'Ja, een test. Jan Brets zou, gefingeerd, in eenzelfde keuzesituatie worden geplaatst.'
'Een keuzesituatie?'
'Ja,' antwoordde De Cock geduldig, 'een situatie, waarin Brets kon kiezen tussen doden… of niet doden.' 'Ik begrijp het, de oude nachtwaker en de hockeystick.' 'Juist. Brassel benaderde Brets met veel hocus-pocus over een bende en…' hij stak gebarend een vinger omhoog, 'met een plan voor een inbraak bij de firma Van Brunssum in de Spuistraat. Hij stelde dat daarbij een oude nachtwaker moest worden neergeslagen en gaf Brets het wapen, waarmee dit moest gebeuren, de met lood verzwaarde hockeystick. Het was voor eenieder duidelijk dat iemand, die met een dergelijk wapen een klap op zijn hoofd kreeg, de slag niet zou overleven. Jan Brets nam de hockeystick echter blijhartig aan en verklaarde zich zonder meer bereid daarmee de oude nachtwaker neer te slaan.'
'En daarmee tekende hij zijn eigen doodvonnis,' zei Vledder. 'Inderdaad. Jan Brets had de test niet doorstaan.' Mevrouw De Cock schudde vertwijfeld het hoofd. Een kille test om uit te maken of een man zou worden vermoord of niet. 'Maar Kamperman dan?' riep ze uit.
'Pierre Brassel had geen argumenten meer,' antwoordde hij somber. Hij had de wraakoefening aanvankelijk kunnen opschorten door te wijzen op de risico's, die daaraan voor hen persoonlijk verbonden waren, de ziekte van Gosler had die risico's weggenomen. Hij had met veel moeite Gosler zover gekregen dat hij een test toestond. Jan Brets bleek nog net zo tot moord bereid als acht jaar geleden.
Toen Brassel ook voor Kamperman een test bepleitte, wilde Go-sler daar niets van weten. Bovendien drong de tijd. De krachten van Friedrich Gosler namen zienderogen af. De ziekte sloopte zijn lichaam sneller dan hijzelf en zijn arts verwachtten. Wilde hij zijn taak nog volbrengen, dan was haast geboden.' 'Reinier Kamperman kreeg dus geen enkele kans?' Het klonk wat verbitterd.
'Dat is het tragische van deze hele geschiedenis, of feitelijk, de tragiek van Brassel, want Reinier Kamperman had zich na de moord op oom Hampelmann wel gereclasseerd. Hij had de misdaad voorgoed de rug toegekeerd en was een oppassend huisvader geworden.'
De Cock zweeg. Zijn laatste woorden bleven lang in de kamer zweven.
'Wat is gerechtigheid toch een akelig woord,' zei mevrouw De
Cock.
De Cock schoof zijn onderlip vooruit en knikte. 'Soms,' zei hij bitter.
Vledder zat nog steeds in gepeins verzonken.
'Waarom,' vroeg hij na een poosje, 'handel je deze zaak niet normaal af?'
'Hoe bedoel je?'
'Wel, arresteer Gosler.'
'Nee, dat doe ik niet. Begrijp me goed, niet omwille van Gosler wegens zijn ziekte, of dat ik zou sympathiseren met zijn motieven, maar omdat ik bang ben.'
'Bang?'
'Ja, ik ben bang voor navolging. Zie je, kanker is een veelvoorkomende ziekte. Als eenieder, die weet dat het onvermijdelijke nabij is, een soort privé-gerechtigheid gaat bedrijven, dan zijn de gevolgen niet te overzien. Daarom is het beter dat de zaak van de dode harlekijnen nooit tot de openbaarheid doordringt.'
Het was al laat in de avond toen Vledder naar huis ging. 'Doe morgen de groeten aan de collega's,' zei hij. Vledder glimlachte. 'Wanneer kom je weer op bureau?'
'Zo gauw als Friedrich Gosler is overleden. Volgens zijn arts een kwestie van dagen. Pas dan doe ik verslag aan de commissaris, eerder niet.'
Hij maakte een simpel handgebaartje. 'Je kunt een dode niet laten arresteren.'
Heler.