Een rosse lichtflits sprong van wolk naar wolk boven de heuvels, maar toen het geluid erachteraan kwam, klonk dat gedempt en onvoldoende alsof er op een gescheurd trommelvel werd geslagen.
Aiken vroeg aan Elizabeth: ‘Hoe is het met het ballonvaren gegaan, schatje?’
‘Ik heb alles erover in mijn kop gepropt hoe je zo’n ding van plaatselijk materiaal zou moeten maken. Gedroogd vissevel voor de ballon zelf, het vlechten van de mand, het maken van touwwerk uit schors. Maar echt geoefend heb ik in een van deze dingen.’ Ze haalde een pakketje uit haar schoudertas dat de maat had van twee flinke bakstenen. ‘Opgeblazen komt dit vijf verdiepingen hoog, helemaal dubbelwandig en semi-bestuurbaar. Knalrood, net als mijn kleren. Er zit een krachtbron in die hete lucht aanvoert. Maar die houdt het niet veel langer uit dan enkele vluchtweken, dus ik zal op een gegeven ogenblik op houtskool moeten overgaan. Het maken daarvan is een ellende. Maar het is de enige antieke brandstof die beschikbaar is, tenzij ik ergens echte steenkool kan vinden.’
‘Geen punt, pop,’ zei Aiken. ‘Blijf maar bij mij en m’n minerale kaarten in de buurt.’
Stein lachte verachtelijk. ‘En hoe wou je dat spul gaan delven? Sneeuwwitje en de zeven dwergen inhuren? De dichtstbijzijnde steenkool moet een honderd kilometer noordelijker zitten, in de buurt van Le Creuzot of Montceau en dat zit een duivels end onder de grond. Zelfs als je er zonder springstof bij zou kunnen, hoe zou je het spul dan mee willen nemen tot waar je er wat aan hebt?’
‘Nou goed, dan heb ik nog een paar weekjes nodig om de details uit te werken,’ blafte Aiken terug.
‘Er zouden nog andere steenkoolafzettingen dichterbij moeten zijn,’ zei Majewski. ‘Die moderne kaarten van jou zijn bedrieglijk, Aiken. Ze laten de lagen en de afzettingen zien zoals die nu bestaan, in de 22e eeuw, niet zoals ze zes miljoen jaar geleden waren. Er waren kleine, oorspronkelijk van moerassen afkomstige steenkoolbassins over het hele Centrale Massief en één echte grote afzetting bij Saint-Etienne, maar die waren allemaal leeg tegen het einde van de 20e eeuw. Terug in het Plioceen hoef je misschien maar een paar kilometer naar het zuiden om zomaar wat voor het oprapen te hebben. Zoek in de buurt van een vulkaan en je zou geluk kunnen hebben.’ ‘Ik zou maar niet beginnen aan Pliocene Mijnbouw & Co., tot je de omgeving goed hebt gezien,’ adviseerde Richard Aiken met een zure grimas. ‘De jongens daar konden er zo wel es hun eigen ideeën over hebben als wij ons hun natuurlijke hulpbronnen toeeigenden.’
‘Dat is heel goed mogelijk,’ bevestigde Bryan. ‘We zouden hen ervan kunnen overtuigen ons mee te laten delen,’ zei Felice. Ze glimlachte. ‘Op de ene manier of de andere.’
De non zei: ‘We zouden ook kunnen proberen conflicten te voorkomen door naar een nog niet bewoond gebied te gaan.’ ‘Ik denk niet dat dat de stijl van Felice is,’ zei Aiken. ‘Ze ziet wel uit naar een beetje lol en wat spelletjes, of niet baby?’ Landry’s bleke, gekroesde haar stond op haar hoofd als een opgeladen ronde wolk. Ze droeg weer die eenvoudige lange jurk met het split opzij. ‘Waar ik ook op uit ben, ik zal het wel vinden. Op dit moment ben ik alleen nog uit op iets te drinken. Wie doet er mee?’ Ze wandelde terug naar de herberg, gevolgd door Stein en Richard.
iemand zou die twee eigenlijk moeten vertellen dat ze hun tijd verspillen,’ mompelde de oude man.
‘Arme Felice,’ zei Amerie. ‘Wat heeft dat kind een ironische naam voor iemand die zo doodongelukkig is. Die agressieve houding is enkel een harnas, net als dat hockey-uniform.’ ‘En daaronder huilt ze alleen maar om liefde?’ vroeg Elizabeth, haar ogen bijna gesloten en met een vaag glimlachje om haar lippen. ‘Wees voorzichtig, Zuster. Dat is er zeker eentje die gebeden nodig heeft, dat is waar. Maar ze is eerder een zwart gat dan een zwart schaap.’
‘Die ogen, alsof ze je levend willen opvreten,’ zei Aiken. ‘Daar scharrelt iets verdomd onmenselijks in rond.’ ‘En niet eens gewoon lesbisch,’ zei Majewski. ‘Voorde rest heb je zwaar gelijk.’
‘Dat is wreed en cynisch om te zeggen, Claude!’ riep de non uit. ‘Je weet helemaal niets van haar achtergronden, niets over wat haar geest zo gewond heeft. Je praat over haar alsof ze een soort monster is terwijl ze alleen maar een pathetisch trots kind is dat nooit heeft geleerd hoe ze moet liefhebben.’ Ze haalde diep adem. ‘Ik ben niet alleen non, maar ook arts. Ik heb gezworen de lijdenden te helpen. Ik weet niet of ik Felice kan helpen, maar ik ga het in elk geval proberen.’
Een windvlaag lichtte haar sluier op en ze rukte hem ongeduldig met een krachtige hand weer op zijn plaats. ‘Blijf niet te laat op, jongens. De ochtend kruipt al op ons af.’ Ze haastte zich het terras af en verdween in de donker geworden tuin. ‘Zou het de non misschien kunnen zijn die gebeden nodig heeft?’ vroeg Aiken zich giechelend af.
‘Houd jij je bek!’ blafte Claude. Toen zei hij: ‘Sorry, jong. Maar jij moet leren een beetje op je woorden te passen. We zullen genoeg moeilijkheden gaan krijgen zonder jou.’ Hij keek naar de hemel waar een lange en krachtige lichtflits over de oostelijke heuvels naar beneden sprong. ‘Het onweer nadert. Ik ga ook naar bed. Wat ik zou willen weten is wie er verdomme zulk weer bestelt als afscheid.’
De oude man liep weg en liet Elizabeth, Aiken en Bryan achter die hem nastaarden. Drie achtereenvolgende donderslagen gaven aan zijn vertrek een potsierlijk theatraal tintje, maar niemand van de mensen op het terras had nog zin om te lachen. ‘Ik heb je nooit verteld, Aiken,’ begon Elizabeth ten slotte, ‘hoe mooi ik je kostuum vind. Je had gelijk. Het is het meest spectaculaire van de hele herberg.’
De kleine man begon met zijn vingers te knippen en zijn hakken te klakken, als een flamencodanser ronddraaiend en poserend. De bliksem verlichtte het los om hem heen hangende kledingstuk. Wat eruitzag als puur goud bestond in werkelijkheid uit een kostbaar weefsel, gemaakt van de voelsprietdraden van de Franconiaanse mossel, beroemd om zijn schoonheid en sterkte. Overal op de mouwen en pijpen van het pak zaten zakken; zakken bedekten het borststuk, de schouders en de heupen. Er was één hele grote op de rug met een opening van onderen. Op zijn gouden schoenen zaten zakken. Zijn riem had zakken. Zelfs de gouden hoed, waarvan de veer vrolijk naar rechts overhing, had een band vol kleine zakjes. En iedere zak, groot of klein, bevatte een instrument of een stuk gereedschap of een opblaasbaar voorwerp van decamole. Aiken Drum was een wandelende ijzerwinkel, aangekleed als een idool van goud.
‘Koning Arthur zou jou meteen ridder Knobbel noemen,’ zei Elizabeth en legde Bryan uit, ‘hij is van plan als een soort Pliocene yankee uit Connecticut door het leven te gaan.’ ‘Je zult in elk geval geen zonne-eclips nodig hebben om de aandacht te trekken,’ zei de antropoloog. ‘Het pak alleen is al genoeg om de boerenbevolking stomverwonderd te laten staan. Maar is het niet een beetje opvallend wanneer je het land wilt gaan verkennen?’
‘In die grote zak om mijn rug zit een camouflageponcho.’ Bryan lachte. ‘Merlijn zal geen schijn van kans hebben.’ Aiken keek toe hoe de stadslichten van Lyon zwakker werden en ten slotte verdwenen, terwijl de naderende storm een gordijn van regen over de vallei trok. ‘De Connecticut-yankee moet zich in het verhaal meten met Merlijn, zo was het toch? Moderne technologie tegen tovenarij. Wetenschap tegen het bijgeloof van de duistere Middeleeuwen. Ik kan me van het boek niet zoveel meer herinneren. Ik las het op de Dalradia toen ik nog maar dertien was en ik was nogal ontevreden over Twain dat hij zoveel ruimte gebruikte voor halfbakken filosofie in plaats van actie. Hoe liep het eigenlijk af? Ik ben het compleet vergeten! Ik denk dat ik de computer om tekst ga vragen voor het slapen gaan.’ Hij gaf Bryan en Elizabeth een knipoog. ‘Misschien mik ik wel wat hoger dan ridder Knobbel!’ Hij slipte weg naar de herberg. ‘Toen waren er nog maar twee,’ zei Bryan. Elizabeth dronk haar Rémy Martin op. Ze deed hem op nogal wat manieren aan Varya denken—bedaard, intelligent en scherpzinnig, maar altijd met de luiken dicht. Ze straalde afstandelijke kameraadschap uit en geen greintje seks. ‘Jij zult niet lang bij Groep Groen blijven, of wel, Bryan?’ merkte ze op. ‘Alle anderen hebben in de afgelopen dagen al een onderlinge afhankelijkheid opgebouwd, maar jij niet.’ ‘Jij merkt ook alles. Weet je wel zeker dat je metafuncties verdwenen zijn?’
Читать дальше