‘Waarom kon jij nou niet zo reageren?’ vroeg Sally zich hardop af. Rod grijnsde tegen haar en sprong toen uit zijn stoel op. ‘Die gaat Cranston seinen dat ik hier gezagvoerder ben! Een bericht doet er — wat, ongeveer een uur over om Nieuw-Schotland te bereiken, en dan hebben we nog eens een uur voordat het antwoord terugkomt.’ Haastig schoten Rods vingers naar de knoppen van de intercom:
‘ALLE HENS.
HIER SPREEKT DE KAPITEIN. OVER HONDERDVIJFENTWINTIG MINUTEN GAAN WE VAN DE GROND. OVER HONDERD VIJFENTWINTIG MINUTEN GAAN WE VAN DE GROND. IEDEREEN DIE DAN NIET AAN BOORD IS, WORDT ACHTERGELATEN.’
‘Goed zo,’ riep Sally bij wijze van aanmoediging. ‘Laat-ie nou z’n radioberichten maar versturen.’ En terwijl Blaine zich omdraaide om zijn bemanning tot meer spoed aan te zetten, verliet ze stilletjes de brug om zich in haar kajuit te gaan verstoppen. Rod sprak opnieuw door de intercom. ‘Luitenant Sinclair, laat me weten als er zich daarbuiten enige vertraging mocht voordoen.’ Als Frenzi probeerde hem te vertragen, wie weet zou Blaine hem dan wel voor een vuurpeloton kunnen laten brengen. Hij zou er in ieder geval zijn best voor doen… lang geleden al had hij ervan gedroomd, Frenzi nog eens te laten fusilleren.
De meldingen begonnen binnen te komen. Cargill verscheen op de brug met een stapel overplaatsingsbevelen in zijn hand en een tevreden uitdrukking op zijn gezicht. De bootslieden van de MacArthur waren met afschriften van dat prioriteitsbericht in de hand op zoek gegaan naar de beste mannen die er op Brigit te vinden waren. Nieuwelingen en oudgedienden zwermden door het hele schip, overal beschadigde apparatuur verwijderend en er haastig nieuwe onderdelen uit Brigits magazijnen voor in de plaats stoppend, waarna ze even keken of alles werkte om vervolgens ijlings naar het volgende karwei te gaan. Weer andere vervangingsonderdelen werden weggeborgen zodra ze aan boord kwamen. Die zouden ze later kunnen gebruiken om er Sinclairs gesmolten uitziende noodoplossingen mee te vervangen… als iemand tenminste kon uitkienen hóé ze dat zouden moeten doen. Het was al moeilijk genoeg te weten wat er in een van die gestandaardiseerde zwarte kastjes zat. Rod kreeg een microgolf-verhitter in het oog die hij regelrecht doorstuurde naar de officierskantine; daar zou Cargill wel blij mee zijn.
Toen het tanken bijna klaar was trok Rod zijn ruimtepak aan en ging naar buiten. Een door hem persoonlijk uitgevoerde inspectie was overbodig, maar het was goed voor het moreel van de bemanning te weten dal de Ouwe bij iedereen over de schouder keek. Terwijl hij daar builen was, keek Rod omhoog of hij de indringer soms zien kon. Vanuit de ruimte staarde het Gezicht van God hem aan. De Kolenzak was een nevelachtige wolk van stof en gas, die tamelijk klein was voor haar soort — vierentwintig tot dertig lichtjaren dik — maar erg dicht, en die zich dicht genoeg bij Nieuw-Caledonië bevond om een kwart van de hemel te beslaan. De Aarde en de Keizerlijke Hoofdplaneet, Sparta, bleven voortdurend zichtbaar aan de andere kunt ervan. De zich gestadig uitbreidende zwarte vlek onttrok het grootste deel van het Keizerrijk aan het oog, maar ze vormde een mooie, fluwelen achtergrond voor twee dichterbij gelegen, helder schitterende sterren.
Ook zonder die achtergrond was Murchesons Oog de helderste ster aan de hemel — een grote rode reus, vijfendertig lichtjaren ver. De witte vlek aan de rand ervan was een metgezel, een gele dwerg die kleiner en zwakker was, en minder interessant: de Splinter. De Kolenzak had hier de vorm van hoofd en schouders van een man die een kap over zijn hoofd had; en zo bezien veranderde die uit het midden gelegen rode superreus in een waakzaam, boosaardig oog. Het Gezicht van God. Het was een door het hele Keizerrijk beroemde bezienswaardigheid, dit zeldzame uitzicht dat je vanuit Nieuw-Caledonië op de Kolenzak had. Maar nu hij hier zo in de koude ruimte stond zag het er anders uit. Op een foto was het alleen maar de Kolenzak. Maar hier was het werkelijkheid.
In vanuit de Splinter in Gods Oog was er iets onderweg naar hem toe, dat hij niet zien kon.
Hun acceleratie bedroeg op dit moment slechts één gee, maar dit ging gepaard met een draaierig gevoel in de maag, terwijl de MacArthur een zwenkende manoeuvre maakte om op de juiste onderscheppingskoers te komen. Gedurende de weinige ogenblikken die deze koersveranderingen in beslag namen werd Rod door elastische banden op zijn plaats gehouden in zijn acceleratiestoel, maar Rod vermoedde dat het minuten waren waarnaar hij spoedig terug zou verlangen. Kevin Renner was, voordat hij Eerste Stuurman van de MacArthur geworden was, een tijd stuurman geweest van een interstellair handelsvaartuig. Hij was een magere man met een smal gezicht, en hij was tien jaar ouder dan Blaine. Toen Rod zijn acceleratiestoel naar hem toe bewoog en achter hem kwam zitten, was Renner bezig curven op een beeldscherm met elkaar in overeenstemming te brengen en de zelfvoldane grijns op zijn gezicht was niet de gelaatsuitdrukking van een Marineman.
‘Heeft u onze koers al, luitenant Renner?’
‘Jawel meneer,’ zei Kevin Renner vergenoegd. ‘Pal de zon in met vier gees!’
Blaine gaf toe aan het verlangen de man op de proef te stellen om te zien of hij soms blufte. ‘Goed, accelereren maar.’ Waarschuwingssignalen weerklonken door het hele schip en de MacArthur begon te accelereren. Bemanning en passagiers voelden hun gewicht geleidelijk aan dieper wegzakken in bedden, stoelen en ligstoelen, en bereidden er zich gelaten op voor gedurende verscheidene dagen veel te veel te zullen wegen. ‘U maakte toch zeker een grapje, hè?’ vroeg Blaine. De eerste stuurman keek hem schalks aan. ‘U weet dat we hier met een lichtzeilaandrijving te maken hebben, meneer?’
‘Natuurlijk.’
‘Kijkt u dan maar eens hier.’ Renners vaardige vingers produceerden een groene curve op het beeldscherm, een parabool die aan de rechterkant steil omhoog ging. ‘Het zonlicht dat per vierkante centimeter op een lichtzeil valt, neemt af met een factor die gelijk is aan het kwadraat van de afstand tot die ster. En de acceleratie varieert recht evenredig aan de hoeveelheid zonlicht die door zo’n zeil gereflecteerd wordt.’
‘Natuurlijk, meneer Renner. Kom voor de dag met wat u zeggen wilt.’ Renner bracht een tweede parabool op het beeldscherm, die veel van de eerste weghad, maar ditmaal in het blauw. ‘Ook de stellaire wind kan een lichtzeil aandrijven. De daardoor uitgeoefende druk op het zeil varieert op ongeveer dezelfde manier, maar een belangrijk verschil is dat de stellaire wind uit atoomkernen bestaat. Die komen niet verder dan het zeil — ze blijven plakken zonder er doorheen te gaan — en die uitstraling vormt overal een rechte hoek met de zon.’
‘Je kunt er niet tegenin laveren,’ besefte Blaine plotseling. ‘Je kunt tegen het licht in laveren door de hoek van het zeil te veranderen, maar door de stellaire wind word je altijd rechtstreeks van de zon weggeduwd.’
‘Precies. En dus, kapitein, stelt u zich nu eens voor dat u een zonnestelsel binnenkwam met een snelheid van zeven procent van die van het licht — moge God het verhoeden — en dat u zou willen stoppen. Wat zou u dan doen?’
‘Al het gewicht overboord gooien dat ik maar kon,’ zei Blaine peinzend. ‘Hmm. Ik zie niet in waarom dat een probleem zou moeten zijn. Toen ze van huis weggingen, moeten ze op dezelfde manier gelanceerd zijn.’
‘Dat geloof ik niet. Daarvoor gaan ze te snel. Maar laten we dat even buiten beschouwing laten. Waar het om gaat is dat ze te hard gaan om te kunnen stoppen, tenzij ze erg dicht bij een zon komen, maar dan ook wel héél erg dicht erbij. De indringer is in feite bezig pardoes in de zon te vallen. Waarschijnlijk zal hij hard overstag gaan, nadat het zonlicht hem voldoende afgeremd heeft… als het schip intussen ten1 minste niet gesmolten is en de tuigage niet losgelaten heeft, of het zeil niet gescheurd is. Maar hun situatie is zo kiele-kiele dat ze zich wel naar die zon toe moeten laten vallen; ze hebben eenvoudig geen keus.’
Читать дальше