‘Dan zijn ze dus alle twee—’
‘De zwijntjes wilden Pipo of Libo helemaal niet doden. In beide gevallen was de grote prestatie door een zwijntje geleverd. De enige reden dat Pipo en Libo stierven, was omdat ze zich er niet toe konden brengen het mes op te nemen en een vriend te doden.’
Hoe goed Ender ook zijn best had gedaan om zijn pijn te verbergen, kennelijk had Miro die toch op zijn gezicht gelezen. Want zijn antwoord was op Enders verbittering gericht. ‘Dan u,’ zei Miro. ‘U kunt iedereen doden.’
‘Het is een aangeboren gave,’ zei Ender.
‘U hebt Mens gedood omdat u wist dat het hem een nieuw en beter leven zou brengen,’ zei Miro. ‘Ja.’
‘En mij ook,’ zei Miro.
‘Ja,’ zei Ender. ‘Jou erop uit sturen heeft veel weg van een doodvonnis.’
‘Maar zal ik een nieuw en beter leven tegemoetgaan?’
‘Dat weet ik niet. Je kunt je in ieder geval al heel wat beter verplaatsen dan een boom.’
Miro moest lachen. ‘Ik heb dus in ieder geval één ding voor op Mens, nietwaar — ik ben tenminste ambulant. En niemand hoeft me met knuppels te bewerken om me te kunnen laten praten.’ Toen werd zijn gezicht weer somber. ‘Maar hij kan nu natuurlijk wel duizend kinderen krijgen.’
‘Reken er maar niet op dat je je hele leven vrijgezel zult blijven, hoor,’ zei Ender. ‘Dat zou wel eens een hele teleurstelling voor je kunnen worden.’
‘Ik hoop het,’ zei Miro.
En toen na een tijdje gezwegen te hebben: ‘Spreker?’
‘Noem me Ender.’
‘Ender, zijn Pipo en Libo dan helemaal voor niets gestorven?’ Ender begreep de eigenlijke vraag: Onderga ik dit ook allemaal voor niets?
‘Er zijn slechtere redenen om te sterven,’ zei Ender, ‘dan te sterven omdat je doden ondraaglijk vindt.’
‘Maar wat moet iemand dan,’ zei Miro, ‘die niet kan doden en niet kan sterven, maar ook niet kan leven?’
‘Hou jezelf niet voor de gek,’ zei Ender. ‘Jij komt gerust nog wel aan al die drie dingen toe.’
Miro vertrok de volgende morgen. Er werd veel gehuild bij zijn afscheid. Nog weken erna kon Novinha het eigenlijk niet verdragen in haar eigen huis te zijn, omdat Miro’s afwezigheid haar zo zwaar viel. Ook al was ze het van harte met Ender eens geweest dat het goed voor Miro was om te gaan, het was evengoed ondraaglijk om haar kind te verliezen. Ender vroeg zich af of het zijn eigen ouders ook zo zwaar was gevallen toen hij werd weggehaald. Hij vermoedde van niet. En ze hadden ook nooit gehoopt op zijn terugkeer. Hij hield nu al meer van andermans kinderen dan zijn eigen ouders van hun eigen kind gehouden hadden. Nou, hij zou zich passend wreken voor hun overschilligheid jegens hem. Hij zou hun nu, drieduizend jaar later, laten zien hoe een vader zich te gedragen had. Bisschop Peregrino trouwde hen in zijn eigen kantoor. Novinha had uitgerekend dat ze nog jong genoeg was om, als ze er een beetje haast mee maakten, nog eens zes kinderen te krijgen. Ze wierpen zich met verve op die taak.
Maar voor het huwelijk plaatsvond, beleefden ze nog twee gedenkwaardige dagen. Op een gegeven moment in de zomer overhandigden Ela, Ouanda en Novinha hem de resultaten van hun praktische en theoretische onderzoek: een zo volledig mogelijk model van de levenscyclus en de gemeenschapsopbouw van de zwijntjes, mannen en vrouwen, plus een beredeneerde reconstructie van hun levenspatronen uit de tijd dat de Descolada hen nog niet voor eeuwig aan de bomen had gekluisterd die toentertijd voor hen nog gewoon een woonplek waren. Ender had al een eigen beeld gevormd over wie de zwijntjes waren, en vooral over wie Mens was voor hij naar het leven van licht overging.
Toen hij Het leven van Mens schreef, woonde hij een week lang onder de zwijntjes. Mandachuva en Bladeter lazen het zorgvuldig door en bespraken het met hem; hij veranderde en herschreef net zolang tot het eindelijk klaar was. Die dag nodigde hij iedereen uit die met de zwijntjes werkte — de hele familie Ribeira, Ouanda en haar zusters, de vele werklui die de zwijntjes hun technologische wonderen hadden bezorgd, de onderwijzende monniken van de Geesteskinderen, bisschop Peregrino, burgemeester Bosquinha — en hij las hun het boek voor. Het was niet lang, in nog geen uur was het helemaal voorgelezen. Ze waren bijeengekomen op de helling, dicht bij het jonge boompje van Mens, dat nu al weer drie meter hoog was, op een plaats waar Wroeter hen in de middagzon zou overschaduwen. ‘Spreker,’ zei de bisschop, ‘je zou me bijna overhalen om humanist te worden.’ Anderen, minder geoefende sprekers, konden geen woorden vinden om hun gevoelens uit te drukken, toen niet en later niet. Maar vanaf die dag wisten ze wie de zwijntjes waren, zoals de lezers van De zwermkoningin de kruiperds hadden begrepen en de lezers van De hegemoon de mensheid in zijn eindeloze sterven naar grootheid in een wildernis van verschil en achterdocht. ‘Hierom heb ik destijds een beroep op je gedaan,’ zei Novinha. ‘Ooit droomde ik ervan om dit boek zelf te schrijven. Maar het moest door jou geschreven worden.’
‘Ik heb een grotere rol in het verhaal gespeeld dan ikzelf gekozen zou hebben,’ zei Ender. ‘Maar jij hebt je droom verwezenlijkt, Ivanova. Het was jouw werk dat tot dit boek leidde. En jij en je kinderen maakten mij compleet genoeg om het te kunnen schrijven.’
Hij ondertekende het, net als de andere boeken, met Spreker voor de Doden.
Jane nam het boek op en bracht het via de weerwort naar de lichtjaren verre Honderd Werelden. Ook de tekst van het verdrag ging mee en Olhado’s beelden van het ondertekenen en van de overgang van Mens naar het volle licht. Ze liet dit alles op tientallen plaatsen op alle Honderd Werelden achter, bij voorkeur bij mensen die het waarschijnlijk zouden lezen en zouden begrijpen wat het was. Kopieën ervan werden als boodschap van computer naar computer verzonden en tegen de de tijd dat het Gesternteparlement het bestaan ervan opmerkte, was het al te wijd verspreid om het nog te verdonkeremanen.
In plaats daarvan probeerden ze het af te doen als bedrog. De beelden waren een slechte simulatie. Tekstanalyse had bewezen dat het onmogelijk door dezelfde persoon geschreven kon zijn als de andere twee boeken. Het weerwortlogboek toonde aan dat het onmogelijk van Lusitania afkomstig kon zijn, want daar hadden ze helemaal geen weerwort. Sommige mensen geloofden hen. De meeste mensen kon het niet sohelen. Veel mensen die de moeite namen om Het leven van Mens te lezen hadden de moed niet om de zwijntjes als ramen te aanvaarden.
Sommigen aanvaardden de zwijntjes wel als ramen en lazen de beschuldiging die Demosthenes een paar maanden eerder had geschreven en begonnen de vloot die al naar Lusitania op weg was ‘De Tweede Anderlingenmoord’ te noemen. Dat was een gruwelijke naam. De Honderd Werelden hadden niet genoeg gevangenissen om alle mensen die die naam bezigden op te sluiten. Het Gesternteparlement had gedacht dat de oorlog zou beginnen als hun schepen over veertig jaar Lusitania zouden bereiken. In plaats daarvan was de oorlog nu al losgebarsten en het zou een felle strijd worden. Wat de Spreker voor de Doden schreef werd door veel mensen geloofd; en velen waren bereid om de zwijntjes als ramen te aanvaarden en om iemand die hun dood nastreefde als een moordenaar te beschouwen.
Later, op een dag in de herfst, nam Ender de zorgvuldig ingepakte cocon mee en zoefde hij met Novinha, Olhado, Quim en Ela in de scheerder vele kilometers over het capimgras tot ze de heuvel naast de rivier bereikten. De madeliefjes die ze geplant hadden stonden volop in bloei; de winter zou hier zacht zijn en de zwermkoningin zou beschermd zijn tegen de Descolada.
Ender droeg de zwermkoningin behoedzaam naar de steile rivieroever en legde haar in het hol dat hij met Olhado had gegraven. Voor het hol legden ze het karkas van een pas gedode cabra op de grond.
Читать дальше