‘Ze steken nu de Rijn over, naar het westen in de Kloof van Belfort,’ zei Burke. ‘Ze willen ongetwijfeld de laatste karavaan van kasteel Doortocht begeleiden voor de Wapenstilstand begint.’
Nog steeds knikte Pallol alleen maar.
‘De Tanu kunnen geen idee hebben van onze voorbereidingen, Strijdmeester. We hebben feilloos gewerkt.’
Ditmaal lachte Pallol, een schurend geluid als van lavablokken die over elkaar gleden. ‘Finiah glanst helder aan de overzijde van de rivier, Leider van Mensen. Bewaar je zelfgenoegzaamheid tot die lichten zijn gedoofd. Maar Madame Guderian zal niet terugkeren en heel dit komplot tegen de ringdragende Aartsvijand zal voor niets zijn geweest.’
‘Misschien, Strijdmeester. Maar zelfs wanneer we niet vechten, dan nog hebben we dingen bereikt waar niemand voordien van durfde te dromen. Bijna vijfhonderd Minderen zijn bijeengekomen voor een gemeenschappelijk doel. Nog geen maand geleden was dat een ijdele illusie. We waren verstrooid en bang en doorgaans zonder hoop. Maar nu niet meer. We weten dat er een kans bestaat om de Tanu-overheersing te breken. Dat zal vlugger gebeuren wanneer de Firvulag ons helpen. Maar zelfs wanneer dat bondgenootschap verbroken werd, zelfs wanneer Madame er niet in zou slagen dit jaar de Speer terug te brengen, dan nog zullen we terugkomen om te vechten. Hierna kunnen de mensen nooit meer terugkeren naar hun oude, schichtige levenswijze. Anderen zullen het Scheepsgraf zoeken wanneer Madame niet slaagt. We zullen dat oude wapen vinden en zorgen dat het weer werkt, iets dat de Firvulag nooit zouden kunnen. En wanneer de Speer onvindbaar blijft—als we hem nimmer vinden—dan zullen we andere wapens gebruiken, net zolang tot de Tanu verslagen zijn.’
‘Je bedoelt dat je het bloedmetaal wilt gebruiken,’ zei Pallol. Een dozijn seconden was Burke doodstil. ‘Je weet dus van het ijzer?’
‘De zintuigen van de ringdragers zijn misschien zo verrot dat ze machines nodig hebben om dat dodelijke metaal op te sporen, maar de neuzen van de Firvulag niet! Jullie kamp stinkt naar ijzer.’
‘We zullen het niet tegen onze vrienden gebruiken. Tenzij jullie verraad in de zin hebben, hebben jullie niets te vrezen. De Firvulag zijn onze bondgenoten, wapenbroeders.’ ‘De Tanu-Aartsvijanden zijn onze ware broeders en toch zijn we gedoemd hen eeuwig te bestrijden. Zou dat tussen Firvulag en mensen anders kunnen zijn? Deze Aarde is voorbestemd om aan mensen toe te behoren en jij weet dat. Ik geloof niet dat de mensheid ermee tevreden zal zijn die aarde met ons te delen. Nooit zullen jullie ons broeders noemen. Jullie zullen ons indringers noemen en proberen ons te vernietigen.’ ‘Ik kan alleen maar voor mezelf spreken,’ zei Burke, ‘want mijn stam, de Wallawalla zal bij mijn dood zijn uitgestorven. Maar geen mens zal verraad kunnen plegen tegen de Firvulag zolang ’k hun generaal ben, Pallol-Eenoog. Dat zweer ik bij mijn bloed, dat even rood is als het jouwe. En of we broeders zijn of niet...
dat vraag ik me nog steeds af. Er zijn heel wat soorten van verwantschap.’
‘Dat dacht ons Schip ook,’ zuchtte de oude kampioen. ‘Het heeft ons hier gebracht.’ Hij tilde zijn zware kop naar de hemel. ‘Maar waarom? Er waren zoveel andere gele sterren in het universum, zoveel mogelijke planeten. Maar waarom hier? Bij jullie? Het Schip was geïnstrueerd om de beste mogelijkheid te selecteren.’
‘Misschien,’ zei Peopeo Moxmox Burke, ‘maakte het Schip een oordeel op langere termijn.’
De hele lange dag hadden roofvogels rondgecirkeld. Ze zweefden op de luchtstromingen boven de bossen van de Vogezen, elk op de hoogte die bij zijn soort hoorde. Het laagst van alle vloog een wentelende zwerm van kleine wouwen, boven hen kwam een paar bronzen buizerds en weer daarboven vlogen de scherpsnavelige adelaars. Daarboven zweefde de eenzame lammergier, de machtigste van alle bottenverslinders. Maar de meest verhevene van al de vogels was deze lange wake als eerste begonnen en had daarmee al de andere aangetrokken. Op onbeweeglijke vleugels draaide hij cirkels op zo grote hoogte dat hij vanaf de grond nauwelijks zichtbaar was. Zuster Amerie keek naar de vogels door de spaarzame takken van een steenden, de taankleurige kat rustte in haar armen. ‘Waar het lichaam is, daar zullen de gieren zich verzamelen.’ ‘Je citeert de christelijke geschriften,’ zei de Oude Man Kawai, die zijn ogen beschaduwde met een bevende hand. ‘Denk je dat de vogels werkelijk helderziend zijn? Of hopen zij enkel, net als wij? Het is al zo laat... te laat.’
‘Bedaar Kawai-san. Wanneer ze deze nacht komen, hebben de Firvulag nog een heel etmaal van vierentwintig uur over om ons bij de aanval te helpen. Dat moet voldoende zijn. Zelfs wanneer onze bondgenoten zich dan bij zonsopgang terug moeten trekken omdat de Wapenstilstand is aangebroken, kunnen we nog steeds winnen met de hulp van het ijzer.’ De oude man bleef klagen. ‘Wat houdt Madame tegen? Het was zulk een kleine hoop. En hier is zoveel werk verzet in de verwachting dat die hoop zou worden vervuld.’
Amerie streelde de kat. ‘Wanneer ze voor de dageraad komen, kan de aanval nog steeds beginnen volgens het tweede schema.’
‘Als ze komen. Heb je nagedacht over het navigatieprobleem? Richard moet eerst naar Verborgen Bron komen. Maar hoe zal hij dat vinden? Vanuit de lucht lijken al die kleine valleien ongetwijfeld op elkaar en het onze ligt verborgen vanwege de Jacht. Richard zal onze kloof niet kunnen vinden, zelfs niet bij daglicht wanneer hij op grote hoogte aankomt. En hij zal niet laag durven vliegen omdat de vijand hem anders zal opmerken.’ Amerie was geduldig. ‘Madame zal het schip met haar mentale kracht verbergen, dat spreekt toch vanzelf? Bedaar toch! Al die zorgen doetje gezondheid geen goed. Hier ... streel de kat. Dat is heel rustgevend. Wanneer je haar vacht streelt, maak je negatieve ionen los.’ ‘Ah so desu ka?’
‘We moeten hopen dat het vliegtuig is uitgerust met een infrarood scanner voor nachtvluchten, precies zoals de onze dat waren in de 22e eeuw. Zelfs nu alle strijders vertrokken zijn, hebben we nog steeds dertig warme lichamen in het dorp over. Richard zal ons weten te vinden.’
Oude Man Kawai zoog zijn adem naar binnen. Een verschrikkelijke gedachte van een heel andere aard kwam in zijn hoofd op. ‘Dat verbergen van het vliegtuig met psychische krachten! Wanneer het volume groter is dan tien kubieke meter, dan zal het haar niet lukken om dat helemaal onzichtbaar te maken. Ze zal het alleen maar zo’n beetje kunnen verbergen en dan moeten we maar hopen dat de Tanu hun waarnemende vermogens daar niet al te grondig op richten. En wat gebeurt er wanneer de machine zo groot is dat haar vermogens totaal ontoereikend zijn om een aanvaardbare illusie te scheppen?’ ‘Ze zal er iets op weten te vinden.’
‘Het is een groot gevaar,’ bleef hij klagen. De kleine kat keek hem met een blik vol lijden aan terwijl zijn hand nerveus op haar vacht klopte. ‘De Vliegende Jacht zou de machine nog kunnen ontdekken terwijl ze hier aan de grond staat! Velteyn hoeft alleen maar omlaag te komen om mijn camouflagenetten van dichtbij te bekijken. Dat zijn dingen van niks.’ ‘Goed genoeg om haar een nacht te verbergen. En Velteyn heeft geen nachtogen. Hij komt bovendien tegenwoordig nooit zo ver naar het westen. Schei uit met je gezeur! Je krijgt nog een hartaanval. Waar is je jiriki?’
‘Ik ben een dwaze, onbruikbare oude man. Ik zou hier helemaal niet zijn als ik wist hoe ik mezelf met Zen in de hand moest houden ... De netten ... als die niet aan hun doel beantwoorden, ‘is het allemaal mijn schuld! Wat een schande!’ Amerie zuchtte van uitputting en gooide de kat naar Kawai. ‘Neem Deej mee naar het huis van Madame en geef haar wat van de overgebleven vis. Dan neem je haar op schoot, je sluit je ogen en je streelt haar en je denkt alleen maar aan al die prachtige driedimensionale films die in Osaka van je produktielijnen kwamen.’
Читать дальше