Guido Gezelle - Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten
Здесь есть возможность читать онлайн «Guido Gezelle - Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Издательство: Иностранный паблик, Жанр: Поэзия, foreign_antique, foreign_prose, foreign_poetry, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.
- Название:Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten
- Автор:
- Издательство:Иностранный паблик
- Жанр:
- Год:неизвестен
- ISBN:нет данных
- Рейтинг книги:4 / 5. Голосов: 1
-
Избранное:Добавить в избранное
- Отзывы:
-
Ваша оценка:
- 80
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten: краткое содержание, описание и аннотация
Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.
Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten — читать онлайн ознакомительный отрывок
Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.
Интервал:
Закладка:
Guido Gezelle
Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten
Deze Bloemlezing heb ik samengesteld om Gezelle’s poëzie te brengen in ruimer kring dan tot heden is bereikt. Op ’n paar uitzonderingen na in ’t begin liet ik de volgorde der gedichten naar de verschillende dichtbundels onveranderd. Hier en daar heb ik ’n enkel ons minder bekend woord verklaard.
Maart 1904.
In volgende drukken is in de keuze der gedichten weinig veranderd; over het algemeen zijn meer woorden verklaard.
Dr. J. Aleida Nijland.Amsterdam, April 1915.
De vlaamsche tale is wonder zoet
voor die heur geen geweld en doet,
maar rusten laat in ’t herte, alwaar,
ze onmondig leefde en sliep te gaar,
tot dat ze, eens wakker, vrij en vrank,
te monde uit, gaat heur vrijen gang!
Wat verruwprachtig hoortooneel,
wat zielverrukkend zingestreel,
o vlaamsche tale, uw’ kunste ontplooit,
wanneer zij ’t al vol leven strooit
en vol ’t onzegbaar schoon zijn, dat,
lijk wolken wierooks, welt
uit uw zoet wierookvat!
ONEIGENE
Hetgeen ik niet uitgeve en
hebbe ik niet in,
wie zal mij dat wijten te schanden?
Mijn herte en mijn tale, mijn
zede en mijn zin,
’t is al zoo van buiten, ’t is
al zoo van bin’:
’t ligt alles daar bloot op mijn’ handen!
Dan, weg met de oneigene
tale en den schijn
van elders geborgde gepeizen;
mijn zijt gij niet, uw dat en
wille ik niet zijn,
dat in mij en aan mij is
dat heete ik mijn:
oneigene, ik late u… gaat reizen!
Als de Ziele luistert
spreek ’et al een taal dat leeft,
’t lijzigste gefluister
ook en taal en teeken heeft:
blâren van de boomen
kouten met malkaar gezwind,
baren in de stroomen
klappen luide en welgezind,
wind en wee en wolken,
wegelen 1 1 Wegel is een Z. Ned. verkleinwoord van weg .
van Gods heiligen voet,
talen en vertolken
’t diep gedoken Woord zoo zoet…
als de Ziele luistert!
HET SCHRIJVERKE
O krinklende winklende waterding,
met ’t zwarte kabotseken aan,
wat zien ik toch geren uw kopke flink
al schrijven op ’t waterke gaan!
Gij leeft en gij roert en gij loopt zoo snel,
al zie ’k u noch arrem noch been;
gij wendt en gij weet uwen weg zoo wel,
al zie ’k u geen ooge, geen één.
Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn?
Verklaar het en zeg het mij, toe!
Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn,
dat nimmer van schrijven zijt moe?
Gij loopt over ’t spegelend water klaar,
en ’t water niet méér en verroert
dan of het een gladdige windje waar,
dat stille over ’t waterke voert.
o Schrijverkes, schrijverkes, zegt mij dan, —
met twintigen zijt gij en meer,
en is er geen een die ’t mij zeggen kan: —
Wat schrijft en wat schrijft gij zoo zeer?
Gij schrijft, en ’t en staat in het water niet,
gij schrijft, en ’t is uit en ’t is weg;
geen Christen en weet er wat dat bediedt:
och, schrijverke, zeg het mij, zeg!
Zijn ’t visselkes daar ge van schrijven moet?
Zijn ’t kruidekes daar ge van schrijft?
Zijn ’t keikes of bladtjes of blomkes zoet,
of ’t water, waarop dat ge drijft?
Zijn ’t vogelkes, kwietlende klachtgepiep,
of is ’et het blauwe gewelf,
dat onder en boven u blinkt, zoo diep,
of is het u, schrijverken, zelf?
En ’t krinklende winklende waterding,
met ’t zwarte kapoteken aan,
het stelde en het rechtte zijne oorkes flink,
en ’t bleef daar een stondeke staan:
„Wij schrijven,” zoo sprak het, „al krinklen af
het gene onze Meester, weleer,
ons makend en leerend, te schrijven gaf:
één lesse, niet min nochte meer;
wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
niet lezen, en zijt gij zoo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nóg,
den heiligen Name van God!”
O ’T RUISCHEN VAN HET RANKE RIET
O! ’t ruischen van het ranke riet!
o wist ik toch uw droevig lied!
wanneer de wind voorbij u voert
en buigend uwe halmen roert,
gij buigt, ootmoedig nijgend, neêr,
staat op en buigt ootmoedig weêr,
en zingt al buigend ’t droevig lied,
dat ik beminne, o ranke riet!
O! ’t ruischen van het ranke riet!
hoe dikwijls dikwijls zat ik niet
nabij den stillen waterboord
alleen en van geen mensch gestoord,
en lonkte ’t rimplend water na,
en sloeg uw zwakke stafjes ga,
en luisterde op het lieve lied,
dat gij mij zongt, o ruischend riet!
O! ’t ruischen van het ranke riet!
hoe menig mensch aanschouwt u niet
en hoort uw’ zingend’ harmonij,
doch luistert niet en gaat voorbij!
voorbij alwaar hem ’t herte jaagt,
voorbij waar klinkend goud hem plaagt;
maar uw geluid verstaat hij niet,
o mijn beminde ruischend riet!
Nochtans, o ruischend ranke riet,
uw stem is zoo verachtlijk niet!
God schiep den stroom, God schiep uw stam,
God zeide: „Waait!..” en ’t windje kwam,
en ’t windje woei, en wabberde om
uw stam, die op en neder klom!
God luisterde… en uw droevig lied
behaagde God, o ruischend riet!
O neen toch, ranke ruischend riet,
mijn ziel misacht uw tale niet:
mijn ziel, die van den zelven God
’t gevoel ontving, op zijn gebod,
’t gevoel dat uw geruisch verstaat,
wanneer gij op en neder gaat:
o neen, o neen toch, ranke riet,
mijn ziel misacht uw tale niet!
O! ’t ruischen van het ranke riet
weêrgalleme in mijn droevig lied,
en klagend kome ’t voor uw voet,
Gij, die ons beiden leven doet!
o Gij, die zelf de kranke taal
bemint van eenen rieten staal,
verwerp toch ook mijn klachte niet:
ik! arme, kranke, klagend riet!
HET MEEZENNESTJE
Een meezennestje is uitgebroken,
dat, in den wulgentronk
gedoken,
met vijftien eikes blonk;
ze zitten in den boom te spelen,
tak-op, tak-af, tak-uit, tak-in, tak-om,
met velen,
en ’k lach mij, ’k lach mij, ’k lach mij bijkans krom.
Het meezenmoêrtje komt getrouwig,
komt op den lauwen noen,
al blauwig
en geluwachtig groen;
het brengt hun dit en dat, om te azen,
tak-om, tak-op, tak-af, tak-uit, tak-in,
ze razen,
en kruipen, vlug, het meezennestjen in.
Het meezenvaârtje zit – de looveren
verduiken ’t voor ’t gestraal —
te tooveren,
al in de meezentaal;
daar vliegen ze, al med’ een, te zamen,
tak-om, tak-op, tak-af, tak-in, tak-uit,
en, amen,
het meezennestje is weêrom ijele en uit.
DIEN AVOND EN DIE ROOZE
’k Heb menig menig uur bij u
gesleten en genoten,
en nooit en heeft een uur met u
me een enklen stond verdroten.
’k Heb menig menig blom voor u
gelezen en geschonken,
en, lijk een bie, met u, met u,
er honing uit gedronken;
maar nooit een uur zoo lief met u,
zoo lang zij duren koste,
maar nooit een uur zoo droef om u,
wanneer ik scheiden moste,
als de uur wanneer ik dicht bij u,
dien avond , neêrgezeten,
u spreken hoorde en sprak tot u
wat onze zielen weten.
Noch nooit een blom zoo schoon, van u
gezocht, geplukt, gelezen,
als die dien avond blonk op u,
en mocht de mijne wezen!
Ofschoon, zoo wel voor mij als u,
– wie zal dit kwaad genezen? —
een uur bij mij, een uur bij u
niet lang een uur mag wezen;
ofschoon voor mij, ofschoon voor u,
zoo lief en uitgelezen,
die rooze , al was ’t een roos van u,
niet lang een roos mocht wezen;
toch lang bewaart, dit zeg ik u,
’t en ware ik ’t al verloze,
mijn hert drie dierbre beelden: u ,
dien avond , – en — die rooze !
Интервал:
Закладка:
Похожие книги на «Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten»
Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.
Обсуждение, отзывы о книге «Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.