De catamaran draaide weg van een graalsteen op maar tien meter afstand. Er waren veel mensen op de vlakte van de rechteroever, die hier maar iets meer dan vijfhonderd meter breed was. Zij riepen naar de boot, wuifden, schudden hun vuist of schreeuwden obsceniteiten, die Burton niet hoorde maar als gevolg van veel ervaring wel begreep. Zij schenen evenwel niet vijandig gezind te zijn. Het kwam slechts omdat vreemdelingen door de lokale bevolking altijd op verschillende manieren worden begroet. De lokale bevolking bestond hier uit kleine, donkerhuidige, donkerharige, magere mensen. Zij spraken een taal, die volgens Ruach waarschijnlijk het oorspronkelijke Chamietisch-Semietisch was. Op aarde hadden zij ergens in Noord-Afrika of Mesopotamië geleefd, toen deze landen nog veel vruchtbaarder waren. Zij droegen de doeken als kilts, maar de vrouwen lieten de borst onbedekt en gebruikten de ‘bh’s’ als sjaal of tulband. Zij bezetten op de rechteroever een deel van zestig graalstenen, te weten negentig kilometer. Het volk voor hen was langs ongeveer tachtig graalstenen verspreid en het had bestaan uit Ceylonezen uit de tiende eeuw met een minderheid van pre-Columbiaanse Maya’s. ‘De smeltkroes van de Tijd,’ noemde Frigate de wijze waarop de mensheid was verspreid. ‘Het grootste antropologische en sociologische experiment dat ooit werd verricht.’
Zijn beweringen waren niet te ver gezocht. Het leek erop dat de verschillende volken zo vermengd waren, dat zij iets van elkaar zouden kunnen leren. In sommige gevallen waren elkaar vreemde groeperingen erin geslaagd verschillende sociale ‘smeermiddelen’ te creëren en in relatieve vriendschap te leven. In andere gevallen was de ene kant door de andere gedecimeerd of was een wederzijdse, bijna totale uitroeiing of slavernij van de overwonnenen het gevolg ervan geweest. Gedurende enige tijd na de Verrijzenis was anarchie hoofdregel geweest. De mensen hadden ordeloos door elkaar gedoold en kleine verdedigingsgroepen in zeer kleine gebieden geformeerd. Daarna waren de natuurlijke leiders en de hongerigen naar macht naar voren gekomen en de natuurlijke volgelingen hadden zich achter de leiders van hun keuze — of in veel gevallen van de keuze van de leiders — geschaard.
Een van de verscheidene politieke systemen, die daarvan het gevolg waren geweest, was de ‘graalslavernij’. Een dominerende groep in een bepaald gebied hield de zwakkeren in gevangenschap. Zij gaven de slaaf genoeg te eten omdat de graal van een dode slaaf nutteloos werd, maar zij ontnamen hem de sigaretten, de sigaren, de marihuana, de drank, het droomgum en het smakelijker voedsel.
Tenminste dertig keer had De Hadji op het punt gestaan bij een graalsteen af te meren en was maar ternauwernood aan gevangenneming door graalslavenjagers ontsnapt. Nu letten Burton en de anderen aandachtig op de kentekenen van slavenstaten. Naburige staten waarschuwden hen dikwijls. Een twintigtal malen waren boten uitgevaren om hen te onderscheppen in plaats van te proberen hen aan land te lokken en De Hadji was er maar nauwelijks aan ontsnapt overvaren of geënterd te worden. Vijfmaal was Burton gedwongen geweest te keren en stroomafwaarts te zeilen. Zijn catamaran was altijd sneller geweest dan de achtervolgers, die hem ongaarne buiten hun grenzen joegen. Daarna was De Hadji ’s nachts teruggeslopen en langs de slavenjagers gezeild.
Een aantal malen had De Hadji niet kunnen afmeren omdat de slavenstaten beide oevers over grote afstanden bezetten. Dan ging de bemanning op half rantsoen of ving — als zij geluk had — voldoende vis om de maag te vullen.
De Chamietisch-Semieten in dit gebied waren erg vriendschappelijk geweest nadat zij de verzekering hadden gekregen dat de bemanning van De Hadji geen kwade bedoelingen had. Een Moskoviet uit de achttiende eeuw had hen gewaarschuwd, dat er aan de andere kant van De Rivier een aantal slavenstaten lagen. Veel wist hij niet van hen af als gevolg van de steile bergen. Een paar boten waren door de engte gezeild en bijna geen ervan was teruggekomen. Wie wel terugkwamen brachten berichten over slechte mensen aan de andere kant.
Met het oog op dit alles was De Hadji geladen met bamboescheuten, gedroogde vis en voorraden die gedurende een tijdvak van twee weken uit de gralen opgespaard waren. Het zou nog ongeveer een half uur duren voordat zij de rivierengte zouden binnenvaren. Burton hield zijn aandacht ten dele bij het zeilen en ten dele bij de bemanning. De bemanningsleden lagen op het voordek uitgestrekt te zonnebaden of zaten met de rug tegen het overdekte luikhoofd, dat zij het ‘voorkasteel’ noemden.
John de Greystock was bezig de dunne gesneden beenderen van een hoornvis aan het einde van een pijl te bevestigen. De beenderen voldeden heel goed als veren in een wereld waar geen vogels bestonden. Greystock, of Lord Greystock, zoals Frigate hem om onbekende redenen bleef noemen, was in het gevecht of wanneer er zwaar werk geleverd moest worden, een zeer bruikbare man. Hij was een boeiend maar bijna ongelooflijk vulgaire prater, die vol anecdotes zat over de campagnes in Gascogne en in het grensland, zijn veroveringen van vrouwen of roddel over Edward Longshanks, terwijl hij natuurlijk ook over veel informatie over zijn eigen tijd beschikte. In veel opzichten was hij echter buitengewoon koppig en bekrompen — althans van het standpunt van latere eeuwen gezien — en niet overmatig schoon. Hij beweerde dat hij in zijn aardse leven erg vroom was geweest en waarschijnlijk vertelde hij de waarheid, omdat hem anders niet de eer te beurt zou zijn gevallen in het gevolg van de Patriarch van Jeruzalem te worden opgenomen. Nu echter zijn geloof onjuist was gebleken, haatte hij priesters en hij was in staat elke priester, die hij ontmoette, met zijn spotternij razend te maken, in de hoop dat zij hem zouden aanvallen. Enkelen deden dit en het had maar weinig gescheeld of hij had hen gedood. Burton had hem hierover voorzichtig onderhouden (tegen De Greystock sloeg je geen hoge toon aan, tenzij je met hem op leven en dood wilde vechten) en wees hem erop dat, aangezien zij gasten in een vreemd land waren en door hun gastheren in aantal verre overtroffen werden, zij zich ook als gasten moesten gedragen. De Greystock gaf toe dat Burton gelijk had, maar kon zich toch niet weerhouden iedere priester, die hij tegenkwam, te sarren. Gelukkig kwamen zij niet vaak in gebieden waar zich Christelijke priesters bevonden en bovendien waren er daaronder maar weinigen, die toegaven dat zij priester waren geweest.
Naast hem zat zijn tegenwoordige vrouw ernstig te praten. Zij werd in 1637 geboren als Mary Rutherford en stierf in 1674 als Lady Warwickshire. Zij was een Engelse, maar kwam uit een eeuw, die driehonderd jaar later dan de zijne was, zodat er in hun houding en handelingen vele verschillen waren. Burton dacht niet dat zij nog veel langer bij elkaar zouden blijven.
Kazz lag languit op het dek met zijn hoofd in de schoot van Fatima, een Turkse vrouw, die de Neanderthaler veertig dagen tevoren tijdens een etensstop had ontmoet. Frigate zei dat er aan Fatima een steekje los scheen te zitten. Dat was zijn verklaring voor de bezetenheid, die deze vrouw van een bakker uit Ankara in de zeventiende eeuw, voor Kazz aan de dag legde. Zij vond alles aan hem stimulerend maar van zijn zware behaardheid raakte zij helemaal in extase. Iedereen was er erg mee ingenomen, Kazz wel het meest. Tijdens hun lange tocht had hij nog geen enkele vrouw van zijn eigen soort gezien, hoewel hij van het bestaan van enkelen had gehoord. De meeste vrouwen waren bang voor zijn harige en dierlijke uiterlijk en hij had vóór Fatima geen vast vrouwelijk gezelschap gehad.
De kleine Lev Ruach leunde tegen het voorschot van het ‘voorkasteel’, waar hij bezig was uit het leer van een hoornvis een katapult te maken. Naast hem stond een tas, waarin ongeveer dertig stenen zaten, die hij in de laatste twintig dagen had opgepikt. Aan zijn andere kant zat Esther Rodriguez, die onophoudelijk ratelde, waarbij zij haar lange, witte tanden liet zien. Zij was de opvolgster van Tanya, die Lev op de kop had gezeten nog voor De Hadji afvoer. Tanya was een erg aantrekkelijke en gracieuze vrouw, maar zij was altijd bezig haar mannen te ‘hervormen’. Lev was er achter gekomen dat zij haar vader, haar oom, twee broers en twee echtgenoten ‘hervormd’ had. Zij probeerde met Lev hetzelfde te doen en gewoonlijk met luide stem, zodat de andere mannen in haar omgeving van haar advies konden profiteren. Op een dag toen De Hadji op het punt stond uit te zeilen, was Lev aan boord gesprongen, had zich omgedraaid en gezegd: ‘Vaarwel, Tanya. Ik kan jouw gedram niet meer verdragen. Zoek iemand anders, die volmaakt is.’
Читать дальше