– Zeg ma, als dat allemaal voor de woestijn dient(скажи мам, если все это служит = нужно для пустыни) , wat staan wij hier dan te doen in de dierentuin(что мы тогда здесь стоим и делаем, в зоопарке; dier – животное, зверь; tuin – сад )?
Een kameel vraagt aan zijn ma:
– Zeg ma, waarom hebben wij zulke platte voeten?
– Dat is om niet om te vallen als je door het mulle zand van de woestijn loopt, liefje.
– En waarom hebben we zulke lange wimpers?
– Dat dient om het zand uit je ogen te houden.
– En waarom hebben wij zulke grote bulten?
– In die bulten zit eten en drinken, zodat je geen honger en dorst hoeft te lijden in de woestijn.
– Zeg ma, als dat allemaal voor de woestijn dient, wat staan wij hier te doen in de dierentuin?
Moeder(мама) : – Hoe durf je tegen tante Ina zeggen dat ze dom is(как ты смеешь говорить тете Ине, что она глупая; durven – отваживаться, осмеливаться, дерзать ) ? Zeg haar onmiddellijk dat het je spijt(скажи ей немедленно, что ты сожалеешь об этом; onmiddellijk – непосредственно; немедленно, тотчас; het spijt mij – мне жаль, я сожалею )!
Koen(Кун) : – Tante, het spijt me verschrikkelijk dat u zo dom bent(тетя, я сожалею ужасно, что вы такая тупая).
Moeder: – Hoe durf je tegen tante Ina zeggen dat ze dom is? Zeg haar onmiddellijk dat het je spijt!
Koen: – Tante, het spijt me verschrikkelijk dat u zo dom bent.
Marie: – Is het waar oma, dat je door je bril de dingen groter ziet(это правда, бабушка, что ты через очки вещи бóльшими видишь)?
Oma: – Zeker, Marie(конечно, Мари).
Marie: – Wil je dan je bril afzetten als je me een stuk taart geeft(не хотела бы = не могла бы ты тогда снимать свои очки, когда ты мне даешь кусок торта; afzetten – снимать /шляпу, очки/ )?
Marie: – Is het waar oma, dat je door je bril de dingen groter zit?
Oma: – Zeker, Marie.
Marie: – Wil je dan je bril afzetten als je me een stuk taart geeft?
Een vader belt de schooldirecteur op(один отец звонит директору школы по телефону; iemand opbellen – позвонить по телефону кому-либо ) :
– Waarom hebt u mijn zoon naar huis gestuurd(почему вы отправили моего сына домой)?
– Uw zoon zei dat zijn zuster roodvonk heeft(ваш сын сказал, что у его сестры скарлатина) , antwoordt de directeur(отвечает директор) . – En u begrijpt, mijnheer(и вы понимаете, господин) , in dat geval kunnen we hem niet bij de andere leerlingen laten(что в этом случае мы не можем его оставить с другими учениками) vanwege het besmettingsgevaar(ввиду/из-за опасности заражения; besmetting – заражение; besmetten – заражать; gevaar – опасность ).
– Dat begrijp ik volkomen, – zegt de vader(я понимаю это совершенно/вполне, говорит отец) , – maar mijn dochter woont in Amerika(но моя дочь живет в Америке).
Een vader belt de schooldirecteur op:
– Waarom hebt u mijn zoon naar huis gestuurd?
– Uw zoon zei dat zijn zuster roodvonk heeft, antwoordt de directeur. – En u begrijpt, mijnheer, in dat geval kunnen we hem niet bij de andere laten vanwege het besmettingsgevaar.
– Dat begrijp ik volkomen, – zegt de vader, – maar mijn dochter woont in Amerika.
Een man heeft bij het paardrijden zijn arm en pols gebroken(один мужчина при езде на лошади сломал руку и запястье; paard – лошадь; rijden – ездить верхом, скакать ) . Zijn vrouw is heel ongerust en vraagt de dokter(его жена очень обеспокоена и спрашивает врача) :
– Ik smeek u, dokter, vertel me de waarheid…(я умоляю вас, доктор, расскажите мне правду; smeken – просить, умолять /om – о/; waar – правдивый; истинный ) Zal mijn man de afwas kunnen blijven doen(сможет мой муж продолжать мыть посуду; afwas doen = afwassen – мыть посуду )?
Een man heeft bij het paardrijden zijn arm en pols gebroken. Zijn vrouw is heel ongerust en vraagt de dokter:
– Ik smeek u, dokter, vertel me de waarheid… Zal mijn man de afwas kunnen blijven doen?
De leraar vraagt(учитель спрашивает) :
– Welke voordelen heeft het tijdperk van automobiel ons gebracht(какие преимущества принесла нам эпоха автомобиля; voordeel – выгода, преимущество, сравните: deel – часть; доля; nadeel – ущерб, убыток, изъян; tijdperk – эра, эпоха; tijd – время; perk – огороженное место; клумба, грядка; край, граница: alle perken buiten gaan – переходить все границы )?
Aarzelend steekt een leerling zijn hand op(не решаясь/ колеблясь, поднимает один ученик /свою/ руку; opsteken – поднимать ) :
– Er worden minder paarden gestolen, denk ik(меньше воруют лошадей: «становится меньше лошадей украдено», я думаю/полагаю; stelen – красть, воровать ).
De leraar vraagt:
– Welke voordelen heeft het tijdperk van automobiel ons gebracht?
Aarzelend steekt een leerling zijn hand op:
– Er worden minder paarden gestolen, denk ik.
De postbode had een brief voor een dame(у почтальона было письмо для одной дамы) . Terwijl de dame de envelop opende(в то время, когда дама открывала конверт) keek hij stiekem mee(он смотрел незаметно вместе с /ней/; kijken – смотреть, глядеть; stiekem – тайно, украдкой ) :
– Hoe komt het dat er een leeg blad papier in zit(чем объясняется, что здесь чистый лист бумаги вложен/находится; leeg = ledig – пустой )?
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу