Ik denk dat Van den Aerdenburg en Van Ieperen hevig zijn geschrokken. Ze nodigden Tanja uit voor een gesprek in hun kantoor aan de Keizersgracht. Tanja ging. Wat er in dat kantoor is gebeurd, zullen we nooit meer weten. Vermoedelijk heeft men haar bedwelmd en haar lichaam in de gracht laten glijden, waarna ze verdronk. Een paar dagen later dreef haar lijk in de Keizersgracht.’
De Cock zweeg. Vermoeid. Eenieder was stil. Zelfs de commissaris bewoog niet.
De oude rechercheur schonk nog eens in en nam een slok.
De warmte van de cognac dreef iets van de kilte uit zijn botten. Pas na een paar minuten ging hij verder.
‘Arend Harredijke wist niets van het onderzoek van zijn dochter. Na het bericht van haar dood nam hij contact op met Sonja van Poeldijk en las toen voor het eerst wat Tanja had geschreven.
Arend Harredijke was er onmiddellijk van overtuigd dat Emile van den Aerdenburg en zijn compagnon voor de dood van zijn dochter verantwoordelijk waren. Sonja van Poeldijk wilde de artikelen aan de politie overhandigen voor een nader onderzoek naar de dood van Tanja en het gedrag van beide heren.
Harredijke wilde daar niets van weten. Hij wantrouwde politie en justitie. Het strafrechtelijk klimaat in Nederland achtte hij niet geschikt voor een effectieve berechting. Wereldvreemde psychiaters, milde rechters, cellentekort, justitiële blunders… alles kon ertoe bijdragen dat Van den Aerdenburg en Van Ieperen hun gerechte straf zouden ontlopen.
Hij besloot tot executie en vroeg aan Sonja van Poeldijk om hem daarbij behulpzaam te zijn.’
Commissaris Buitendam ademde diep.
‘Eigenrichting.’
De Cock knikte traag voor zich uit.
‘Arend Harredijke smeedde een ingenieus plan… met als basis dat de beide compagnons van alles zouden proberen om de publicatie van de voor hen zo belastende artikelen tegen te gaan. Sonja van Poeldijk zou daarbij als lokaas fungeren. Ze zou de heren dreigbrieven sturen en hen telefonisch benaderen met de mededeling, dat zij nu in het bezit was van de artikelen van haar vriendin Tanja en dat zij bereid was om over de artikelen te onderhandelen. Niet met beide heren samen, zoals Tanja had gedaan, maar met ieder afzonderlijk.
Sonja van Poeldijk vond het een goed plan en was bereid om haar medewerking te verlenen… onder één voorwaarde.’
Vledder keek gespannen naar hem op.
‘En dat was?’
De Cock gebaarde in zijn richting.
‘Dat na de executie van de beide mannen de serie artikelen van Tanja alsnog werd gepubliceerd… met een aanvullend artikel van Harredijke, waarin beiden hun daad motiveerden, waarna zij zich voor een berechting bij de politie zouden melden.’
Commissaris Buitendam vouwde zijn beide handen.
‘Daarin stak toch iets nobels.’
De Cock reageerde niet.
‘Toen de executie was voltrokken,’ ging hij verder, ‘kreeg Arend Harredijke… wat men zou kunnen noemen… een vlaag van hoogmoedswaanzin. Hij meende twee perfecte moorden te hebben gepleegd… zo perfect, dat zelfs een bekwaam rechercheur als De Cock ze niet had kunnen ontrafelen.
Hij meende ook dat hij in zijn positie als vader van een vermoorde dochter volkomen het recht had om dat vonnis ten uitvoer te brengen. Dat Sonja van Poeldijk als intieme vriendin van zijn dochter hem daarbij had geholpen, vond hij vanzelfsprekend.
Toen Sonja van Poeldijk hem in haar appartement aan de Realengracht herinnerde aan de afspraak dat ze zich beiden bij de politie zouden melden, werd hij daarover zo kwaad, dat hij haar met een porseleinen vaas neersloeg en haar daarna wurgde.
Vrijwel onmiddellijk na zijn daad trok iets van die waanzin weg en besefte hij wat hij had gedaan.’
Vledder grijnsde.
‘Hij probeerde ons te doen geloven dat het zelfmoord was.’
De Cock wreef met zijn vlakke hand over zijn gezicht.
‘Ik heb vanmiddag uitgebreid met Harredijke over de begrippen schuld en boete gesproken. Het vreemde is dat hij over de in koelen bloede gepleegde moorden op de beide compagnons geen enkel gevoel van wroeging kent. Maar de toch min of meer emotionele moord op Sonja van Poeldijk drukt op hem als een loden last.’
De grijze speurder leunde in zijn fauteuil achterover. Hij nam nog een slok van zijn cognac, maar de kilte in zijn botten bleef. Allen zwegen… elk verzonken in zijn eigen gedachten. Na enige tijd kwamen de gesprekken op gang en zakten de afschuwelijke moorden wat naar de achtergrond.
In verband met kerstavond namen de gasten al vrij vroeg afscheid. Toen ze vertrokken waren, nam mevrouw De Cock een leren poef en schoof die bij.
‘Ik had gehoopt dat ze het zouden vragen, maar dat deden ze niet.’
‘Wat?’
‘Waarom ging Sonja van Poeldijk naar het kantoor aan de Keizersgracht en zei tegen jou dat ze daar had gewerkt?’
De Cock glimlachte.
‘Jij let ook altijd zo goed op,’ sprak hij bewonderend. ‘Het was een foutje van Arend Harredijke. Hij had in het Tulp Ziekenhuis in Amstelveen zo overtuigend de rol gespeeld van een man die ternauwernood aan een moordaanslag was ontsnapt, dat de behandelend arts besloot om hem ter observatie op te nemen.
Hij kon toen in alle rust over alles nadenken. Plotseling overdacht hij dat de kopie van de serie artikelen, die Tanja naar de compagnons had gestuurd, mogelijk in het kantoor aan de Keizersgracht lag opgeborgen. Hij was bang dat wij van de recherche die kopie zouden vinden en daaruit snelle conclusies zouden trekken. Daarom stuurde hij Sonja met een sleutel, die hij van het pand had weten te bemachtigen, naar het kantoor. Harredijke hield er rekening mee dat wij haar zouden overvallen. In dat geval moest Sonja zeggen dat ze parttime voor Emile van den Aerdenburg werkte. Hij vergat dat dan in dat kantoor ook haar vingerafdrukken te vinden moesten zijn.’
‘Lag die kopie daar?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Die had Van den Aerdenburg thuis in zijn safe.’
Mevrouw De Cock knikte begrijpend.
‘Er komt vanavond op de televisie een kerkdienst uit zo’n vredig kerkje in de sneeuw in Oostenrijk. Zullen we er samen naar gaan kijken?’
‘Dat is goed.’
Mevrouw De Cock stond op en liep naar de keuken.
De telefoon rinkelde.
De oude rechercheur nam de hoorn op en luisterde.
Het duurde maar kort. ‘Bedankt, Jan,’ sprak hij toonloos.
Met gebogen hoofd slofte hij naar zijn fauteuil terug en huilde. Mevrouw De Cock kwam uit de keuken.
‘Wat is er?’ vroeg ze bezorgd.
‘Jan Kusters belde. Arend Harredijke heeft in zijn cel kans gezien om zelfmoord te plegen.’
‘En daar huil je om?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Niet om Arend Harredijke.. niet om zijn dood. Ik huil om oorlog en vrede, om recht en onrecht… om al die dingen die mensen zo in verwarring kunnen brengen.’
Zo werden de verdachten genoemd die tijdens een foltering werden verhoord.
Zie: De Cock en de dode minnaars.
Zie: De Cock en een variant op moord.
Zie: De Cock en de ganzen van de dood.
Vledder en De Cock hebben in het verleden een paar maal strubbelingen met de Baarnse politie gehad.
Mensen die bij de behandeling van een moord nodig zijn.