“Dat is inderdaad vervelend. Luister, ik heb geen huiszoekingsbevel,” zei ze, terwijl ze haar badge tevoorschijn haalde, “maar een van die idiote studenten heeft voor nogal wat overlast gezorgd een beetje verderop in de straat. Jammer genoeg hangen daar geen camera’s. Mag ik de beelden van uw camera’s eens bekijken? Ik weet ongeveer hoe laat dat was. Het zal niet zo lang duren.”
Hij fronste en mompelde wat in zichzelf. “Ik weet niet,” zei hij toen, “ik moet de winkel in het oog houden. Ik ben hier in mijn eentje.”
“Ik kan het de moeite waard maken.” Ze lachte. “Wat dacht u van vijftig dollar?”
Hij boog zijn hoofd en zonder een woord te zeggen stapte hij achter de toonbank vandaan en draaide het bordje aan de deur van “open” naar “gesloten”.
“Vijftig dollar?” zei hij. “Kom maar verder!”
Achter in de winkel was het een rotzooi van jewelste en het was er behoorlijk donker. Achter de kartonnen dozen en een heleboel rommel kwam een kleine tv tevoorschijn. Erboven hing een plank aan de wand met daarop een elektronische installatie die met een kabel aan de tv verbonden was.
“Eigenlijk gebruik ik dat ding niet vaak,” zei hij, “alleen als er moeilijkheden zijn. De opnamen worden elke week op maandagavond gewist. Wanneer heeft het incident plaatsgevonden?”
“Zaterdagavond,” zei ze.
“Nou, dan hebt u geluk.”
Hij startte het systeem op. Op de zwart-witbeelden was de voorkant van de winkel te zien. Avery kon de ingang duidelijk zien, net als de overkant van de straat en het begin van Brattle Street. Het gedeelte dat haar interesseerde lag ongeveer vijftig meter verderop. Het beeld werd troebeler en het steegje was niet duidelijk meer te zien.
Met de muis spoelde hij de beelden terug. “Hoe laat was het precies?” vroeg hij.
“Kwart voor drie,” zei ze, “maar ik zou ook graag de beelden zien van andere tijdstippen. Vindt u het goed als ik zelf even kijk? U kunt gerust terug naar de winkel.”
De man keek haar achterdochtig aan. “Bent u van plan iets te stelen?”
“Ik ben een smeris,” zei ze. “Stelen ligt niet in mijn aard.”
“Nou, u ziet er niet uit zoals de meeste smerissen,” zei hij lachend.
Avery pakte een kleine, zwarte stoel. Ze veegde het stof eraf en ging zitten. Ze bestudeerde de installatie en algauw had ze gevonden hoe ze de beelden voor- en achteruit kon spoelen.
Om kwart voor drie zag ze enkele mensen Brattle Street in en uit gaan.
Om tien voor drie leek de straat leeg.
Om acht voor drie kwam er iemand in beeld vanuit de richting van Church Street. Aan haar haren en jurk te zien was het een meisje. Ze stak Brattle Street over en sloeg links af. Toen ze langs het koffiezaakje liep, kwam er een donkere figuur achter de bomen vandaan en pakte haar vast. Opeens waren ze allebei verdwenen. Eventjes kon Avery slechts enkele onduidelijke donkere bewegingen zien. De beelden liepen verder en de bomen namen weer hun oorspronkelijke vorm aan. Het meisje kwam niet meer tevoorschijn.
Ze haalde haar portofoon van haar riem. “Ramirez,” zei ze, “waar ben je?”
“Wie is dit?” antwoordde een krakende stem.
“Je weet maar al te goed wie ik ben. Je nieuwe partner.”
“Ik ben nog steeds in Lederman Park. We zijn hier bijna klaar. Ze hebben net het lichaam weggehaald.”
“Je moet meteen hierheen komen,” zei ze en ze gaf het adres door. “Ik denk dat ik weet waar Cindy Jenkins werd ontvoerd.”
* * *
Een uur later had Avery beide uiteinden van het steegje met gele tape laten afzetten. Een politieauto en het busje van de forensische dienst stonden geparkeerd op de stoep van Brattle Street. Een politieagent hield nieuwsgierige bezoekers op afstand.
Het steegje kwam uit op een brede, donkere straat. Aan de ene kant daarvan bevond zich een glazen gebouw van een makelaarskantoor en een laadperron. De andere kant was bebouwd met woningen. Er was ook een parkeerplaats met ruimte voor vier auto’s. Ook het andere eind van het steegje was afgezet met gele tape en een politieauto.
Avery stond voor het laadperron. “Daar,” zei ze, terwijl ze naar een camera in de hoogte wees. “Die opnamen hebben we nodig. Het is hoogstwaarschijnlijk de camera van het makelaarskantoor. We gaan naar binnen om te kijken wat we te weten kunnen komen.”
Ramirez schudde zijn hoofd. “Je bent niet wijs,” zei hij. “Er was helemaal niets geks te zien op die beelden.”
“Cindy Jenkins hoefde helemaal niet in dit steegje te zijn,” zei Avery. “Haar vriend woont de andere kant op.”
“Misschien maakte ze gewoon een ommetje,” redeneerde hij. “Wat ik bedoel is dat we hier heel wat mensen op zetten en misschien leidt het tot niets.”
“Natuurlijk zal het tot iets leiden. Je hebt de beelden toch gezien?”
“Het enige wat ik zag waren een aantal vage zwarte schimmen waar ik niets van kon maken!” Hij bleef volhouden. “Waarom zou de moordenaar hier toeslaan? Overal hangen camera’s. Hij zou wel helemaal gek moeten zijn.”
“We gaan kijken wat we te weten kunnen komen,” zei ze.
De eigenaar van het glazen gebouw en het laadperron was Top Real Estate Company. Na een kort gesprek met de beveiligingsmedewerker bij de ingang namen Avery en Ramirez plaats in de zachte, lederen stoelen en wachtten op een van de medewerkers van het kantoor. Tien minuten later verscheen de verantwoordelijke van de beveiligingsdienst, samen met de bedrijfsleider.
Avery zette haar mooiste glimlach op en schudde hen de hand. “Bedankt dat u ons wilde ontvangen,” zei ze. “We willen graag de beelden zien van de camera die boven het laadperron hangt. We hebben geen huiszoekingsbevel,” zei ze, “maar wat we wel hebben is een meisje dat werd vermoord en dat zaterdagavond hoogstwaarschijnlijk net voor uw deur werd ontvoerd. Als er op de beelden niets te zien is, zijn we hier binnen twintig minuten weer weg.”
“En als er wel wat te zien is?” vroeg de bedrijfsleider.
“Dan hebt u de juiste beslissing genomen om de politie te helpen bij deze uiterst gevoelige en urgente zaak. Het kan wel een hele dag duren om een huiszoekingsbevel te regelen. Dit meisje is al twee dagen dood. Zij kan ons niets meer vertellen. Zij kan ons niet verder helpen. Maar ú kunt dat wel. Help ons alstublieft. Elke seconde die we verliezen, maakt het moeilijker om de dader op te sporen.”
De bedrijfsleider knikte bij zichzelf en wendde zich tot zijn beveiligingsmedewerker. “Davis,” zei hij, “breng ze naar boven. Geef ze alles wat ze nodig hebben. Als er problemen zijn,” zei hij tegen Avery, “dan hoor ik het wel.”
Op weg naar boven floot Ramirez zachtjes. “Wat charmant,” zei hij.
“Ik doe wat ik moet doen,” fluisterde Avery.
Het beveiligingskantoortje van Top Real Estate was uitgerust met meer dan twintig beeldschermen. De medewerker nam plaats aan een zwarte tafel met een toetsenbord. “Oké,” zei hij. “Tijd en plaats?”
“Het laadperron. Ongeveer om acht voor drie, en vanaf daar graag verdergaan.”
Ramirez schudde zijn hoofd. “Ik weet zeker dat we niets zullen vinden.”
De beelden van de camera waren van een veel betere kwaliteit dan die van de sigarettenwinkel en bovendien in kleur. De meeste schermen hadden hetzelfde formaat, maar een ervan was groter. De beveiligingsmedewerker verbond de camera op het laadperron met het grootste scherm en spoelde de beelden terug.
“Daar!” riep Avery. “Stop!”
Het beeld stopte op tien voor drie. De camera liet een panoramisch beeld zien van de parkeerplaats tegenover het laadperron, evenals het bordje van de doodlopende straat en de straat die zich daarachter bevond. Het steegje dat naar Brattle Street leidde was maar half te zien. Op de parkeerplaats stond maar één auto geparkeerd: een donkerblauw minibusje.
Читать дальше