“Kom nou toch!” mopperde Dylan. “Hoe kan zij dat nou weten? Ze is pas één dag met de zaak bezig. We hebben pas één dood meisje. Dat kan helemaal niet.”
“Hou nu toch eens je mond!” schreeuwde O’Malley.
Dylan beet op zijn onderlip.
“Dit is geen gewone moord,” zei Avery. “Dat zei je zelf ook al, hoofdinspecteur, en ik denk dat jij dit ook ingezien moet hebben,” zei ze tegen Dylan. “Het slachtoffer ziet eruit alsof ze nog leeft. Onze moordenaar aanbad haar. Geen enkele blauwe plek op haar lichaam, geen verkrachting, dus een overval of huiselijk geweld kunnen we alvast uitsluiten. Het forensisch rapport bevestigt dat ze werd gedrogeerd met een krachtig, hoogstwaarschijnlijk natuurlijk middel dat de moordenaar waarschijnlijk zelf heeft samengesteld uit plantenextracten, waardoor ze bijna meteen verlamd raakte en langzaam werd vermoord. Ervan uitgaande dat hij deze planten zelf ergens stiekem kweekt, heeft hij hiervoor licht, een watersysteem en plantenvoeding nodig. Ik heb een paar mensen opgebeld om te weten te komen hoe deze zaden worden geïmporteerd, waar ze worden verkocht en hoe je aan al het benodigde materiaal hiervoor kunt komen. Hij wilde dat zijn slachtoffer in leven bleef, in elk geval een tijdje. Ik had geen idee waarom, tot we hem zagen op het beeld van bewakingscamera’s.”
“Wat?” fluisterde O’Malley.
“We hebben hem,” zei Ramirez. “Maar maak je nog niet al te blij. De beelden zijn korrelig en het is lastig te zien, maar de hele ontvoering werd door twee camera’s geregistreerd. Jenkins verliet zondagnacht iets na halfdrie een feestje om naar het huis van haar vriend te gaan. Hij woont op ongeveer vijf straten van het Kappa Kappa Gamma-gebouw. Avery nam dezelfde weg die Jenkins normaal zou hebben genomen. Ze kwam langs een steegje. Ik weet niet hoe ze erbij kwam, maar opeens kreeg ze het idee om de bewakingscamera van een sigarettenwinkel daar in de buurt te controleren.”
“Daar is een bevelschrift voor nodig,” onderbrak Dylan.
“Alleen als iemand erom vraagt,” antwoordde Avery. “En soms kom je al een heel eind met enkel een vriendelijke lach en een aardig gesprekje. Deze winkel kreeg het afgelopen jaar een keer of tien met vandalisme te maken,” vervolgde ze. “Onlangs heeft de eigenaar een bewakingscamera geïnstalleerd. Nu ligt die winkel aan de andere kant van de straat, schuin tegenover dat steegje en op een wat grotere afstand, maar toch kun je op de beelden duidelijk een meisje zien – en ik geloof echt dat het Cindy Jenkins was – die tussen de bomen vastgegrepen wordt.”
“En toen belde ze mij,” ging Ramirez verder. “Eerlijk gezegd dacht ik dat ze gek was. Echt waar. Die beelden leken mij echt niet duidelijk genoeg. Maar Avery wilde dat ik de forensische dienst belde om de hele zaak daar ter plaatse te onderzoeken. Je kunt je wel voorstellen dat ik kwaad was. Maar,” zei hij enthousiast, “ze had gelijk. Er hing nog een andere camera in de buurt, bij het laadperron op het einde van het steegje. We vroegen het bedrijf of we de beelden konden zien. Ze gingen akkoord en boem!” zei hij met uitgestrekte armen. “Op de beelden zagen we een man uit het steegje komen die ons slachtoffer stevig vasthield. Dezelfde jurk. Dezelfde schoenen. Hij was tenger gebouwd en duidelijk kleiner dan Cindy, en hij danste. Hij hield haar vast en danste werkelijk met haar. Ze was duidelijk onder invloed van iets. Haar voeten hingen er maar zo’n beetje bij. Op een bepaald ogenblik kijkt hij zelfs recht in de camera. Die griezel stond ons gewoon uit te lachen. Hij zette haar op de passagiersstoel van een minibusje en reed weg alsof er niets was gebeurd. Een donkerblauwe Chrysler was het.”
“Kenteken?” vroeg Dylan.
“Vals natuurlijk. Ik heb het al gecheckt. Zal wel een nep nummerplaat zijn. Ik ben een lijst aan het samenstellen van alle Chrysler-minibusjes met dezelfde kleur die de afgelopen vijf jaar in een straal van vijf naburige staten werden verkocht. Hij had zich natuurlijk ook hebben vermomd. Je kon amper zijn gezicht zien. Hij had een snor, mogelijk een pruik op en droeg een bril. Het enige wat we kunnen inschatten is zijn lengte – ongeveer een meter zeventig – en misschien zijn huidskleur: blank.”
“Waar zijn de opnamen?” vroeg O’Malley.
“Beneden bij Sarah,” antwoordde Avery. “Ze zegt dat het wel een tijdje kan duren, maar ze zal proberen op basis van wat ze kan zien morgen een compositietekening af te hebben. Als we iets van een gezicht hebben, kunnen we dat vergelijken met onze verdachten en onze database checken om te kijken of er iets herkenbaars tussen zit.”
“Waar zijn Jones en Thompson?” vroeg Dylan.
“Ik hoop dat ze nog steeds aan het werk zijn,” zei Avery. “Thompson heeft de leiding over de surveillance in het park. Jones probeert uit te zoeken waar het busje heen reed nadat hij uit het zicht verdween.”
“Toen we vertrokken,” voegde Ramirez eraan toe, “had Jones al minstens zes verschillende camera’s binnen een straal van tien straten rond het steegje ontdekt die weleens interessant zouden kunnen zijn.”
“Zelfs al verliest hij het busje uit het oog,” zei Avery, “dan weten we tenminste welke kant het op is gegaan. We weten dat hij vanuit het steegje in noordelijke richting ging. Samen met wat Thompson eventueel in het park vindt, zal dat het mogelijk maken om een bepaald gebied af te bakenen, en als het moet kunnen we alle huizen contoleren.”
“Hoe zit het met sporen?” vroeg O’Malley.
“Niets gevonden in het steegje,” antwoordde Avery.
“Is dit alles?”
“We hebben ook enkele verdachten. De avond van haar ontvoering was Cindy op een feestje. Er was daar ook een gozer die George Fine heet. Naar verluidt zit hij al jaren achter Cindy aan: hij volgt dezelfde vakken als zij en verschijnt op alle feestjes waar Cindy ook is. Zaterdag kuste hij Cindy voor de eerste keer en heeft hij de hele avond met haar gedanst.”
“Heb je hem al gesproken?”
“Nog niet,” zei ze en ze keek hierbij naar Dylan. “Ik wilde eerst je toestemming vragen voordat ik heel Harvard in rep en roer zou brengen.”
“Ik ben blij dat je toch iets van gevoel voor protocol hebt,” gromde Dylan.
“En dan hebben we nog haar vriendje,” voegde Avery eraan toe, “Winston Graves. Cindy zou die nacht naar zijn huis komen. Maar ze is er nooit aangekomen.”
“Dus we hebben twee mogelijke verdachten, opnamen van de ontvoering en een busje dat we moeten opsporen. Ik ben onder de indruk. En het motief? Heb je daar al over nagedacht?”
Avery meed zijn blik.
Zowel de camerabeelden als de manier waarop het slachtoffer was behandeld en neergezet, wezen op een man die genoot van wat hij deed. Hij had het al eerder gedaan en hij zou het weer doen. Hij werd kennelijk gemotiveerd door een kick van machtsgevoelens, want hij trok zich niets aan van de politie. Dat leidde ze af uit de buiging die hij voor de camera bij het steegje had gemaakt. Daar was ofwel lef ofwel domheid voor nodig, en niets in de manier waarop hij het lichaam had gedumpt of haar had ontvoerd wees op een gebrek aan beoordelingsvermogen.
“Hij speelt een spelletje met ons,” zei ze. “Hij houdt van wat hij doet en hij wil het nog een keer doen. Ik denk dat hij een plan heeft. Dit is nog niet voorbij.”
Dylan snoof en schudde zijn hoofd. “Belachelijk,” siste hij.
“Goed,” zei O’Malley. “Avery, je mag morgen met de verdachten gaan praten. Dylan, jij licht Harvard in dat Avery morgen langskomt. Ik bel vanavond de hoofdcommissaris en licht hem in over wat we tot zo ver hebben. Ik kan ook bevelschriften regelen voor de bewakingscamera’s. Zorg ervoor dat Thompson en Jones alert blijven. Dan, ik weet dat je het de hele dag al behoorlijk druk heb gehad, maar nog één klusje en dan kun je naar huis. Probeer achter de adressen van die twee jongens van Harvard te komen. Rij er even langs op weg naar huis. Probeer er zeker van te zijn dat ze deze nacht nergens naartoe gaan. Ik wil niet dat iemand de benen neemt.”
Читать дальше