‘Rustig aan, jongens,’ riep Ayfa. ‘Krijg niet de zenuwen nu jullie er bijna zijn.’
Homi, de kleine Singalese ijzersmelter, hield de nek van Pliktharn nog steviger vast. De lavakorst boog door als een ijsvloer terwijl de Firvulag de schaduwzijde van het mijngebouw naderde. Daar was de stroom lava dikker geworden en had dus de warmte langer vastgehouden. De dunne huid afgekoelde rots kon hier elk ogenblik barsten en hen in het magma daaronder laten vallen.
Rondom die onsamenhangende vorm, ontstaan doordat de een de ander op de rug droeg, hing een stralende hemisfeer, het mentale scherm dat tot stand was gekomen door de gezamenlijke kracht van Ayfa, Skathe, Bles en Nukalavee. De vier helden hadden zich, net als de overige krijgsvrouwen, verborgen achter de stevige muren van uitgebrande woonhuizen, ver genoeg bij de lavastroom vandaan en zeker tweehonderd meter van het hoofdkwartier van de mijn verwijderd. Ontladingen energie, afgevuurd door de ingesloten Tanu, joegen uit een bovenraam op het scherm af en desintegreerden daartegen tot een veelvoud van kleinere lichtflitsen. Eindelijk bereikten Pliktharn en Homi een lager gelegen raam en klommen daardoor naar binnen. Ayfa, die sterk was in het zien op afstand, zag wat er daarna gebeurde. ‘De drie Aartsvijanden dalen af naar die langere kamer, gewapend met staven vitredur! Een van hen straalt grote wilskracht uit. Hij probeert Pliktharn te bewegen het scherm neer te laten… maar dat lukt natuurlijk niet. De sterkste Tanu verzamelt nu al zijn energie voor één machtige stoot van heel dichtbij! Hij werkt meer met constante druk dan met plotselinge projectie. Ons scherm wankelt! Het komt in het spectrum, het wordt blauw! Nu wordt het geel! Oh, het zal falen ... Maar nu heeft de Mindere zijn kruisboog gereed en legt aan. Ahh! Het wapen van bloedmetaal gaat dwars door ons scherm alsof het een regengordijn was! De Aartsvijand valt. Een tweede schot en nog een derde! Al de Aartsvijanden zijn getroffen!’ De vier helden sprongen overeind en de krijgsvrouwen gilden van vreugde om hun triomf. Zelfs op deze grote afstand voelden ze allen in hun geesten de doodsflits van eerst één Tanu-geest en vervolgens van de andere.
Maar hij die de vuurbollen had veroorzaakt was sterk, zelfs in de dood. Versterkt door zijn doodsstrijd, donderde zijn gedachte door de ether:
De Godin zal ons wreken. Vervloekt is hij tot in lengte van dagen die het bloedmetaal gebruikt. Een zee van bloed zal hen overspoelen.
Een seconde later doofde zijn ziel uit.
De Mindere die Homi heette, had de drie ijzeren pijlen voor hernieuwd gebruik weer verzameld en verscheen wuivend voor het venster. Daarna begonnen hij en Pliktharn te werken aan de zware kalkstenen vensterbank, hakkend en brekend tot het metselwerk het begaf. De losgevallen steen smakte op de dunne lavakorst daar beneden en zond een golf van vuur en rook omhoog. Voor de dunne korst zich andermaal kon sluiten, wierpen de mens en de Firvulag kleine containers in dat gat vol gesmolten rots. Vervolgens klommen ze voorzichtig door een ander raam naar buiten en volgden zorgvuldig dezelfde weg terug.
Een jong meisje in glanzend zwart rende zonder enig spoor van vermoeidheid over het smalle voetspoor dat dwars door de Vogezen leidde. De schaduwen vielen en een koele wind kwam van de hoogten in het ravijn waar het pad doorheen liep. Boomkikkers begonnen hun avondlied. Nog even en de roofdieren zouden ontwaken. Nadat de nacht was gevallen, zouden er zoveel van hen op jacht zijn dat Felice ze onmogelijk allemaal met haar mentale kracht op een afstand kon houden. Ze zou gedwongen worden ergens haar kamp op te slaan om te wachten tot de dageraad. ‘En dan zal ik te laat zijn! De Wapenstilstand begint bij zonsopgang en dan zal de oorlog in Finiah voorbij zijn.’ Hoe ver was ze gevorderd? Misschien had ze twee derde van de honderdzes kilometers afgelegd die Verborgen Bron scheidden van de westelijke oever van de Rijn. Ze had die ochtend zoveel tijd verloren voor ze op weg kon gaan en de zon ging al om zes uur onder...
‘Verdomde Richard! Verdomde sukkel om gewond te raken!’ Ze had erop kunnen staan met hem mee te gaan in de vliegmachine. Ze had in elk geval iets kunnen doen. Ze had de oude Claude kunnen helpen met het vasthouden van de Speer. Ze had Madame kunnen helpen bij haar mentale verdediging. Misschien had ze zelfs die vuurbal kunnen afweren waardoor Richard in één oog was geraakt en een soort noodlanding moest maken.
‘Verdomd, verdomd, verdomd! De Firvulag houden met vechten op zodra de Wapenstilstand begint en dan zullen onze mensen het gevecht ook moeten staken. Ik zal te laat zijn om nog een gouden halsring te bemachtigen. Te laat!’ Ze stormde dwars door een kleine stroom. Een paar raven, verstoord in hun feestmaal van wat een otter had laten liggen, steeg schreeuwend op en verdween in de wijnranken die van de laagste boomtakken een soort koepel maakten. Een hyena bespotte haar, zijn waanzinnige gelach weerkaatsend tegen de wand van het ravijn. Te laat.
De glazen trompet van een vechtende Tanu-vrouw kondigde de charge aan. Bepantserde chaliko’s, die ridders droegen in alle kleuren, galoppeerden over de met lichamen bezaaide boulevard in de richting van de barricade waar een afdeling Minderen verbeten standhield. ‘Na bardito! Na bardito!’
Er waren geen bondgenoten van de Firvulag in de buurt om de mentale aanval af te zwakken. Beelden van hersenverblindende kracht zwiepten uit naar de menselijke verdedigers. De nacht was ineens vervuld van onuitsprekelijke dreiging en pijn. Voorwaarts stormende buitenaardsen in hun schitterende harnassen leken ineens van alle kanten te komen, overweldigend om te zien en onkwetsbaar. De mensen schoten hun met ijzer beslagen pijlen af, maar de vaardige psychokinetici onder de Tanu wisten het meeste daarvan af te weren, de rest viel zonder schade aan te richten kletterend tegen de glazen wapenrustingen. ‘De Firvulag! Waar zijn de Firvulag?’ huilde een wanhopige Mindere. Een seconde later stormde een van de ridders op hem in en doorboorde het al door chaliko-klauwen verscheurde lichaam met een lans van saffier.
Van de drieënzestig mensen die hier stand hadden gehouden, ontsnapten er maar vijf door de kleinere zijstraten waar dekzeilen, waslijnen en door angstige rama’s in de steek gelaten karren de bereden Tanu verhinderden hen te volgen.
Op het Centrale Plein in Finiah loeide een reusachtig vuur. Juichende fantomen in honderd verschillende vermommingen renden eromheen, zwaaiend met hun strijdbanieren die versierd waren met snoeren vers beschilderde schedels. Khalid Khan protesteerde. ‘Ze verknoeien hun tijd, Machtige Sharn! Onze mensen lijden een verschrikkelijke nederlaag wanneer de Firvulag hen niet mentaal beschermen. Zelfs de bereden grijze-halsringdragers kunnen dwars door onze linies breken. We moeten samenwerken. En we moeten een manier zien te vinden om hun cavalerie te weerstaan.’
De grote, lichtgevende schorpioen boog zich over de getulbande Pakistaan; de veelkleurige organen binnen zijn doorzichtige lichaam trilden op het ritme van de buitenaardse oorlogsdans. ‘Het is lange jaren geleden sinds we reden hadden om feest te vieren.’ De niet-menselijke stem weergalmde in Khalids hoofd. ‘Al te lang heeft de Vijand zich kunnen verbergen achter stevige stadsmuren om ons te bespotten. Jij weet niet wat wij hebben doorgemaakt, de vernedering die ons ras heeft moeten ondergaan waardoor onze moed teloorging en zelfs de dappersten onder ons tot hopeloze inactiviteit vervielen. Maar zie! Kijk naar de trofeeën van deze schedels, en dat is nog maar een klein deel van het totaal!’
‘En hoeveel daarvan behoren aan de Tanu? Verdomme, Sharn, de meeste slachtoffers onder onze tegenstanders zijn mensen! De niet-strijdende Tanu hebben zich allemaal verborgen in het paleis van Velteyn waar wij hen niet kunnen bereiken. Van hun bereden ridders is er maar een handvol gedood!’ De spookachtige stem leek te aarzelen en kwam toen tot een weifelende bevestiging. ‘De ruiterij van de Tanu is een formidabele uitdaging voor ons. Hun gepantserde rijdieren, wier geesten door de ruiters worden beheerst, zijn niet ontvankelijk voor onze angstaanjagende illusies. We moeten hen fysiek weerstaan en lang niet alle Firvulag zijn daar groot genoeg voor. Onze wapens van obsidiaan—onze zwaarden, hellebaarden, kettingen en werpsperen—zijn vaak niet effectief gebleken tegen de chaliko’s in een Grote Veldslag. En hetzelfde geldt ook hier.’ ‘Jullie hebben een andere tactiek nodig. Er zijn manieren waarop soldaten te voet aanvallende ruiters kunnen weerstaan.’ De tanden van de smid glinsterden in een brede grijns. ‘Mijn voorouders, het Pathaanse heuvelvolk, weet daar alles van.’ De reactie van de Firvulag-generaal was koeltjes. ‘Onze strijdgewoonten worden bepaald door rituele tradities.’ ‘Geen wonder dat jullie verliezers zijn! De Tanu waren niet bang om iets nieuws te proberen en voordeel te behalen uit wat mensen wisten. Nu hebben de Firvulag mensen als bondgenoten, jullie steken één voorzichtige teen in de strijd en dan springen jullie rond om te zingen en te dansen in plaats van op de hoofdprijs af te gaan!’
Читать дальше