onaangenaam vertraagde lossing van diverse soorten contrabande, zag de Zwerver opgaan in de wolkomrande Golf van Tonkin in het begin van de nacht, op hetzelfde moment dat de schotelstudenten — bijna een halve planeet verderop — juist ontsnapt aan de tsunami, toekeken hoe de laatste splinter van de Zwerver in de Stille Oceaan zonk. Voor Bagong Bung was het yin-yang-teken een vertrouwd Chinees symbool waaraan hij graag dacht als de Twee Walvissen, maar de mismaakte maan — waarop hij snel zijn koperen kijker richtte — leek voor hem nu op een grote zak vol gelige diamanten.
Zo was voor Bagong Bung het opgaan van de Zwerver waar de maan had moeten opkomen niet zozeer een verbijsterende verstoring als wel een belofte van geluk, een bovennatuurlijke aanmoediging. Diamanten deden hem denken aan de vergane schatschepen die onder de ondiepe zeeën rondom hem waren verborgen. Ogenblikkelijk en onherroepelijk besloot hij dat als de dageraad aanbrak, en daarmee de eb kwam, hij tijd zou besteden aan minstens één duik op de nieuwe plaats waarvan hij had geraden dat daar het wrak van de Sumatra Queen lag.
‘Kom boven, kameraad Hume,’ riep hij door de roestende spreekbuis naar zijn Australische machinist. ‘Groot geluk staat ons te wachten. Nee, ik mag het je niet zeggen. Kom boven, dan zal je het zien. O, en of je het zal zien!’
Paul Hagbolt werd ondergedompeld in een zee van warmte die hij kon inademen, in zoete, pittige geuren, en in vrolijke pastelkleuren waaronder roze domineerde — hoewel er hier en daar heldergroene vegen waren.
Een paar ogenblikken lang was hij er helemaal niet zeker van geweest dat hij in een voertuig was beland. Het leek meer op een vrijwel ogenblikkelijk transport naar een ander vlak van bestaan, een andere plek in het universum — een plek met de kenmerken van een jungle en een slaapkamer. De schotel had hij nauwelijks gezien. Het grootste deel van de tijd dat het ding boven de groep zweefde had hij in het zanderige water lopen wankelen en stikken met Miauw in zijn armen. Toen hij omhoog werd gehaald was zijn eerste gedachte geweest dat hij en Miauw door de volgende golf waren opgetild en nu op de kam werden meegevoerd.
Toen zag hij in drie vlietende maar schokkende flitsen: eerst, een reusachtig, puntig toelopend, groen-paars kattengezicht; ten tweede, twee starende ogen met ongelooflijke vijfbladige irissen rond de zwarte vijfpuntige sterren van pupillen; ten derde, een lange, slanke klauw ter grootte van een hand met smalle indigo vetkussentjes en vier wrede, gekromde nagels van doorzichtig, paarsgrijs hoorn — hij had de indruk dat ze in de nek van zijn jas en misschien ook wel in zijn eigen nek waren geslagen, om hem aan te sporen.
Читать дальше