‘Hiermee kunnen we je dragen. Roep nu de magische deur op.’
Had de Demon-beschermheer een soort draagbaar uitgevonden? Nee, kennelijk hadden ze een lastschijf gehaald, plus een touw om haar achter zich aan te trekken.
‘Ik kan de commandotaal van Verst-in-de-achterhoede niet zingen,’ zei Louis.
‘Zitten we hier dan vast?’
‘Niet helemaal.’
Ze lieten de schijf tot op de vloer zakken. ‘Louis,’ vroeg Fagot, ‘wat moet ik doen om mijn zoon te vinden?’
‘O… verrek. Ik was Mirarp in alle commotie totaal vergeten! Hangt hij nog ergens bij de Wevers uit? Heeft hij daar familieleden in de buurt?’
‘Er waren nacht-mensen bij ons toen ik destijds hierheen flitste. Zij zouden hem terugbrengen naar zijn moeder. Mijn angst is dat hij misschien toch mijn voorbeeld heeft gevolgd.’
‘Ai, verrek! Nee, wacht, je zou hem geroken hebben. Het herkennen van je bloedlijn is een onvervreemdbaar vermogen van je brein. Fagot, mij zal hij herkennen. Het is beter mij te sturen. Ga niet zelf.’
Ik zou hem de stuipen op het lijf jagen. Louis, zal ik gewoon eens wat willekeurige fluit akkoorden uitproberen?’
‘En dan? Bram heeft overal vallen uitgezet. Fagot, we hebben de stapschijven helemaal niet nodig. Ik ben ooit eerder hiervandaan teruggekeerd naar de naald , te voet, met hulp van Verst-in-de-achterhoede. Ik heb toen een tunnel gegraven. Die is er nog.’
‘Hoe lang?’
‘Een paar dagen. Jullie zullen me op sleeptouw moeten nemen. We hebben water en voedsel nodig.’
‘Er is water genoeg in de levensboomkwekerij,’ zei Fagot. ‘Wat voedsel betreft…’ Hij en Acoliet liepen naar het lichaam van Bram en bleven daar staan. Fagot zei: ‘Mij is geleerd dat anderen me niet behoren te zien als ik aan het eten ben.’
‘Hij is nog niet echt een kadaver,’ zei Acoliet.
‘Vriend van mijn leraar, slechts weinigen zijn er die met de nacht-mensen over onze eetgewoonten willen praten, maar ik merk dat jij oprechte belangstelling hebt. Wij kunnen verse doden eten. Vaak geven we daaraan zelfs de voorkeur, maar sommige lijken zijn in het begin nog te taai, en bovendien was dit een beschermheer. Ik zou hem op een tweede lastschijf kunnen leggen en achter ons aan trekken, aan een langer touw natuurlijk.’ Ik heb nu honger, Fagot. Ik wil u niet beledigen door in uw aanwezigheid aan mijn maal te beginnen…’ ‘Neem wat je nodig hebt.’
Louis draaide zich met zijn rug naar het vervolg van het tafereeltje, maar hij kon een brede grijns niet onderdrukken. De geluiden vertelden het verhaal. Een jonge Kzin werd kennelijk geacht te vechten voor zijn voedsel, al was het maar verbaal. Nu probeerde Acoliet zijn met bravoure verworven portie van Brams lichaam los te rukken, waarbij hij de hulp van zijn wtsai nodig had — tsjak! En daarna trok hij zich met zijn buit, welke dat ook was, terug in de schaduwen.
Fagot kwam naar Louis toe en ging met gekruiste benen naast hem zitten. ‘Vaste gewoonten van kinderen zijn nogal hardnekkig. Zal Acoliet nu voortaan naar mij luisteren?’
‘Het likt me een goed begin.’
‘Er is ook voedsel voor jou, Louis Wu. Volgens mij kun je zonder risico gekookte levensboomwortelen eten.’
De gedachte deed hem huiveren, maar hij zei: ‘Zoete aardappelen en andere knolgewassen zijn vergelijkbaar. We poffen ze meestal.’
‘Dat wil zeggen?’
‘Maak een vuurtje. Leg de wortelen in de as, maar op een niet al te hete plek.’
‘We zullen in de levensboomkwekerij wel iets brandbaars vinden.’ Fagot wendde zich in de richting van knarsende tanden en steeds luider wordend gegrom van frustratie. De Kzin probeerde nog altijd iets voedzaams af te kluiven van het lijk van een beschermheer. ‘Acoliet, er is prooi in de levensboomkwekerij. Kleine dieren, lekker snel. Ik denk niet dat iemand anders dan een Demon-beschermheer ooit Bram kan eten, en dan niet eens vandaag al.’
‘Wel, laat me dan jagen!’
‘Je hebt mij nodig om terug te komen.’ Fagot floot een commando en samen flitsten ze weg.
Fagot keerde terug met een armvol gele wortelen en een bundel takken. ‘Acoliet is in zijn eentje op jacht. Ik heb het retourcommando gefloten, zodat hij de schijf kan gebruiken wanneer hij dat wil.’
Hij legde een vuur aan en legde de wortelen aan de randen. ‘Hoe wil je je water hebben?’
‘Schoon. De temperatuur maakt niets uit.’
‘Ook koud?’
‘Zeker.’
Fagot flitste weg en kwam bijna onmiddellijk weer terug met een brok ijs in zijn hand. ‘Spaart het zoeken van een geschikte kom of fles uit.’
‘Hoe kom je eraan?’
‘Een paar kilometer hogerop, bij Brams valstrik, waar de lucht ijl en koud is.’ Hij maakte een lap stof nat met druipend ijswater en legde die op Louis’ gewonde schouder. ‘Hoe lang moeten levensboomwortelen poffen?’
‘Een uurtje,’ zei Louis, en hij liet Fagot het klokje zien dat in de rug van zijn hand was ingeplant. ‘Je kunt er ook de zwaartekracht mee meten. Daar hebben we hier weinig aan. En zó wordt het een rekenmachientje. En zó een behendigheidsspelletje, dan moet je de cijfers laten… verrek, jij bent snel van begrip, zeg!’
Acoliet kwam aangeflitst. Zijn mond zag er bloederig uit en hij had iets druipends in de hand. Hij begon te snijden met zijn dolk. Ik heb gezocht naar iets dat van de Kaart van de Aarde afkomstig zou kunnen zijn. Ik heb niet echt iets kunnen vinden, maar dit dier lijkt sprekend op een konijn, vindt u ook niet?’ Hij vilde het konijn en haalde er de ingewanden uit, waarna hij het breeduit boven het vuur te roosteren hing.
‘Ook wat lol gehad, zo te zien?’ zei Louis.
Acoliet dacht even na. ‘Ja. Maar ik ben niet gewond.’
Acoliets voorhoofd vertoonde een dikke bult en zijn geelachtige bont was daar doordrenkt met bloed. ‘We zijn allemaal gewond,’ zei Louis. ‘Winnaars hoeven zich daar niets van aan te trekken. Acoliet, vertel ons eens een verhaal.’
‘U eerst. U hebt de mazzelbeschermheer bevochten, Teela Brown.’
‘Daar ben ik niet erg trots op. Laat ik liever vertellen hoe ik een zee aan de kook heb gebracht.’
Dat deed hij. Daarna vertelde Acoliet het verhaal van zijn vader: diens aankomst op de Kaart van de Aarde met een Kzinti-oorlogsschip en Poppenspelerwerktuigen. De oorlog. Vrienden en vijanden, sterfgevallen, partnerschapbanden met ongeziene bondgenoten. Leren praten met vrouwen.
Chmee had tijdens zijn verblijf van enkele weken op de Kaart van Kzin drie kinderen verwekt. Een lokale heer had zich contractueel verplicht die drie op te voeden. Zodra hij kon had Chmee zijn oudste zoon in alle vriendschap weggehaald bij Kathakt en meegenomen naar de Kaart van de Aarde. Daar had Acoliet zijn eerste menselijke wezen gezien toen hij twaalf falans oud was.
De oudste zoon van een ambassadeur moest bard werken. Vrienden en vijanden, wie je in de gaten moest houden, wie je min of meer kon vertrouwen, hoe je potentiële partners moest aanspreken. Maar praat nooit met vrouwelijke diplomaten, want die slokken je met huid en haar op…
‘Dit begint saai te worden,’ vond Fagot.
‘Ja,’ zei Acoliet, ‘het werd zo saai dat ik wel kon gillen! En op een dag heb ik dat ook gedaan. Ik daagde mijn vader uit en heb tegen hem gevochten. Hij het me gaan. Ik ben gewond geraakt, en half uitgehongerd, en slaaf van een vampier-beschermheer, maar alles is beter dan die diplomatenflauwekul! Nu bent u aan de beurt, Fagot.’
Ik zal mijn verhaal zingen. Daarna moeten we gaan slapen en vervolgens kan Louis ons in veiligheid brengen.’
Fagot zong over een voorwerp van machtige magie, dat was achtergelaten door Louis Wu — degene die een zee had doen verdampen. Vijf nacht-mensen hadden met heldenmoed een magische deur gedemonteerd van een luchtvoertuig dat in het water lag. Ze wisten niet waarheen deze leidde, noch hoe ze werkte.
Читать дальше