‘Ach zo,’ zei Blaine.
‘En ik behoef u nauwelijks te vertellen,’ voegde Renner eraan toe, ‘dat wanneer we straks bij hen langszij komen, ook wij bezig zullen zijn, pal op de zon af te gaan…’
‘Met een snelheid van zeven procent van die van het licht?’
‘Nee, met zes procent. De indringer zal tegen die tijd inmiddels al wat vaart geminderd hebben. We zullen er honderdvijfentwintig uur voor nodig hebben om hem te bereiken, en het grootste deel van die afstand zullen we onder vier gees moeten afleggen. Alleen tegen het eind zullen wc wat langzamer kunnen gaan.’
‘Dan zal iedereen het zwaar te verduren krijgen,’ zei Blaine. En een beetje laat vroeg hij zich eensklaps af of Sally Fowler eigenlijk inderdaad van boord gegaan was. ‘Speciaal de passagiers. Kunt u me geen gemakkelijkere koers voorstellen?’
‘Jazeker, meneer,’ zei Renner prompt. ‘Ik zou ook over honderdzeventig uur langszij kunnen zijn zonder ooit sneller te hoeven gaan dan twee en een halve gee — en dat zou ons brandstof besparen ook, want de indringer zal dan inmiddels meer tijd gehad hebben om wat vaart te verliezen. Bij de koers die we momenteel volgen zullen de brandstoftanks net leeg zijn wanneer we op Nieuw-Ierland aankomen, aangenomen dat we de indringer op sleeptouw zullen nemen.’
‘Lege brandstoftanks, hmm. Maar deze koers stond u méér aan.’ Rod begon een hekel te krijgen aan de eerste stuurman en aan die grijns van hem, die voortdurend impliceerde dat de kapitein iets heel belangrijks en voor de handliggends over het hoofd gezien had. ‘Vertelt u me maar eens, waarom,’ stelde hij voor.
‘Het kwam bij me op dat de indringer wel eens vijandig gezind zou kunnen zijn.’
‘Ja. En?’
‘Als we langszij zouden komen en hij zou dan kans zien onze motoren onklaar te maken…’
‘Dan zouden we de zon induiken met een snelheid van zes procent van die van het licht. Inderdaad, ja. En daarom brengt u ons dus zo ver mogelijk van Cal langszij, opdat we eventueel de lijd zullen hebben daar iets aan te doen.’
‘Precies, meneer. Zo is het.’
‘Goed. U geniet hiervan, hè, meneer Renner?’
‘Ik zou dit voor geen geld hebben willen missen, meneer. En u?’
‘Gaat u maar verder met uw werk, meneer Renner.’ Blaine manoeuvreerde zijn acceleratiestoel naar een ander beeldscherm en begon de door de eerste stuurman uitgezette koers te controleren. Enige tijd later wees hij de eerste stuurman erop dat ze vlak voor het tijdstip van onderschepping bijna een uur lang hun acceleratie zouden kunnen verminderen tot één gee om iedereen de kans te geven een beetje bij te komen. Renner was het overdreven geestdriftig met hem eens en toog aan het werk om de nodige veranderingen aan te brengen. ‘Goede vrienden kan ik best gebruiken aan boord van mijn schip,’ had kapitein Cziller altijd tegen zijn cadetten gezegd, ‘maar ik zou ze allemaal inruilen voor één bekwame eerste stuurman.’ En Renner was bekwaam. Renner was tevens een wijsneus, maar dat hinderde niet.
Rod was best tevreden met zo’n bekwame wijsneus.
Bij vier gees verzette niemand een voet en probeerde niemand iets op te tillen. De zwarte kastjes die andere onderdelen moesten vervangen bleven rustig in het ruim liggen, terwijl de MacArthur voorlopig nog bleef functioneren met de dingen die door Sinclair geïmproviseerd waren. De meeste bemanningsleden verrichtten hun werkzaamheden vanuit hun bedden, of vanuit verplaatsbare stoelen, of ze werkten helemaal niet.
In de bemanningsverblijven speelden ze ingewikkelde woordspelletjes, of ze hielden zich bezig met gissingen over de ophanden zijnde ontmoeting, of ze vertelden elkaar verhalen. De helft van de beeldschermen aan boord vertoonden allemaal hetzelfde: een schijf die op de zon leek, met daarachter Murchesons Oog, en de Kolenzak als achtergrond.
De verklikkerlichtjes op het instrumentenbord toonden aan dat er in Sally’s kajuit zuurstof verbruikt werd. Rod sprak binnensmonds een aantal kernachtige vloeken uit. Bijna had hij haar toen meteen opgeroepen via de intercom, maar hij bedacht zich en besloot te wachten. In plaats daarvan riep hij Bury op.
Bury lag in zijn gee-bad: vloeistof met een dun laagje zeer elastisch mylar eromheen. Alleen zijn gezicht en zijn handen waren boven het gebogen oppervlak te zien. Zijn gezicht zag er oud uit — het verried bijna zijn werkelijke leeftijd.
‘Kapitein, u hebt verkozen mij niet op Brigit achter te laten. In plaats daarvan neemt u nu een burger mee op een reis die de mogelijkheid van gevechtshandelingen inhoudt. Mag ik vragen waarom?’
‘Natuurlijk, meneer Bury. Ik nam aan dat het voor u erg inconveniënt zou zijn op een ijsbal aan land gezet te worden met vrijwel geen kans op verder vervoer in het vooruitzicht. Misschien heb ik daar verkeerd aan gedaan.’
Bury glimlachte — of liever gezegd, hij probeerde dat te doen. Iedereen aan boord zag er twee keer zo oud uit, nu hun gezichtshuid door viermaal de normale zwaartekracht omlaag getrokken werd. Bury’s poging tot glimlachen had iets weg van gewichtheffen. ‘Nee, kapitein, daar heeft u niet verkeerd aan gedaan. In de officierskantine heb ik uw orders gezien, die daar op het bord geprikt hangen. Goed. We zijn dus op weg om een niet-menselijk ruimtevaartuig te ontmoeten.’
‘Daar ziet het inderdaad naar uit, ja.’
‘Misschien hebben ze wel ruilwaar aan boord. Vooral als ze van een niet-terrestriale planeet afkomstig zijn, zou zo’n ruilhandel me wel interesseren. Laten we het hopen. Kapitein, zou u me op de hoogte willen houden van wat er gebeurt?’
‘Daar zal ik waarschijnlijk geen tijd voor hebben,’ zei Blaine, het beleefdste van verscheidene antwoorden uitkiezend die in hem opkwamen.
‘Ja, natuurlijk, maar ik bedoelde ook niet dat u dat persoonlijk zou moeten doen. Ik wil alleen maar op de hoogte blijven van onze vorderingen. Met het oog op mijn leeftijd durf ik gedurende deze hele reis beslist geen voet buiten deze rubberen badkuip te zetten. Hoe lang handhaven wc deze acceleratie van vier gees?’
‘Gedurende honderdvijfentwintig uur. We hebben er nu nog honderd-vierentwintig voor de boeg.’
‘Dank u wel, kapitein.’ Bury verdween van het beeldscherm. Rod wreef nadenkend langs de knobbel op zijn neus. Wist Bury wat zijn status aan boord van de MacArthur was? Maar het deed er eigenlijk niet toe. Hij verbond zich met Sally’s kajuit. Ze zag eruit alsof ze een week lang niet geslapen, of in geen jaren geglimlacht had. ‘Hallo, Sally,’ zei Blaine. ‘Spijt dat je meegekomen bent?’
‘Ik heb je toch al gezegd dat ik net zoveel verdragen kan als jij,’ zei Sally kalmpjes. Ze greep de armleuningen van haar stoel beet en stond op. Ze liet de leuningen los en spreidde haar armen uit om te laten zien hoe flink ze was.
‘Wees voorzichtig,’ zei Blaine, trachtend zijn stem in bedwang te houden. ‘Maak geen plotselinge bewegingen. Houd je knieën recht. Alleen al door te gaan zitten zou je je rug kunnen breken. Blijf nu rechtop staan, maar reik achter je. Zorg ervoor dat je allebei de armleuningen van je stoel beet hebt, voordat je je bovenlichaam probeert te buigen —’ Sally geloofde niet dat er gevaar bestond; ze zag dit pas in toen ze aanstalten maakte om te gaan zitten. Toen gingen haar armspieren in de knoop, kwam er plotseling een uitdrukking van paniek in haar ogen, en kwam ze veel te hard in haar stoel neer; het was alsof de zwaartekracht van de MacArthur haar naar beneden gezogen had. ‘Heb je je bezeerd?’
‘Nee,’ zei ze. ‘Alleen maar mijn trots.’
‘Blijf dan ook in die stoel, verdomme! Zie je mij soms overeind staan? Nee. En dat zul je me ook niet zien doen ook!’
‘Oké.’ Ze bewoog haar hoofd heen en weer. Ze was kennelijk duizelig van de smak.
‘Heb je je bedienden nog aan land gezet?’
Читать дальше