‘Pas op, voor ik je onbeschaamdheid bestraf!’ Maar die woedende opmerking miste alle overtuigingskracht. Khalid zei zachtjes: ‘Zouden jullie ons helpen als wij een nieuwe tactiek uitprobeerden? Zouden jullie onze geesten beschermen als wij probeerden om die langbenige rotzakken uit het zadel te gooien?’
‘Ja… dat zouden we doen.’ ‘Luister dan goed.’
De monsterachtige schorpioen veranderde in een aantrekkelijke kleine dwerg die heel bedachtzaam en nadenkend keek. Na een paar minuten lieten de dansende gnomen om het vuur hun waanzinnig vertier in de steek, veranderden in dwergachtige krijgers die dicht bijeenkropen om toe te luisteren.
Het overtuigen van Sharns luitenants bleek wat moeilijker. Khalid moest er zelfs een demonstratie voor organiseren. Hij bracht tien vrijwilligers bij elkaar en rustte die uit met ijzer gepunte werpsperen. Vervolgens bracht hij hen naar de ingang van paleis Velteyn, waar grijze-halsringdragers en Tanu-ruiters de toegang bewaakten tot die laatste wijkplaats. De geplaveide toegangsweg was verlicht door ver van elkaar geplaatste toortsen. Nergens waren andere invasietroepen te zien, hier was een te grote verdedigingsmacht aanwezig. Sharn en zes andere grote helden verborgen zich in een verlaten huis om te zien wat er gebeurde, terwijl Khalid zijn eenheid speerwerpers met opzet in het volle licht liet naderen.
De menselijke leider van de patrouillerende afdeling, volledig in blauwglazen wapenrusting, hief zijn zwaard van vitredur en leidde zelf de charge die dwars over de bestrating kwam aangestormd. Maar in plaats van zich te verspreiden, gingen de Minderen nog dichter bij elkaar staan, een gesloten formatie vormend waar de vier meter lange speren dreigend uit naar voren staken.
De patrouille zwenkte op het laatste moment naar rechts om te voorkomen dat ze in dat ijzeren stekelvarken zouden belanden; de afzonderlijke ruiters hielden hun rijdieren in en probeerden zo rond te draaien dat ze konden toeslaan met hun lange zwaarden of strijdbijlen. Ze waren duidelijk in verwarring omdat alle tegenstanders die ze op deze wijze tot nu toe hadden ontmoet, steeds de klassieke tactiek van de Firvulag hadden toegepast: de speren werpen en dan op de vlucht slaan. Maar deze horde vernieuwers bleef staan tot de rijdieren door het nutteloos zwenken uit balans raakten en staken dan toe in de ongepantserde buiken van de grote, met klauwen uitgeruste monsters. De verschrikkelijke pijn aan hun uiteengereten ingewanden maakte een einde aan de mentale controle die de ruiters over hun dieren uitoefenden. Gewonde chaliko’s wankelden en vielen of renden in razende galop weg terwijl de ruiters zich voor hun leven aan hen vastklampten. De krijgers van Khalid vielen op de mannen aan die uit het zadel waren geworpen, snel met de speer een einde makend aan hun leven. Binnen vijf minuten na het begin van de strijd waren alle leden van de grijze patrouille gedood of gevlucht.
‘Zal dht ook werken bij de Aartsvijand?’ vroeg Betularn met de Witte Hand zich sceptisch af. Zolang Strijdmeester Pallol zich afzijdig hield, was hij de nestor van de Firvulag-helden en zijn mening was voor velen doorslaggevend.
Khalid grijnsde naar de reus met zijn hoge wenkbrauwborstels, terwijl anderen bezig waren bloedende been- en armwonden te stelpen met de gescheurde kapiteinskleding van een gevallen tegenstander. ‘Het zal bij de Tanu precies zo werken, op voorwaarde dat ze er bij verrassing door worden overvallen. We moeten zoveel Minderen en Firvulag verzamelen als we kunnen voor één massieve aanval op het paleis van Velteyn. Mensen die geen speren hebben, zullen het moeten doen met aangepunte stokken van bamboe. De ijzeren hebben we niet nodig om de chaliko’s van hun darmen te ontdoen, maar iedere menselijke strijder te voet zal een ijzeren wapen moeten hebben om de Tanu te kunnen aanvallen die door hun rijdieren zijn afgeworpen. En jullie krijgers zullen bij ons moeten zijn om hen met jullie geesten aan te vallen en iedere klap uit te delen die maar mogelijk is.’ De eerbiedwaardige krijger schudde langzaam zijn hoofd. Hij zei tegen Sharn: ‘Dit is tegen onze traditie, Grote Kapitein. Maar de Aartsvijand heeft de traditie al langer dan veertig jaar bezoedeld.’ De vijf andere helden gromden instemmend. ‘Wij hebben de Godin gebeden om een kans om onze eer te herwinnen. En daarom zeg ik . .. laten we deze tactiek van de Minderen uitproberen. Moge Haar wil geschieden.’
Lang na het middernachtelijk uur, terwijl de rook van de brandende stad de sterren verborg en de onverzorgde toortsen lager en lager sputterden, verzamelden de Minderen en het Kleine Volk zich voor de grote stormaanval. In uitzonderlijke samenwerking weefden de meest virtuoze Firvulag een verwarrend gordijn om de Aartsvijand te misleiden. De belegerde Tanu binnen het paleis wisten dat de vijand iets in zijn schild voerde, maar konden niet vermoeden wat.
De Heer van Finiah zelf, opnieuw omringd door enkele van zijn meest gewaardeerde strategen, dook keer op keer naar geringe hoogte om te ontdekken wat de invasiemacht van plan was, maar de metapsychische schemering was juist dik genoeg om zijn vérziendheid te dwarsbomen. Hij zag niet meer dan de massa’s van de vijand, zich verzamelend voor de toegang tot zijn paleis. Er was blijkbaar geen sprake van afleidende manoeuvres en evenmin van afzonderlijke maar gelijktijdige aanvallen op de vele toegangen tot het paleis. Blijkbaar was Sharn, met die typisch eenzijdige gerichtheid van geest die de Firvulag kenmerkte, van plan alles op het spel te zetten in één grote, frontale aanval. Velteyn zond een telepathisch bevel naar elk van de bevelvoerende ridders die op hun beurt de woorden van hun Heer doorgaven aan hun ondergeschikten:
‘Naar het voorplein! Laat alle nobele Tanu van de strijdcompagnieën, al onze getrouwe verwanten met zilveren en gouden halsringen, alle loyale en dappere soldaten met grijze halsringen zich daar verzamelen. De Aartsvijand maakt zich gereed voor een laatste stormaanval. Laat ons hun lichaam en ziel verwoesten! Na bardito! Voorwaarts, strijders van het Veelkleurig Land!’ Dronken van strijdlust en glinsterend in hun wapenrustingen, chargeerde de cavalerie van de Tanu en masse tegen de ongeordende dichte troepen van de voorwaarts optrekkende vijand. De mentale schermen van verwarring werden pas in de laatste seconden verbroken voor die dodelijke stootkussens van speren, de meeste van ijzer, zichtbaar werden. Terwijl hun eigen mentale wapens bijna door die van de Firvulag werden geneutraliseerd, brachten de ridders van de Tanu hun lansen lager en stuurden hun rijdieren al zwenkend om die egelformaties heen, wachtend op de gebruikelijke regen van speren. Zo greep deze verraderlijke nieuwigheid hen volkomen bij verrassing. Velteyn, die zich hoog boven het slagveld bevond, kon de eerste minuten van die slachtpartij alleen maar vanuit de verte gadeslaan. Toen bracht hij zijn rijdier naar beneden, terwijl hij de linies van de tegenstander bombardeerde met alle psycho-energie waarover hij kon beschikken. Zijn geest en zijn stem bracht weer enige orde in de ontwrichte linies.
‘Laat de rijdieren in de steek! Laat iedereen te voet vechten! Bescherm je kameraden met mentale vermogens. Pas op voor het bloedmetaal!’
Het omvangrijke voorplein en de daaraan grenzende paleisgronden waren nu één bewegende massa van strijdende lichamen. Dofrode flitsen werden zichtbaar waar de mentale schermen van Firvulag en Tanu met elkaar in botsing kwamen en bezweken. De strijders gingen over op gevechten van man tegen man terwijl de laaghartige Minderen met hun ijzer bij elke gelegenheid aanvielen. De kleinste verwonding met het bloedmetaal betekende voor de Tanu de dood. De mensen die goud droegen, konden er natuurlijk wel door worden gewond, maar waren niet perse ten dode opgeschreven. Velteyns hart werd warm bij het zien van de dappere daden van zijn menselijke getrouwen, van wie velen ijzeren wapens probeerden te veroveren om die op hun beurt tegen de Firvulag te gebruiken.
Читать дальше