1 ...7 8 9 11 12 13 ...18 “Ja? En hoe heb je dat kunnen bekokstoven?”
“Heel eenvoudig was dat voor mij. Zoals beloofd. Maar kijk in vredesnaam niet zo kritisch en zo verwijtend. Luister even, Quentin. Het is allemaal voor jou en je carrière dat ik dit geregeld heb. Omdat ik vertrouwen heb in jouw toekomst. Ik doe het niet voor mijzelf, vergeet dat niet. Het komt hierop neer, dat je uitgenodigd bent op het grandioze galabal van Theo R., dat heel binnenkort plaats heeft.”
“Wie?”
“Theo R., min of meer de pasja van de stad. Dé grote naam van de streek. Wordt ook wel de baron genoemd, met veel respect.”
“Nooit van gehoord. En hij zal mij nog minder kennen, veronderstel ik.”
Ik liet mij niet van de wijs brengen door zijn bijtende toon. Ik wist ondertussen al dat hij een vieze bui had, en ik vervolgde mijn verhaal alsof hij niets gezegd had.
“Ik ben het te weten gekomen via Guy. Ikzelf heb Theo R. nog maar één keer gezien en gesproken tot nu toe, maar Guy kent hem vrij goed. Ze gaan soms samen dineren. Zijn vader en de jonge Theo R. hebben nog zij aan zij gevochten in het verzet, tegen de Duitsers. De baron houdt ervan om eenieder rond zich verzameld te zien die ook maar iets te betekenen heeft in onze stad, of in de wereld. Urbi et orbi, zoals de paus. Het is een hobby van hem. Geld heeft hij zat. Alles wat hij aanraakt, verandert in goud. En dus heeft hij zich in zijn vrije tijd opgeworpen als een soort van magneet voor de elite. Niet zomaar voor de gewone middenstandertjes, die op de meest alledaagse wijze ploeteren en bedriegen en zonder uitzondering zwak scoren als persoonlijkheid. Neen, Theo R. wil zich het centrum weten van hen die het voor het zeggen hebben, en hij heeft daarbij vooral veel achting voor de intelligentsia – misschien omdat hij zelf maar weinig ontwikkeld is. Tot die selecte groep rekent hij ook die handelaars en industriëlen die het ver gebracht hebben door hun verstand, hun genius, hun speciale neus te gebruiken – en niet zozeer hun handen. Ze hebben in de gang allemaal een grote computer staan – van IBM trouwens, niet van een andere fabrikant, dat zou lachwekkend zijn. En het hangt mooi ingekaderd aan de muur: een postuniversitaire cursus, een managementcertificaat, een masterclass ergens in Texas of een workshop in Genève … ik ken ze. De machtigen der aarde. Het zal reuze worden, geloof mij.”
“Klinkt nogal onsympathiek en snob, vind ik, Pru.”
“Zwijg nog even. Ik voer hier momenteel het woord, jongen. Je ziet toch in, hoop ik, dat je tot die kring moet zien door te dringen?”
“Och, ik weet het niet. Het laat mij eigenlijk koud. Loop je niet wat hard van stapel?”
“Toch niet, toch niet. Zodra je al die mensen ontmoet hebt en je beste kant getoond hebt, zodra ze weten dat je een goed en onderschat schrijver bent, iemand die met onze taal uitzonderlijk creatief kan spelen, loopt het van een leien dakje – als een lawine in de zon. Je weet hoe het met een lawine gaat: je niest eens hardop tussen de bergtoppen, en hier en daar komt een halve berg op je af. Wel, precies zo zal het lopen. Je behoort opeens tot de braintrust van de stad en je vindt overal steun; en van de ene kennismaking komt de andere – want ons kent ons in die wereld – en zonder enige inspanning wordt op een dag het eerste werk gepubliceerd en bekroond.”
“Hoe eerder, hoe liever, als het mij dan toch geen inspanning kost … Zo? En hoe heb je Theo R. zo ver gekregen dat hij mij uitnodigt?”
“Dat zal ik je heel kort vertellen, in vogelvlucht. Guy vroeg mij of ik hem wilde vergezellen op dat bal, en ik was zo stout en voortvarend om te vragen of hij er niets op tegen had dat jij ons zou vergezellen. Hij moest het dan maar regelen met zijn vriend en gastheer. Je kunt bijvoorbeeld doorgaan als een halfbroer van mij, dat is minder verdacht, toch in het begin. Ik denk dat Guy wel graag zal meespelen.”
Terwijl ik probeerde mijn verhaal zo enthousiast mogelijk te brengen, kwam er een spottend lachje om Quentins mond, dat op de duur verbreedde tot een stevige grijns.
“Ik heb de indruk, Pru, dat die twee dikke vrienden zijn. Ik moet toegeven dat ik geen van beiden persoonlijk ken of ooit gezien heb, maar als ik jouw verhaal hoor, dan lijken het wel broers, of spitsbroeders althans. Indien jouw Guy en die Theo R. niet uit hetzelfde nest komen, dan hebben ze elkaar in elk geval thans gevonden. Vier handen op één buik, is het niet?”
“Misschien wel, toch als je het over hun mentaliteit hebt, hun algemene visie. Dat kan ook moeilijk anders, met een dergelijk karakter. Maar als je de twee figuren naast elkaar plaatst, dan is het eerder Stan Laurel en Oliver Hardy. En verder is mijn Guy, zoals je hem noemt, veel fijner, slimmer, meer geraffineerd dan wat ik gehoord en gezien heb van Theo R. Die is meer het type van de olifant in de porseleinwinkel. Maar hij kan het zich permitteren. En ja, ze denken wel ongeveer hetzelfde over hoe de wereld draait en zou moeten draaien, dat is wel correct.”
“Zie je wel? Ze zijn misschien intelligent en rijk en almachtig, maar het zijn snobs. En waarom zou ik eigenlijk moeten doorgaan voor jouw halfbroer? Waarom? Ik acht die komedie niet nodig. Wij hoeven toch niets te verbergen? Het is ook geen carnavalsbal, dacht ik, of een bal masqué, of Le Rat Mort van onze bourgeois studenten? Geef mij liever eens een paar concrete namen van wie er zoal uitgenodigd zullen zijn op die gedegenereerde samenkomst van onze high society. Zijn er ook jongelui bij? Dat zou ik graag weten!”
“Massa’s jongelui, Quentin. En ongetwijfeld allemaal mooie jongens op hun paasbest, met witte jasjes en hoge lakschoentjes zoals Oliver Twist. Je mag zeker niet ontbreken. Wij zullen tot de jongere gasten behoren en zonder twijfel zal iedereen naar jou kijken, en de jongens zullen jou aanhalen. En zorg er dan maar voor dat ze je aantrekkelijk en aangenaam vinden, dat kan toch niet moeilijk zijn voor jou? Je bent zelf een mooie jongeman. Ik ben er zeker van dat zelfs ouderen, die alleen voor dames een zwak hebben, zullen lonken naar jou – als je tenminste wat opgetuigd bent. En je moet je gedragen als een mooie jongen, weet je, als iemand die van hier naar daar vlindert en zich bewust is van zijn kwaliteiten. Heel belangrijk! Zelfvertrouwen uitstralen. Alsof niets je kan deren. Alsof je heer en meester bent.”
“Ik zal dan best mijn spijkerbroek aantrekken die zo enorm strak zit, met een kraakwit hemd daarin.”
“Goed. Er zullen natuurlijk heel wat gasten zijn met een keurige das en een perfect kostuum – “
“O, dan draag ik mijn helrode fichu, goed?”
“Goed, dat heeft iets excentrieks, iets artistieks. Misschien werkt dat wel op het publiek zoals een rode lap op een stier.”
“En zal ik mijn nagels lakken, of niet?”
“Liever niet. Ik zie niet in waarom je er jandorie een show of een circus van zou maken. Je hoeft niet onmiddellijk opschudding te verwekken zodra je aankomt. Wij leven wel in vooruitstrevende tijden, maar zo vooruitstrevend is de wereld nog niet. Ik zou het maar een beetje verborgen houden als ik jou was. Ik weet hoe de oudere garde erover denkt, en jij nog beter. En, bij nader inzien, laat de jongens ook maar met rust. Als je iets in je schild voert, bewaar het dan tot na het bal. Vergeet niet dat je relaties moet leggen, en goede relaties. Relaties die je van dienst kunnen zijn – en niet een of andere scharreljongen. Of een gigolo, dat zou wel erg zijn.”
Quentin gniffelde. Hij keek zogezegd afwezig naar zijn vingertoppen, maar zijn ondeugende mond verried al zijn heimelijk gedroomde genoegens. De stemming was plots omgeslagen, gelukkig maar. Ik had er goed aan gedaan zijn aandacht op het mannelijke geslacht te richten, ook al had ik heel wat moeten verzinnen, en overdrijven. Want zoveel wist ik niet over Theo R. of over dat galabal. Ik had gezegd dat hij massa’s jongens zou ontmoeten, maar dat had ik zomaar eruit gekletst, want in feite wist ik niets van eventueel uitgenodigde jongens, en nog minder van een gastenlijst. Ik wist alleen wat Guy mij verteld had. Maar het had toch geholpen, en ik hoopte voor Quentin dat ze er zouden zijn, en dat hij niet te veel uit de toon zou vallen. Hij durfde wel eens tegen zere schenen te schoppen als het hem niet beviel.
Читать дальше