EENS WEG
EEN RILEY PAIGE-MYSTERY
BOEK 1
BLAKE PIERCE
Blake Pierce
Blake Pierce is de auteur van de bestselling mystery-serie met RILEY PAGE, die bestaat uit de spannende thrillers EENS WEG (boek 1), EENS GEPAKT (boek 2) en EENS BEGEERD (boek 3).
Blake is een enthousiaste lezer en al zijn hele leven fan van thrillers en mystery-boeken, en hij zou het leuk vinden om van je te horen. Dus voel je vrij om www.blakepierceauthor.com te bezoeken voor meer informatie en om contact op te nemen.
Copyright © 2015 door Blake Pierce. Alle rechten voorbehouden. Met uitzondering van toestemming onder de U.S. Copyright Act uit 1976, mag niets uit deze uitgave in enige vorm of op enige manier worden verveelvoudigd, gedistribueerd, overgedragen of opgeslagen in een database of een geautomatiseerd gegevensbestand, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Dit e-book heeft enkel een licentie voor persoonlijk gebruik. Dit e-book mag niet verkocht of doorgegeven worden aan derden. Als u dit boek met anderen wil delen, koop dan voor iedere ontvanger een afzonderlijk exemplaar. Als u dit boek aan het lezen bent of als dit boek niet alleen voor uw gebruik werd gekocht, retourneer het boek dan en koop uw eigen exemplaar. Dank u voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een fictief boek. Namen, karakters, bedrijven, organisaties, plaatsen, gebeurtenissen en incidenten zijn een product van de verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Enige overeenkomst met werkelijke personen, levend of dood is geheel toevallig. Jacket image Copyright GoingTo, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.
BOEKEN VAN BLAKE PIERCE
RILEY PAIGE MYSTERY-SERIE
EENS WEG (boek 1)
EENS GEPAKT (boek 2)
EENS BEGEERD (boek 3)
INHOUD
Proloog
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12
Hoofdstuk 13
Hoofdstuk 14
Hoofdstuk 15
Hoofdstuk 16
Hoofdstuk 17
Hoofdstuk 18
Hoofdstuk 19
Hoofdstuk 20
Hoofdstuk 21
Hoofdstuk 22
Hoofdstuk 23
Hoofdstuk 24
Hoofdstuk 25
Hoofdstuk 26
Hoofdstuk 27
Hoofdstuk 28
Hoofdstuk 29
Hoofdstuk 30
Hoofdstuk 31
Hoofdstuk 32
Hoofdstuk 33
Hoofdstuk 34
Hoofdstuk 35
Hoofdstuk 36
Reba’s hoofd schoot omhoog door een nieuwe pijnscheut. Ze rukte aan de touwen rond haar lichaam, die om haar middel gebonden waren en om een verticale paal heen die in het midden van de kleine kamer met bouten aan de grond en het plafond bevestigd was. Haar polsen waren voor haar vastgebonden en haar enkels zaten ook vast.
Ze realiseerde zich dat ze weggedommeld was en ze werd onmiddellijk overspoeld door angst. Ze wist dat de man haar zou doden. Stukje bij beetje, wond voor wond. Hij wilde niet haar dood hebben, en het ging hem ook niet om seks. Hij wilde alleen haar pijn.
Ik moet wakker blijven, dacht ze. Ik moet hier wegkomen. Als ik weer in slaap val, zal ik sterven.
Ondanks de hitte in de kamer was haar naakte lichaam koud van het zweet. Ze kronkelde en keek naar beneden, naar haar blote voeten op de hardhouten vloer. De vloer was aangekoekt met plekjes opgedroogd bloed, een zeker teken dat ze niet de eerste was die hier vastgebonden zat. Haar paniek groeide.
Hij was ergens heen gegaan. De enige deur in de kamer was gesloten, maar hij zou terugkomen. Hij kwam altijd terug. En hij zou alles doen wat hij maar kon bedenken om haar aan het schreeuwen te krijgen. De ramen waren dichtgespijkerd met planken en ze had geen idee of het dag of nacht was. Het enige licht in de ruimte was afkomstig van een peertje aan het plafond. Waar ze ook was, het leek erop dat niemand haar kon horen schreeuwen.
Ze vroeg zich af of dit ooit de slaapkamer van een klein meisje was geweest; het was een groteske ruimte, roze, met overal krullerige patronen en sprookjesachtige motieven. Iemand – haar ontvoerder, vermoedde ze – had deze plek lang geleden vernield. Hij had krukjes en stoelen en tafels omvergegooid en gebroken. Op de vloer lagen de afgerukte ledematen en rompen van poppen. Kleine pruiken – poppenpruiken, gokte Reba – waren als hoofdhuiden aan de muren vastgenageld. De meeste pruiken waren zorgvuldig gevlochten en hadden allemaal onnatuurlijke, popachtige kleuren. Een beschadigd, roze nachtkastje stond recht tegen een muur aan, de hartvormige spiegel verbrijzeld. Het enige meubelstuk dat nog intact was, was een smal eenpersoonsbed met een gescheurde, roze baldakijn. Haar ontvoerder rustte hier soms uit.
De man bekeek haar met zijn donkere kraalogen van achter zijn zwarte skimasker. Eerst had ze er troost uit geput dat hij altijd dat masker droeg. Als hij niet wilde dat ze zijn gezicht zag, betekende dat dan dat hij haar niet wilde doden, dat hij haar zou kunnen laten gaan?
Maar ze had snel door dat het masker een ander doel diende. Ze zag dat het gezicht erachter een teruggetrokken kin en een schuin aflopend voorhoofd had. Ze was er zeker van dat het uiterlijk van de man onopvallend en gewoontjes waren. Hoewel hij sterk was, was hij kleiner dan zij en daar waarschijnlijk onzeker over. Ze giste dat hij het masker droeg om angstaanjagender over te komen.
Ze had het opgegeven om hem over te halen haar geen pijn te doen. Eerst dacht ze dat ze dat kon. Ze wist tenslotte dat ze knap was. Of dat wás ik tenminste, dacht ze verdrietig.
Zweet en tranen vermengden zich op haar beurs geslagen gezicht en ze voelde het bloed in haar lange, blonde haar kleven. Haar ogen prikten: hij had haar gedwongen om contactlezen in te doen en daardoor zag ze niet zo goed.
Wie weet hoe ik er nu uitzie.
Ze liet haar hoofd vallen.
Sterf nu, smeekte ze zichzelf.
Het had gemakkelijk genoeg moeten zijn. Ze was er zeker van dat anderen hier eerder gestorven waren. Maar ze kon het niet. Alleen de gedachte al liet haar hart sneller kloppen, en door haar gehijg ging het touw rond haar middel strakker staan. Terwijl ze wist dat haar een zekere dood te wachten stond, kwam er langzaam een nieuw gevoel in haar op. Het was dit keer geen paniek of angst. Het was geen wanhoop. Het was iets anders.
Wat voel ik?
Toen besefte ze het. Het was woede. Niet voor haar ontvoerder. Haar woede naar hem toe was al lang geleden uitgeput.
Ik ben het, dacht ze. Ik doe wat hij wil. Als ik schreeuw en huil en snik en smeek, dan doe ik wat hij wil.
Wanneer ze die koude, smakeloze bouillon dronk die hij haar door een rietje voerde, deed ze wat hij wilde. Wanneer ze meelijwekkend begon te snotteren dat ze moeder was van twee kinderen die haar nodig hadden, deed ze hem een enorm plezier.
Toen ze eindelijk stopte met kronkelen, werden haar gedachten helder. Ze gingen vergezeld met een nieuwe wilskracht. Misschien moest ze het over een andere boeg gooien. Ze had de afgelopen dagen zo hard tegen de touwen gevochten. Misschien was dat de verkeerde benadering. Ze waren net als van die Chinese vingervallen van bamboe, waar je je vingers in beide zijden van de koker stopte. Hoe harder je trok, hoe meer je vingers klem kwamen te zitten. Misschien was de truc om te ontspannen, na te denken. Misschien was dat de uitweg.
Spier voor spier liet ze haar lichaam ontspannen. Ze voelde iedere pijnlijke plek, iedere kneuzing waar de touwen haar vlees raakten. En langzaam werd ze zich bewust van waar de spanning in de touwen zat.
Eindelijk vond ze wat ze nodig had. Rond haar rechter enkel zat het touw een klein beetje los. Maar ze zou er niet aan trekken, tenminste, nu nog niet. Nee, ze moest haar spieren ontspannen houden. Ze wiebelde voorzichtig met haar enkel, voorzichtig. Toen iets harder, terwijl het touw losser ging zitten.
Читать дальше