“Had ze daar een bepaalde reden voor?” vroeg Avery.
“Ze was de beste van de klas. En ze had net een baan aangeboden gekregen.”
“Wat voor baan?”
“Een baan bij Devante Accounting. Dat is zowat het beste bedrijf in heel Boston. Ze studeerde boekhouding. Ongelooflijk saai, ik weet het, maar ze was ontzettend goed met cijfers.”
“Kun je me wat meer vertellen over zaterdagavond?”
Rachels ogen vulden zich met tranen. “Het gaat dus over Cindy, hè?”
“Ja, inderdaad,” zei Avery, “misschien kunnen we beter even gaan zitten.”
Rachel stortte in en begon te huilen. Door haar tranen heen probeerde ze te spreken. “Is alles goed met haar? Waar is ze?”
Avery vond dit onderdeel van haar werk verschrikkelijk: met familie en vrienden praten. Eigenlijk kon ze over de zaak nog niet veel kwijt. Hoe meer mensen er van de zaak op de hoogte waren, hoe meer er werd gekletst, en zo konden ook de daders heel wat informatie te weten komen. Meestal had niemand hier begrip voor: men was te veel van streek. Men wilde alleen maar antwoorden.
Avery zat naast haar. “We zijn blij dat je ons hebt gebeld,” zei ze. “Daar heb je goed aan gedaan. Ik vrees dat ik je nog niet veel over de zaak kan vertellen, zolang het onderzoek nog loopt. Wat ik je wel kan zeggen is dat ik er alles aan doe om te weten te komen wat er die nacht met Cindy is gebeurd. Ik kan dit echter niet alleen, en daarom heb ik je hulp nodig.”
Rachel knikte en veegde haar tranen weg. “Ik kan helpen,” zei ze. “Ik kan helpen.”
“Ik wil weten wat je je kunt herinneren over die nacht én over Cindy. Met wie heeft ze gepraat? Is je iets opgevallen? Heeft ze bepaalde opmerkingen gemaakt? Waren sommige mensen erg in haar geïnteresseerd? Wat weet je nog over het ogenblik waarop ze is weggegaan?”
Rachel stortte weer in. Na een tijdje stak ze haar hand op en leek ze zich iets beter te voelen. “Ja,” zei ze, “zeker.”
Avery probeerde haar een beetje af te leiden en vroeg: “Waar is iedereen trouwens?” Ik dacht altijd dat deze studentenhuizen vol zaten met meisjes die in hun Kappa-outfit aan het bekomen waren van hun kater.”
“De meesten zijn naar hun colleges,” zei Rachel, terwijl ze haar ogen droogdepte. “En een paar meisjes zijn gaan ontbijten. Trouwens,” voegde ze eraan toe, “dit is geen echt studentenhuis. Het is alleen maar een ruimte die we huren om uit te rusten en wat te chillen als we niet naar onze kamers willen. Cindy verbleef hier trouwens nooit. Het was haar te modern. Ze hield meer van een iets huiselijkere sfeer.”
“Waar woont ze dan wel?”
“Op een studentenkamer niet ver hier vandaan,” zei Rachel. “Maar zaterdagavond ging ze niet naar huis. Ze zou haar vriend ontmoeten.”
“Vriend?”
Rachel knikte. “Winston Graves, populaire laatstejaarsstudent, roeier, enorme eikel. Niemand begreep wat ze in die gozer zag. Ik wel, denk ik. Hij is razend knap en zijn ouders zijn stinkend rijk. Cindy had nooit geld. Als je zelf niet veel geld hebt, kan ik wel begrijpen dat je voor dit soort types valt.”
Inderdaad, dacht Avery. Daar weet ik alles van. Ze bedacht hoe het geld, de prestige en de macht van haar vorige baan ertoe hadden geleid dat ze ging geloven dat ze helemaal niet meer dat bange en vastberaden meisje was dat Ohio had verlaten.
“Waar woont Winston?” vroeg ze.
“Winthrop Square. Dat is hier niet zo ver vandaan. Maar Cindy is daar nooit aangekomen. Winston kwam zondagmorgen langs en vroeg naar haar. Hij dacht dat ze vergeten was dat ze hadden afgesproken en dat ze hem had laten zitten. Dus zijn we samen naar het huis gegaan waar ze woont. Maar daar was ze ook niet. En toen heb ik de politie gebeld.”
“Kan ze ergens anders naartoe gegaan zijn?”
“Zeker niet,” zei Rachel. “Zo is Cindy helemaal niet.”
“Dus toen ze hier vertrok wist je zeker dat ze naar Winston ging?”
“Absoluut.”
“Denk je dat er iets gebeurd kan zijn waardoor ze misschien haar plannen had gewijzigd? Is er die avond zelf iets gebeurd, of misschien zelfs op het einde van de avond?”
Rachel schudde haar hoofd. “Nee, of toch,” besefte ze opeens. “Ja, er was wel iets. Ik weet zeker dat het niets te betekenen heeft, maar er was een jongen die haar al jarenlang leuk vindt. Hij heet George Fine. Hij is knap, stoer, een eenling en een beetje vreemd, als u begrijpt wat ik bedoel. Hij traint veel en gaat vaak joggen op de campus. Vorig jaar zat hij een keer bij hetzelfde hoorcollege als ik. We maakten er altijd grapjes over dat hij sinds het eerste jaar bijna elk semester bij Cindy in de les zat. Ze leek wel een obsessie voor hem. Hij was hier zaterdagavond ook en het gekke is dat Cindy die avond vrij veel met hem heeft gedanst en dat ze zelfs gekust hebben. Zoiets doet Cindy eigenlijk helemaal nooit. Ik bedoel, ze heeft een relatie met Winston, ook al zijn ze niet het perfecte koppel, maar ze was echt stomdronken en helemaal uitgelaten. Ze kusten, dansten en opeens was ze weg.”
“Is George haar gevolgd?”
“Dat weet ik eigenlijk niet,” zei ze. “Echt waar. Ik kan me niet herinneren dat ik hem nog heb gezien nadat Cindy vertrokken was, maar dat was misschien omdat ik ook behoorlijk dronken was.”
“Weet je nog hoe laat ze vertrokken is?”
“Ja,” zei ze, “stipt om kwart voor drie. Zaterdag hadden we ons jaarlijkse 1 aprilfeestje en we zouden een goede grap uithalen, maar iedereen had zoveel plezier dat we er helemaal niet meer aan hadden gedacht, tot Cindy op het punt stond te vertrekken.” Rachel boog haar hoofd. Opeens werd het helemaal stil.
“Nou,” zei Avery, “je hebt me goed geholpen. Dank je wel. Hier heb je mijn kaartje. Als je je nog iets herinnert of als andere studenten zich nog iets herinneren, neem dan contact met me op. Het onderzoek is momenteel volop aan de gang, dus zelfs het kleinste detail kan ons al een heel eind op weg helpen.”
Rachel keek haar aan en tranen welden op in haar ogen. Langzaam rolden ze over haar wangen. Heel stil en beheerst zei ze: “Ze is dood, hè?”
“Rachel, daar kan ik niets over zeggen.”
Rachel knikte, hield haar handen voor haar gezicht en stortte helemaal in.
Avery boog naar voren en hield haar stevig vast.
HOOFDSTUK ZES
Weer buiten keek Avery naar de hemel en ze slaakte een diepe zucht.
Het was behoorlijk druk in Church Street en ze merkte dat er op heel wat gevels camera’s hingen. Ze kon zich moeilijk voorstellen dat de ontvoering hier had plaatsgevonden, zelfs midden in de nacht.
Waar ben je heen gegaan? vroeg ze zich af.
Ze zocht op haar telefoon naar de makkelijkste route naar Winthrop Square. Ze liep wat verder Church Street af en sloeg links af naar Brattle Street. Die was breder dan Church Street en er waren net zoveel winkels. Aan de overkant van de straat zag ze Brattle Theatre. Daarnaast liep een smal steegje met op de hoek een koffiezaakje. Bomen zorgden voor wat schaduw in de straat. Nieuwsgierig stak Avery de straat over en liep het steegje in. Toen keerde ze terug naar Brattle Street en bekeek de gevels van de winkels in de buurt. Minstens twee ervan hadden een camera.
Ze stapte een sigarettenwinkel binnen. Een belletje kondigde haar bezoek aan. “Kan ik u helpen?” vroeg een oude blanke hippie met dreadlocks.
“Ja,” zei Avery. “Ik zag dat er een camera aan de gevel hangt. Welk bereik heeft dat ding?”
“De hele straat,” zei hij, “in beide richtingen. Twee jaar geleden heb ik die moeten installeren. Die vervloekte studenten! Iedereen denkt altijd dat die Harvard-studenten zo verstandig zijn, maar ze zijn net zo’n stelletje klootzakken als andere mensen. Al jaren slaan ze mijn ruiten telkens aan diggelen. Een studentengrap, zeker? Nou, niet voor mij. Weet je wel hoeveel die ruiten me kosten?”
Читать дальше