‘De Jacht heeft ons dan al misschien in de gaten. Landen zou dan op zelfmoord neerkomen en dat is niet de bedoeling van dit alles. Tenminste niet voor mij en evenmin voor Madame Guderian. Finiah is maar het begin van onze oorlog. En Richard heeft nu Martha om voor in leven te blijven.’
Voor hen uit waren de dorpelingen al bezig de netten van de zwarte vogel te halen. Enkele kaarsen lichtten op in de mist waar Amerie bezig was de machine te zegenen. Felice zei: ‘Ik zou je met de Speer kunnen helpen, Claude. Je weet wat een ellendig groot ding dat is. Ik zou kunnen helpen.’ Ze klemde zich aan zijn hemd vast zodat hij abrupt kwam stil te staan. Hij greep haar bij de schouders.
‘Luister nou toch, meisje! Richard barst van de zenuwen. Hij heeft vierentwintig uur niet geslapen en is half gek van angst om Martha. Zelfs met de transfusies die Amerie haar heeft gegeven, heeft ze maar vijftig procent kans om het te overleven. Nu moet Richard een oorlogsvlucht maken in een toestel dat hij amper kent met twee oude gekken in zijn gezelschap en een geweldige druk op zijn geest omdat de hele toekomst van de mensheid hier in het Plioceen daarvan afhangt. Je weet hoe hij over je denkt. Je zou de druppel kunnen zijn die zijn emmer doet overlopen. Je zegt dat je uit de weg zult blijven. Maar ik weet dat je dat niet zult doen als het echt spannend wordt. En daarom blijf jij hier! Wij doen wat we doen moeten en maken dan dat we wegkomen. Met een beetje geluk zal Velteyn niet eens weten waarheen. Daarna komen we terug en halen jou op. Als we het halen, dan beloof ik je dat we je op het slagveld brengen een uurtje nadat de eerste aanval is begonnen.’
‘Claude ... Claude . ..’ Haar gezicht gluurde door de T-vormige opening van de zwarte hoplietenhelm. Paniek en woede en een nog vreemdere emotie leverden daar strijd met haar verstand. Claude wachtte af, biddend dat ze hem niet zou aanvliegen. Maar hij was zo doodop van vermoeidheid dat het hem nauwelijks meer kon schelen of ze hem tegen de grond sloeg en de anderen zou dwingen zijn plaats aan haar af te staan. Ze was ertoe in staat, maar ze wist ook dat hij de beste schutter was. ‘Oh, Claude.’ De van woede fonkelende ogen sloten zich. Tranen kwamen onder de wangstukken van haar helm te voorschijn en de groene pluimen zakten, terwijl ze zich van hem loswrong en terugrende naar het huis van Madame.
Hij zuchtte diep. ‘Zorg dat je klaar bent als we terugkomen!’ riep hij haar achterna en haastte zich toen naar de anderen die al wachtten.
De grote vogel kroop steeis uit zijn schuilplaats te voorschijn. Toen hij in open ruimte was, steeg hij in de vroege ochtendhemel omhoog als een vonk die door een onzichtbare schoorsteen raasde, in één keer een hoogte bereikend van vijfduizend meter. Angélique Guderian stond naast Richard, zich met één hand vastklampend aan de achterkant van zijn stoel terwijl ze met de andere haar halsring vasthield. Richard had zijn oude ruimtevaartoveral aangetrokken. ‘Heb je ons verborgen, Madame?’ vroeg hij. ‘Ja,’ antwoordde ze zwak. Ze had sinds hun terugkeer nauwelijks meer een woord gezegd. ‘Claude. Ben jij klaar?’ ‘Zodra je het sein geeft.’ ‘We zijn op weg!’
Een halve seconde later rolde het luik geruisloos open. Ze hingen bewegingloos boven een patroon van microscopisch kleine juwelen, dat in zijn geheel ruwweg de vorm had van een kikkervisje wiens staart aansloot bij de oostelijke oever van de Rijn. Het patroon schoot snel op hem af terwijl de machine naar beneden kwam en tweehonderd meter boven het hoogste gebouw doodstil bleef hangen.
‘Geef ze ervan langs,’ zei Richard.
Claude bracht de grote Speer in positie en richtte op de lijn van twinkelende lichtjes die de stadsmuur aan de kant van de Rijn markeerde. Ergens in de grijze mist aan de overzijde van de rivier wachtte een heel flottielje van Firvulag-schepen, volgeladen met mensen en buitenaardse krijgers. Houd haar iets lager, oude man. Je hebt geen trek om je eigen mensen uit het water te koken.
Hij nam de veiligheidspal weg en legde die opzij. Daar .. . precies daar. Druk op de tweede knop.
Een dunne straal groenwit licht schoot geluidloos naar beneden.
In de diepte bloeide even een kleine oranje bloem, maar de slinger van lichten op de muur bleef ongeschonden. ‘Shit!’ riep Richard uit. ‘Je miste. Iets hoger.’ Bedaard richtte Claude opnieuw en drukte weer de knop in. Ditmaal geen uitbarsting van oranje vuur, maar enkei een dofrode gloed. Misschien een dozijn van de lampen werd erdoor verzwolgen.
‘Heej-ho! Hebbes!’ krijste de piraat. ‘Je hebt het geflikt, Claude, m’n jongetje! Nu naar de achterdeur.’
De machine draaide zich om haar verticale as en Claude richtte nu op een punt dicht bij de basis van de staart van de kikkervis. Hij vuurde en miste. Te hoog. Hij vuurde en miste weer ... te laag.
‘Jezus, schiet op!’ maande Richard.
De derde keer was het raak. Een deel van de muur smolt weg op de plek waar de verhoogde weg over de hals van het schiereiland naar de vulkanische rotsen liep.
Madame kreunde. Claude voelde hoe drakeklauwen naar zijn ingewanden graaiden.
‘Komen ze eraan?’ vroeg Richard. ‘Houd vol, Madame! Lieve Jezus, Claude, maak een beetje voort. Geef die mijn ervan langs. Het dondert niet of je die gebouwen van hun ook raakt.’ De oude man wrong de Speer in de rondte. Hij begon ineens overvloedig te zweten en de glazen kolf van het wapen gleed slippend door zijn handen. Zijn overbelaste spieren trilden toen hij het wapen probeerde te richten op de kleine krans van blauwe lichten die de ligging van de mijn markeerden. Maar hij kon de Speer niet ver genoeg omlaag brengen om het doel in het vizier te krijgen.
‘Vlug, Richard. Een paar honderd meter meer naar het zuiden!’
‘Aye,’ gromde de piraat. Het toestel veranderde in een oogwenk van positie. ‘Zo beter?’
‘Wacht... ja! Dat moet het zijn. Dit keer moet het in één keer goed zijn. We hebben amper genoeg energie voor nog één stoot op vol vermogen.’ ‘Merde alors,’ fluisterde Madame.
De oude vrouw wankelde bij Richard vandaan en viel tegen de rechterwand. Met de vuisten tegen haar slapen gedrukt begon ze te schreeuwen. Claude had nooit eerder zo’n geluid uit een menselijke keel horen komen, zo’n verschrikkelijk mengsel van wanhoop, afschuw en pijn.
Op hetzelfde moment flitste iets voorbij het raam van de cabine, iets dat neonrood gloeide en de vorm had van een ridder te paard.
‘Oh, God,’ zei Richard. Het geschreeuw van Madame hield op en ze viel bewusteloos op de vloer.
‘Hoeveel?’ vroeg Claude. Hij probeerde zichzelf weer in zijn macht te krijgen, probeerde tegelijk de zware Speer te richten en bad dat dit versleten oude lichaam hem niet op het allerlaatste ogenblik in de steek zou laten. Ze hadden het bijna klaargespeeld! Bijna…
‘Ik tel er tweeëntwintig.’ Richards kalme stem leek van heel ver te komen. ‘Al de ridders van de Ronde Tafel zwermen om ons heen als Sioux rond een wagenkaravaan. Allemaal vuurrood, behalve hun leider… Kijk uit!’ Een van de figuren, de leider in blauw en wit, dook omlaag en nam positie in net onder het toestel. Hij trok zijn glazen zwaard en stak dat omhoog. Drie vuurbollen schoten uit de zwaardpunt en gingen af op het open vliegtuigluik. Claude dook ineen, trok de Speer uit de weg, waarop de vuurwerkachtige voorwerpen de cabine binnenkwamen en daar rondstuiterden tegen het dek en de panelen. Daarbij maakten ze een sissend geluid terwijl de stank van ozon zich snel verspreidde.
‘Schiet!’ gilde Richard. ‘In godsnaam, schiet!’ Claude haalde één keer diep adem. Hij zei: ‘Houen zo,’ en hij richtte en drukte af juist toen de kleine blauwe lichten van de mijn beneden hem in het midden van zijn vizier kwamen. Een staaf groen licht stak omlaag in de licht bespikkelde aarde. Op de plaats van de inslag lichtten de rotsen eerst helderwit op, daarna geel, oranje en ten slotte vlammend rood tot het een veelkleurige zeester leek. Claude viel opzij en de Speer kletterde tegen het dek. Tegelijkertijd begon het luik zich te sluiten. Vurige ontladingen deden de lucht kraken. De oude man voelde hoe een ervan zijn rug raakte en brandend vanaf zijn billen tot aan zijn nek langs zijn ruggegraat gleed. Het interieur van de vliegmachine werd gevuld met rook en de stank van brandend vlees en bekleding. Er weerklonken ook geluiden die Claude registreerde alsof hij het van heel uit de verte waarnam: eerst het gesuis waarmee de twee overgebleven energiebollen hun doel zochten, gevloek en vervolgens een ijle kreet van Richard, daarna een bevend gesnik van Angélique die over het besmeurde dek in zijn richting probeerde te kruipen. Iemand ademde in en uit in een moeizaam en rauw ritme.
Читать дальше