Jammer genoeg reageerden de dragers van zilveren en grijze halsringen anders. Hun discipline werd minder doordat hun belegerde meesters, in beslag genomen door de strijd, niet op vol vermogen konden uitzenden, Ook werden de lagere rangen onder de menselijke huurlingen volkomen gedemoraliseerd nu ze voor het eerst hun Tanu-heren in de strijd zagen vallen. De Firvulag en de Minderen zagen hun voordeel en decimeerden de linies van deze door angst bevangen tegenstanders. Drie volle uren zweefde Velteyn boven het slagveld, enkel zichtbaar voor zijn eigen strijdmacht en dirigeerde van daaruit de verdediging van zijn Stad van Lichten. Wanneer ze het tot de dageraad konden uithouden, het uur waarop de Wapenstilstand aanbrak! Maar terwijl de hemel achter het Zwarte Woud al begon op te lichten, kwam de Aartsvijand in twee aanvalsgolven nog dichterbij, aangevoerd door Bles met de Vier Klauwen en Nukalavee. Zij oefenden grote druk uit en bereikten de paleispoort.
‘Trek terug!’ schreeuwde Velteyn. ‘Verdedig de laatste toegang.’
De van juwelen schitterende ridders deden wat ze konden en eisten met hun tweezijdig snijdende zwaarden een afgrijselijke tol aan levens van mensen en dwergen. Maar steeds weer vond een ijzeren pijl of speerpunt zijn weg naar een onbeschermde plek in liezen, oksel of knieholte en dan was andermaal een dappere strijder op weg naar Tana’s vrede.
Velteyn gromde luidkeels, overmand door verdriet en woede. De deuren van zijn paleis bezweken. Er bleef niets anders over dan de niet-strijdenden via het dak te evacueren met behulp van Sullivan-Ton, die droevig ogende menselijke man wiens psychokinetische vermogens zo sterk ontwikkeld waren. Met Tana’s hulp zouden ze er gezamenlijk wellicht in slagen de bijna zevenhonderd ingesloten burgers in veiligheid te brengen, terwijl zijn ridders de binnenvallende horde in gangen en trappehuizen voorlopig afweerden.
Kon hij maar met hen sterven! Maar die ontsnapping was voor de vernederde Heer van Finiah niet weggelegd. Hij zou moeten verder leven en hij zou alles aan zijn Heer en Koning moeten uitleggen.
Peopeo Moxmox Burke zakte tegen een van de kantelen op het dak van het paleis in elkaar en liet de spanning en de vermoeidheid over zich komen. Gert en Hansi en een paar andere Minderen doorzochten met stokken het struikgewas van de daktuin en het smaakvolle paviljoen, maar ze vonden enkel inderhaast achtergelaten bagage, gescheurde buidels met edelstenen, geborduurde mantels, rijk versierde hoofdtooien, kapotte parfumflesjes en één enkele, met steentjes bezette.pantserhandschoen. ‘Geen spoor van hen te zien,’ zei Hansi. ‘Ganz ausgeflogen. Ze hebben de duiventil verlaten.’
‘Ga dan maar naar beneden,’ droeg Burke hun op. ‘Zorg ervoor dat alle kamers en ook de kelders worden nagegaan. En als je Uwe ziet of Zwarte Denny, stuur die dan naar mij toe. We moeten het verdelen van de buit een beetje organiseren.’ ‘Oké.’ Beide mannen liepen met veel lawaai de brede, marmeren trappen af. Burke trok een van zijn herteleren broekspijpen op en begon het nog ontstoken vlees rondom de langzaam genezende wond te masseren. Nu de opwinding van de strijd wegebde, begon de wond gemeen pijn te doen; hij had bovendien een lange snede over zijn blote rug opgelopen en ongeveer zevenenveertig zwellingen en kneuzingen die nu allemaal lieten weten dat ze er waren. Maar ondanks dat alles was hij nog redelijk intact. Was de rest van zijn legertje maar zo gelukkig. Een van de vluchtelingen had op het dak een mand achtergelaten met een fles wijn en broodrollen. Zuchtend begon de Commandant te eten en te drinken. In de straten beneden waren de Firvulag bezig hun doden en gewonden te verzamelen en vormden daarbij lange processies door de stad op weg naar de Rijn. Zwalkende lantaarns op het water markeerden de ligging van hun kleine boten die zich al gereed maakten voor de terugtocht nu de wapenstilstand aanbrak. Te midden van de brandende ruïnes boden op sommige plaatsen kleine koppige groepjes menselijke huurlingen nog tevergeefs tegenstand. Madame Guderian had Burke al gewaarschuwd dat de mensen die in Finiah leefden, wel eens nauwelijks dankbaarheid konden tonen voor hun bevrijding. En zoals gewoonlijk had ze gelijk gehad. Het zag ernaar uit dat ze boeiende dagen tegemoet gingen, verdomme. Nog een keer zuchtend, leegde hij de fles, strekte zijn stijf wordende spieren en pikte een gevallen sjaal op om zijn oorlogskleuren weg te vegen.
Mee Marshak probeerde een paar passen meer vooraan in de rij te komen.
‘Het is hier nogal vol, grote jongen,’ snauwde een mooie vrouw met een donkere huid die uit de Koepel van Genot afkomstig was. De andere twee bewoonsters hadden geen grijze halsringen gedragen en waren al lang verdwenen, weggebracht in de lichters die af en aan voeren tussen Finiah en de andere Rijnoever aan de kant van de Vogezen. De Minderen deden hun belofte van amnestie gestand. Maar wie een halsring droeg, was daarmee niet zo makkelijk klaar.
Marshak wist precies wat er rondom dat inderhaast opgezette oorlogstribunaal aan de gang was. Hij stond nog steeds telepathisch in verbinding met al de andere dragers van grijze halsringen in zijn directe omgeving, tenminste voor zover ze dat contact niet doelbewust hadden uitgesloten zoals die donkere vrouw voor hem had gedaan.
De Tanu, de schenkers van macht en genot, waren gevlucht. Terwijl ze naar het oosten verdwenen, hadden ze nog eenmaal gezamenlijk een aangrijpend vaarwel uitgezonden, strelend, warm, meelevend. En voor een laatste keer hadden ze de neurale netwerken van hen die trouw waren gebleven, overspoeld met een warme vloed van genot, waardoor de gevangen grijze-halsringdragers eerder de sensatie van een feestviering ondergingen dan die van rouw of wanhoop. Zelfs nu, nu alles voorbij was, waren de meesten nog in staat elkaar te troosten. Niemand was eenzaam, tenzij hij dat zelf wilde. De verwantschap bleef. De zwarte vrouw stond nu voor de jury, haar ogen schitterend. Toen die ene vraag werd gesteld, schreeuwde ze haar antwoord bijna. ‘Ja, ja! Bij God! Doe het! Geef me mijn eigen persoonlijkheid terug!’
Bewakers brachten haar weg door een deur aan de rechterkant van de plek waar de jury zitting hield. De rest van de grijzen, de afvalligheid van hun zuster betreurend maar die tegelijk respecterend, reikten met hun geesten voor een laatste maal naar haar. Maar ze weerstond hen allen en legde haar hoofd op het blok. De grote houten hamer kwam neer op de ijzeren beitel en toen was er overweldigende pijn. Daarna stilte.
Nu was Marshak aan de beurt. Als in een droom vertelde hij die jury van Minderen hoe hij heette, wat zijn beroep was geweest tijdens zijn leven in het Galaktisch Bestel, op welke datum hij door de tijdpoort was gegaan. De oudste van de rechters las de formule voor.
‘Moe Marshak, drager van een grijze halsring, je bent door een buitenaards ras in slavernij gehouden en werd gedwongen medeplichtig te zijn aan de onderwerping van de mensheid. Je Tanu-meesters zijn verslagen door een bondgenootschap van Vrije Mensen en Firvulag. Als krijgsgevangene heb je recht op de aangeboden amnestie, op voorwaarde dat je instemt met het verwijderen van de halsring. Wanneer je daarmee niet instemt, zul je worden terechtgesteld. Maak alsjeblieft je keuze.’ Hij koos.
Iedere zenuw in zijn lichaam leek te ontbranden. Liefhebbende geesten schonken vertroosting. Vastbesloten bevestigde hij hun eenheid en een vreugdevolle vlam wiste alle andere sensaties uit: het gezicht van de hologige juryleden, de druk van handen die hem beetgrepen en wegvoerden, de stoot in zijn hart door het lange mes en ten slotte de koude omarming door het water van de Rijn.
Richard stond in de kleine, zwak verlichte en van ruwe balken gebouwde houten kapel in Verborgen Bron waar ze Martha hadden opgebaard. Hij zag haar door een floers van rode nevel, hoewel Amerie geprobeerd had hem gerust te stellen met de mededeling dat zijn rechteroog nauwelijks was beschadigd. Hij was niet boos. Teleurgesteld wel, omdat Marty beloofd had te wachten. Hadden ze niet alles samen al uitgedacht? Hadden ze niet van elkaar gehouden? Het was niets voor haar om hem in de steek te laten na alles wat ze hadden doorgemaakt. Goed, hij zou er wel iets op bedenken.
Читать дальше