Het was stil, te stil. Caramon voelde dat de haartjes in zijn nek overeind gingen staan, en zijn huid prikte. Geen vogelgezang, geen hondengeblaf. Zelfs het publiek zweeg, angstig afwachtend. Ik moet hier weg, besloot Caramon. Zijn vrienden deden er niet meer toe, niets deed er nog toe. Hij had maar één duidelijk doel voor ogen: Raistlin tegenhouden.
En hij moest nu iets doen, voordat er weer een aardschok kwam of de mensen waren bijgekomen van de vorige. Hij keek snel om zich heen en zag dat Raag naast de uitgang stond en dat zijn gele, vlekkerige gezicht vertrokken was van verwondering terwijl hij met zijn trage brein probeerde te bedenken wat er aan de hand was. Arack stond opeens naast hem en keek om zich heen, waarschijnlijk hopend dat hij niet gedwongen zou zijn de toeschouwers hun toegangsgeld terug te betalen. Het publiek werd al rustiger, hoewel menigeen nog slecht op zijn gemak om zich heen blikte.
Caramon ademde diep in, sloeg zijn armen om Kiiri heen en smeet de geschrokken vrouw met al zijn kracht tegen Pheragas aan, zodat ze allebei op de grond tuimelden.
Nog voordat ze de grond raakten, had Caramon zich al omgedraaid en stoof hij op Raag af. Met zijn volle gewicht en alle kracht die zijn maandenlange training hem had opgeleverd dreef hij zijn schouder in de buik van de oger. Het was een klap die een mens fataal zou zijn geworden, maar bij de oger werd hooguit de lucht even uit zijn longen gedreven. Caramon had nog zoveel snelheid dat ze allebei met hun rug tegen de muur klapten.
Wanhopig, terwijl Raas naar adem hapte, probeerde Caramon diens knuppel te pakken te krijgen. Op het moment dat hij hem uit Raags hand rukte, herstelde de oger zich. Brullend van woede gaf hij Caramon met beide handen zo’n harde klap tegen de onderkant van zijn kin dat hij pardoes terug de arena in vloog.
Caramon kwam met een klap neer, en even zag hij niets, behalve de hemel en de arena die om hem heen tolden. Verdwaasd door de klap liet hij zich leiden door zijn krijgerinstinct. Op het moment dat hij links van zich iets zag bewegen, rolde hij zich om, en een fractie later kwam de drietand van de minotaurus neer op de plek waar zijn zwaardarm tot voor kort had gelegen. Hij hoorde de minotaurus grauwen en grommen van beestachtige razernij.
Moeizaam krabbelde Caramon overeind, schuddend met zijn hoofd om de mist te verjagen, maar hij wist dat hij een tweede aanval van de minotaurus met geen mogelijkheid zou kunnen pareren. Toen schoof er ineens een zwart lichaam tussen hem en de Rode Minotaurus in. Staal blikkerde toen Pheragas met zijn zwaard de drietand afweerde die Caramons dood zou hebben betekend. Wankelend deinsde Caramon achteruit om even op adem te komen, en hij voelde dat Kiiri hem met haar koele handen ondersteunde.
‘Gaat het wel?’ mompelde ze.
‘Wapen,’ wist Caramon uit te brengen. Zijn hoofd tolde nog door de klap van de oger.
‘Hier, neem het mijne,’ zei Kiiri. Ze duwde hem haar eigen zwaard in handen. ‘Kom maar even rustig bij. Ik reken wel af met Raag.’
De oger, wild van woede en de opwinding van het gevecht, stoof met wijd open, kwijlende muil op hen af.
‘Nee! Dat heb je zelf...’ wierp Caramon tegen, maar Kiiri grijnsde naar hem.
‘Let op,’ zei ze luchtig, waarna ze enkele woorden sprak in een vreemde taal die Caramon deed denken aan de taal van de magie. Kiiri had echter een licht, bijna elfs accent.
Opeens was ze verdwenen. In haar plaats verscheen een reusachtige berin. Caramon slaakte een kreet, even niet in staat te bevatten wat er was gebeurd. Toen herinnerde hij zich dat Kiiri een sirene was en het vermogen had van gedaante te veranderen.
Staand op haar achterpoten torende de berin hoog boven de enorme oger uit. Met grote ogen van schrik bleef Raag staan. Kiiri brulde woest naar hem, en haar scherpe tanden blikkerden. Haar klauwen blonken in het zonlicht toen ze met haar reusachtige voorpoot uithaalde naar Raags vlekkerige gezicht.
De oger brulde het uit van de pijn. Geel bloed gutste uit de diepe wonden en één oog was veranderd in een geleiachtige massa. De beer sprong boven op de oger. Caramon keek vol ontzag toe, maar het enige wat hij zag was gele huid, bloed en bruine vacht.
Aanvankelijk schreeuwden de toeschouwers het uit van pret, maar toen drong het opeens tot hen door dat dit geen nepgevecht was. Het was maar al te echt. Er zouden doden vallen. Even heerste er een geschrokken stilte, maar toen werd er hier en daar gejuicht. Algauw waren het applaus en het wilde geschreeuw oorverdovend.
Caramon was de mensen op de tribunes echter snel vergeten. Hij zag zijn kans. Alleen de dwerg blokkeerde nu de uitgang nog, en hoewel Aracks gezicht vertrokken was van woede, was er ook angst op af te lezen. Het zou voor Caramon een makkie zijn om hem te passeren...
Op dat moment hoorde hij de minotaurus brommen van blijdschap. Hij draaide zich om en zag dat Pheragas hijgend van pijn voorover klapte na een stoot met de voet van de drietand tegen zijn middenrif. De minotaurus draaide zijn wapen om en hief het hoog in de lucht voor de doodssteek, maar Caramon schreeuwde zo hard als hij kon. De minotaurus was afgeleid.
Met een grijns op zijn met rood bont bedekte gelaat draaide de Rode Minotaurus zich om naar deze nieuwe uitdaging. Toen hij zag dat Caramon alleen een zwaard had, werd die grijns nog breder. De minotaurus dook op de grote krijger af, met de bedoeling er snel een eind aan te maken. Maar Caramon stapte behendig uit de weg, hief zijn voet en schopte de knieschijf van de minotaurus aan diggelen. Het was een pijnlijke, zware verwonding, en de minotaurus viel struikelend op de grond.
In de wetenschap dat zijn tegenstander in elk geval een poosje was uitgeschakeld, rende Caramon op Pheragas af. De zwarte man bleef ineengedoken staan, met zijn handen tegen zijn buik gedrukt.
‘Kom op,’ bromde Caramon, terwijl hij zijn arm om zijn vriend heen sloeg. ‘Je hebt wel vaker zo’n klap gekregen, en dan stond je op en werkte je even later een vijfgangen diner weg. Wat is er nou?’
Maar er kwam geen antwoord. Caramon voelde dat de man hevig rilde en zag dat zijn glanzende zwarte huid nat was van het zweet. Toen pas zag hij de drie bloedende wonden die de drietand in Pheragas’ arm had achtergelaten.
Pheragas keek op naar zijn vriend. Zodra hij de blik van ontzetting in diens ogen zag, wist hij dat hij het snapte. Rillend van pijn door het gif dat door zijn aderen stroomde liet Pheragas zich op zijn knieën zakken. Caramon sloeg zijn sterke armen om hem heen.
‘Pak... mijn zwaard.’ Pheragas’ adem stokte in zijn keel. ‘Schiet op, dwaas!’
Aan de geluiden die de minotaurus maakte kon Caramon horen dat die weer overeind was gekrabbeld. Hij aarzelde heel even, maar pakte toen het grote zwaard uit Pheragas’ bevende hand.
Kronkelend van pijn liet Pheragas zich vallen.
Met het zwaard stevig in zijn handen en verblindende tranen in zijn ogen stond Caramon op en draaide zich met een ruk om, net op tijd om de plotselinge stoot van de Rode Minotaurus af te weren. Hoewel hij op één voet moest hinkelen, was de minotaurus zo sterk dat hij de pijnlijke verwonding gemakkelijk kon opvangen. Maar goed, de minotaurus wist dan ook dat hij zijn tegenstander met het kleinste schrammetje kon doden, terwijl Caramon zich binnen het bereik van de drietand zou moeten wagen om zijn zwaard te kunnen gebruiken.
Langzaam draaiden de twee om elkaar heen. Caramon hoorde het publiek niet meer, dat woest stampte, floot en juichte bij de aanblik van echt bloed. Aan ontsnappen dacht hij niet langer; hij wist niet eens meer precies waar hij was. Zijn krijgerinstinct nam het over. Hij wist maar één ding. Hij moest doden.
Dus wachtte hij af. Minotaurussen hadden één grote zwakte, had Pheragas hem geleerd. Ze waren er stellig van overtuigd dat ze superieur waren aan alle andere rassen, met als gevolg dat ze hun tegenstanders stelselmatig onderschatten. Als je maar lang genoeg wachtte, zouden ze uiteindelijk een fout maken. De Rode Minotaurus was geen uitzondering. Caramon kon duidelijk zien wat er in zijn hoofd omging: pijn en woede, verbolgenheid over de belediging, een hevig verlangen om een eind te maken aan het leven van die domme, onbeduidende man.
Читать дальше