Marshak hief zijn boog, veranderde iets van positie om de worstelende vrouwen te vermijden en schoot. De met glas bedekte schacht zonk bijna over de volle lengte tussen de chitineplaten die de knippende kaken bedekten. Marshak hoorde hoe de Firvulag een telepathisch gebulder losliet. Zonder zich te haasten legde hij achter elkaar nog twee pijlen op zijn boog en schoot die af in de glinsterende oranje ogen. De insektevorm loste op, werd doorzichtig ... toen was het afschuwelijke ding verdwenen en in plaats daarvan lag een dwerg in een zwarte wapenrusting van obsidiaan op de vloer; dood, keel en oogkassen doorboord. De soldaat gebruikte zijn korte zwaard van vitredur om de vernielde grendels open te krijgen. Rillingen van genot, in werking gesteld door de dankbare buitenaardsen, gleden door de zenuwen van zijn bekken en vormden de gebruikelijke, zoete beloning. Toen de edelman en zijn ontdane gezelschap waren bevrijd, groette Marshak, de rechtervuist tegen de borst gebald.
‘Ik ben tot uw dienst, Verheven Heer.’
Maar de Tanu aarzelde. ‘Waar moeten we heen? De weg naar het paleis van Velteyn is afgesneden!’ De afwezige uitdrukking op zijn gezicht liet zien dat hij bezig was de omgeving met zijn geest te verkennen.
‘We kunnen niet terug naar binnen,’ zei de kleinste van de bewoonsters van de Koepel. ‘Die verdomde schoften komen uit alle kieren en gaten te voorschijn.’
‘Oh, Heer Koliteyr,’ piepte een huilerige blondine. ‘Red ons.’ ‘Stilte!’ eiste de Tanu. ‘Ik probeer het... maar niemand geeft aan mijn oproep gehoor.’
De derde vrouw, mager en met doodse ogen, haar provocerende kleding half van haar benige schouders gescheurd, zonk neer op de bestrating en begon te lachen.
Koliteyrs mond viel open. ‘De Koepel is omsingeld. Ik roep . .. maar de ridders van Heer Velteyn bevinden zich in het heetst van de strijd!. . . Aha ... de indringers deinzen terug voor de wilskracht van de Tanu-cavalerie. De Godin zij gedankt, er zijn er velen die machtiger zijn dan ik.’
Er weerklonken brekende geluiden vanuit het binnenste van de Koepel. Ver geschreeuw kwam snel dichterbij. Er brak nog meer glas en ze hoorden een ritmisch gebeuk. ‘Ze komen! De monsters komen!’ Opnieuw brak de blonde in hysterisch gehuil uit.
‘Soldaat, jij moet ons leiden.’ De Tanu fronst zijn voorhoofd en schudde zijn hoofd alsof hij het helderder wilde maken. ‘Leid ons naar de Noordelijke Waterpoort! Misschien is er een boot.. .’ Maar het was te laat. Dwars door de tuin, bloembedden en struiken vertrappend op hun weg, kwam een wanordelijke strijdmacht van ongeveer twintig Minderen, aangevoerd door een halfnaakte rode man van reusachtige afmetingen. Marshaks hand rustte als bevroren tegen het gevederde uiteinde van de pijl. De meesten van de indringers droegen bogen die net zo goed waren als de zijne en ze waren schietklaar. ‘Geef je over!’ schreeuwde Peopeo Moxmox Burke. ‘Amnestie voor alle mensen die zich vrijwillig aan ons overgeven.’ ‘Terug!’ schreeuwde de Tanu. ‘Ik… ik zal jullie geesten leegbranden. Jullie waanzinnig maken!’
Commandant Burke lachte. Zijn beschilderde gezicht, omringd door slierten grijs haar, zag er dreigender uit dan de fantomen die de Firvulag schiepen. De buitenaardse man wist dat zijn bluf nergens toe diende en hij wist evengoed dat er geen genade zou zijn voor de leden van zijn ras.
Marshak bevelend om de anderen tot de dood te verdedigen, probeerde Koliteyr te vluchten. De ijzeren tomahawk wentelde door de lucht en kliefde het hoofd van de Tanu eer hij twee stappen had gezet.
Marshak ontspande zich. Hij liet pijl en boog op de tegels vallen en wachtte de nadering van de Minderen in een verlammende stilte af.
Het strategische belang van de bariummijn was Sharn-Mes duidelijk geworden op een van de voorbereidende besprekingen die de mensen voor de invasie hadden gehouden. Ze hadden de generaal van de Firvulag duidelijk gemaakt dat het verwoesten van die mijn belangrijker was dan de vernedering van de gehate Aartsvijand. Wilde het grote plan van Madame Guderian lukken, dan was het noodzakelijk dat de toevoer van barium, nodig voor de vervaardiging van de halsringen, volstrekt werd afgesneden.
Kort voor het middaguur, terwijl Sharn met Bles en Nukalavee een adempauze hielden in een inderhaast in elkaar gezette commandopost die goed voorzien was van veroverd bier, kwam er een Firvulag-verkenner met belangrijk nieuws. De Machtige Ayfa en haar vleesetende krijgsvrouwen hadden een succesvolle aanval gedaan door de oostelijke muurbreuk en zwermden nu uit over het gebied rondom de mijn. Daarbij was gebleken dat de gesmolten lavarots, die door de schoten van Claude met de Speer was losgemaakt, de hoofdingang naar de mijn had afgesloten. De raffinaderij en het hele complex waarin menselijke arbeidskrachten en rama’s waren ondergebracht, was daardoor levend begraven en de rest van de vloeibare massa was nog over geruime afstand door de straten gevloeid alvorens te stollen. Maar het administratiegebouw met de rijke voorraad puur barium stond nog stevig overeind. De plek was volledig omringd door zwarte, stomende lava dat langzaam tot sintels begon af te koelen en waarvan het vurige binnenste alleen nog door scheuren in het materiaal waarneembaar was. Er waren nog steeds ingenieurs van de Tanu in het gebouw, onder hen iemand met creatieve wilskracht van de eerste orde. Ayfa en haar strijdmacht hadden die intelligentie wel moeten opmerken toen een onverwachte lichtflits van psycho-energie een van de verkenners tot een rokende spaander had verbrand, daarbij de Verschrikkelijke Skathe op een haar na missend. Zij met de snuffeltanden en de druipklauwen had een psychisch veld geschapen waarachter de overlevenden veilig waren geweest tot ze zich wanordelijk buiten mentaal bereik hadden teruggetrokken. ‘En dus wacht de Machtige Ayfa op uw suggesties, Grote Kapitein,’ besloot de verkenner.
Bles liet een ruw geblaat horen dat voor ironisch gelach moest doorgaan. Hij goot een halve kan bier naar binnen. ‘Ahhh .. . laten we dan gaan om die arme dames te helpen hun eer te redden.’
‘Eer? Mijn kloten!’ siste Nukalavee. ‘Wanneer de creatieve vermogens van die tegenstander groot genoeg zijn om van Skathe het uiterste te eisen, dan is hij een waardig tegenstander voor elk van ons. We zouden al onze kracht verspillen aan het overeind houden van een verdedigingsscherm en niet genoeg over houden voor een offensief.’
‘Zelfs het dichterbij komen is al niet zonder gevaar,’ merkte Sharn op. ‘Die korst van afkoelende lava is nog dun, zoals de verkenner heeft verteld, en kan makkelijk breken onder het gewicht van een dappere. Jullie weten dat onze geesten niet diep genoeg in de korst kunnen doordringen om die te verstevigen. En in het gloeiende magma daaronder vallen, betekent onze zekere ondergang.’ Hij wendde zich tot de dwergachtige gestalte van de boodschapper. ‘Pliktharn, hoe breed is het stuk lava dat we zouden moeten oversteken?’
‘Tenminste honderd reusachtige stappen, Grote Kapitein.’ Pliktharns stem werd begerig. ‘Maar de korst zou mijn gewicht makkelijk kunnen dragen!’
‘Je zou mij en Nukalavee mee kunnen sturen om hem mentaal te beschermen, samen met Ayfa en Skathe,’ stelde Bles voor. ‘Met ons vieren is ons bereik groot genoeg.’
‘En wat gebeurt er dan wanneer onze dappere kleine broer het gebouw heeft bereikt?’ sneerde Nukalavee. ‘Hoe moet hij de Aartsvijand aanvallen? Dwars door ons eigen mentale scherm soms? Bles met de Vier Klauwen, jij hebt die reptielvorm van jou zo lang gedragen dat je hersens vanzelf zijn gekrompen om in zo’n kleine schedel te kunnen passen!’
‘De grote kapitein Ayfa is erachter gekomen,’ waarschuwde de verkenner, ‘dat de Tanu-ingenieurs Heer Velteyn te hulp hebben geroepen.’
Sharn liet een grote hand met een smak op de tafel vallen. ‘Té’s strottehoofd! En als hij komt, haalt hij hen er door de lucht uit, met barium en al! Dat risico kunnen we niet lopen. Ik houd er niet van om die spelletjes van de Minderen mee te spelen, maar in dit geval zit er niks anders op.’
Читать дальше