Om de smalle mond van Gosler verscheen een grijns.
'Als u mij niet arresteert, bel ik uw commissaris. En als die niet reageert, dan is er altijd nog de pers.'
De Cock knikte peinzend.
'Ik neem aan,' zei hij, 'dat mijn commissaris nog niets weet?'
'Nee, nog niet.'
De Cock staarde een tijdlang voor zich uit. Op zijn breed gezicht lag een gelaten, haast sfinxachtige uitdrukking. Na een paar minuten stond hij op. Hij pakte het ivoorkleurige telefoontoestel dat buiten handbereik stond en legde het in de schoot van de verbaasde Gosler. Daarna ging hij weer rustig tegenover hem zitten en keek hem vriendelijk uitdagend aan. 'U kent het nummer van de commissaris?' Gosler knikte verward.
'Mooi,' zei De Cock, 'dan kunt u hem nu bellen.' Gosler keek hem wantrouwend aan.
'Nu…?'
De Cock gebaarde.
'Zeker, waarom niet. Ik moet u er echter wel op wijzen dat op hetzelfde moment dat u mijn commissaris, of eventueel de pers inlicht, ik van hier rechtstreeks naar Ouderkerk aan de Amstel rijd en daar uw zuster en zwager arresteer. Let wel, ongeacht het lot van de kinderen.' Hij pauzeerde even.
'En denk nu niet dat ze de dans ontspringen. Wetboeken, normen en regels geven alleen garanties zolang de mensen er zich aan houden, begrijpt u meneer Gosler. Desnoods pleeg ik een meineed. En als één meineed niet helpt, dan pleeg ik een serie meineden. Maakt u zich over mijn rechtschapenheid echt geen illusies, als het moet ben ik, net als u, een man zonder scrupules.'
De ogen van Gosler vernauwden zich. 'Is dit een dreigement?'
'U kunt het beschouwen zoals u wilt. Wees er alleen van overtuigd dat wanneer u zich aan de wereld als dader presenteert, of het motief van uw daden openbaar maakt, ik uw zuster en zwager als medeplichtigen de gevangenis in help.' Gosler keek hem een tijdje onderzoekend aan en schatte de ernst van het dreigement. 'Ja,' zei hij als conclusie, 'je zou het doen.' De Cock pakte grijnzend het telefoontoestel uit de schoot van Gosler en zette het terug op het tafeltje. 'Kom,' zei hij vriendelijk, 'laten we eens over gerechtigheid spreken.' Gosler knikte vermoeid.
De commissaris greep woedend de telefoon. Voor hem op zijn bureau lag het rapport over de moord. Het was een vrij summier rapport, niet langer dan een halve pagina. Het bevatte de simpele mededeling dat in kamer 21 van hotel Het Wapen van Groenland het lijk was aangetroffen van een man, genaamd Reinier Kamperman, oud 26 jaar, en dat de omstandigheden veel overeenkomst vertoonden met de situatie, aangetroffen bij het vinden van het lijk van Jan Johannes Brets. Dat was de hele inhoud. Meer stond er niet in. De commissaris was er niet tevreden mee. Hij sloeg met zijn vuist op zijn bureau en schreeuwde onbeheerst: 'Laat De Cock bij mij komen.' Rechercheur Van Corstanje, die de hoorn opnam, zei kalm dat hij hem niet verstond.
'Laat De Cock bij mij komen,' herhaalde de commissaris rustiger.
'Het spijt me,' zei Van Corstanje.
'Wat?'
'De Cock is er niet.'
'En Vledder?'
'Die is er wel.'
'Goed, goed, laat Vledder dan komen.' 'Zoals u wilt,' zei Van Corstanje gelaten. Hij legde de hoorn op het toestel terug en keek om zich heen. Toen hij Vledder in het oog kreeg, wenkte hij hem naderbij. 'Je moet bij de baas komen, Dick. En maak je borst maar nat. De oude heeft gloeiend de pest in.' Vledder haalde zijn schouders op.
'Ik kan er niets aan doen,' gnuifde hij. 'Ik ben altijd erg lief voor hem geweest.' Hij trok rustig zijn colbertje aan, schikte zijn stropdas recht en ging op weg naar de baas. De commissaris was in alle staten. Hij liep als een gekooide leeuw achter zijn bureau heen en weer en stortte al zijn toorn uit over het arme hoofd van Vledder.
'Twee moorden in drie dagen,' riep hij woedend. 'En wat heb ik?' Hij sloeg tijdens het lopen met zijn vuist op zijn bureau. 'En wat heb ik? Twee keuterige rapportjes. En wat staat erin? Geen moer.' Hij hief beide handen bezwerend ten hemel. 'Wat hebben jullie in godsnaam uitgespookt? Mag ik dat waarachtig nog weten? Wie is hier aan dit bureau eigenlijk de commissaris, zeg wie, De Cock of ik?' Vledder wees aarzelend voor zich uit. 'U, commissaris.'
'Ja,' brulde de ouwe, 'ik weet het, jij weet het, maar vraag het eens aan je leermeester.' Vledder slikte.
'Dat zal ik doen, commissaris.'
De commissaris ging weer achter zijn bureau zitten. De woedeuitbarsting had hem goed gedaan. Het had hem zichtbaar opgelucht. Hij streek met zijn hand over zijn grijze haren en beduidde de jonge Vledder dat hij tegenover hem mocht plaatsnemen. 'Drie moorden in twee dagen,' verzuchtte hij. 'Twee moorden in drie dagen,' verbeterde Vledder. De commissaris gebaarde wat nerveus. 'Nou ja, dat bedoel ik ook. En beide moorden nog wel in hetzelfde hotel, dezelfde kamer. Zo ogenschijnlijk moet er enig verband bestaan. Het toeval is te groot. Jij was er toch bij, ik bedoel, zowel bij Brets als bij Kamperman?' Vledder knikte. 'Beide keren.'
'En… wat zegt De Cock ervan?'
'De Cock is in die dingen nooit erg openhartig. Maar ik kreeg wel de indruk dat hij heel dicht bij de oplossing was. Hij zei tenminste dat hij over voldoende aanwijzingen beschikte om de moordenaar te ontmaskeren.' De commissaris knikte peinzend. 'Zo, zei hij dat?'
'Ja, en De Cock is geen grootspreker. Als De Cock zegt dat… ' De commissaris wuifde verdere loftuitingen weg. Hij ging weer staan en keek Vledder vanonder zijn borstelige wenkbrauwen doordringend aan.
'Breng De Cock hier.' Het klonk als een bevel.
Vledder maakte een verontschuldigend gebaartje. 'Ik weet echt niet waar hij is. Ik heb hem vanmorgen al gebeld, thuis, maar daar is hij niet. Ik kreeg zijn vrouw aan de lijn. Ook zij weet niet waar hij is.'
Het hoofd van de commissaris werd weer gevaarlijk rood. Hij strekte zijn arm in de richting van de deur.
'Dan zoek je hem op, vraag desnoods zijn opsporing, maar doe wat!'
Het galmde door de kamer. Vledder knikte.
'Zeker,' zei hij benepen, 'zeker, zoals u wilt.' Onderwijl vluchtte hij de kamer uit.
De Cock stuurde zijn eigen oude Volkswagen door de oude binnenstad van Amsterdam. Hij had een uitgebreid bezoek gebracht aan dr. Brouchec en zocht nu voor zijn wagen een par-keerplaatsje op de Keizersgracht in de buurt van het gerenommeerde accountantskantoor Brassel & Zoon. Het onderhoud met de dokter had hem de zekerheid gegeven dat zijn eigen inzichten inzake de ziekte van Friedrich Gosler juist waren en dat ook Gosler zelf zich daarin niet vergiste. Aanvankelijk had de dokter weinig bereidheid getoond, maar toen De Cock als dreigement de arrestatie van Friedrich Gos-ler in het vooruitzicht stelde en schetste hoe de cellen van het bureau Warmoesstraat er van binnen uitzagen, veranderde zijn houding. Op basis van wederzijds vertrouwen vertelde hij wat medisch gezien zijn verwachtingen waren. De Cock had om een schriftelijke bevestiging gevraagd, maar dat had de dokter pertinent geweigerd.
'Wacht maar rustig af,' had hij gezegd.
Maar juist dat wachten bracht De Cock in een wat pijnlijke dwangpositie.
Toen hij eindelijk op de gracht voor zijn wagen een plaatsje had gevonden, stapte hij uit en slenterde naar het kantoor van Brassel. Zijn gezicht stond ernstig. De plooien in zijn voorhoofd lagen dieper dan normaal. Hij had zijn plannen klaar en wist dat hij risico's liep. Hij wist ook dat zijn ambtsinstructies — een boekje met ettelijke bijlagen — een andere gedragslijn voor hem bepaalden. Maar De Cock hield niet van ambtsinstructies. Hij had er nooit van gehouden. Hij hield van mensen. En dat was heel wat anders. Hij slofte een blauwstenen stoep op, bleef op het bordes staan en belde aan. Na ongeveer een minuut werd de zware deur geopend. Voor hem stond een groenogig meisje. Ze had een kuiltje in haar linkerwang. De Cock nam zijn hoed af en glimlachte. 'Mijn naam is De Cock,' zei hij beminnelijk, 'De Cock met cee-ooceekaa. Zeg tegen de heer Brassel dat ik hem wil spreken.'
Читать дальше