‘Zonder enig verrassingseffect.’
‘Maar hij zou —’
Bram wuifde het weg. ‘Het pak van Anne houdt het zo lang niet.’
‘Hmm.’ Bram had het over vracht gehad. ‘Wel, als ik iets bezat dat King graag wilde hebben… Dat zou ik op de slee kunnen meenemen. Maar dan zou hij wel moeten weten dat ik het bij me had. Wat wil King graag hebben?’
‘Laat maar zitten, Louis. Het leek me de moeite waard een afwijkende zienswijze te zoeken.’ Bram floot een commando voor het systeem van de stapschijven en werd weggeflitst.
‘Waar is hij nu weer naar toe? Verst-in-de-achterhoede, ben je nog steeds buitengesloten?’
Ik kan de stapschijven niet gebruiken. Maar ik kan hem vinden.’
‘Doe dat.’
Twee schermen vertoonden alleen nog maar vlekkerige patronen: netwerkogen die in de strijd vernield waren. Verst-in-de-achterhoede zong ze weg en Het een enkel nieuw scherm in hun plaats verschijnen. Het flikkerde op en begon beelden te vertonen: Weversdorp, de Verborgen Patriarch — uitzicht vanuit het voorste kraaiennest.
Verst-in-de-achterhoede bracht gefluit en slagwerk ten gehore. Ik heb een zoekprogramma in gang gezet,’ zei hij daarna. ‘Als er binnendringers komen, in welke bekende voertuigen ook, zullen we dat binnen enkele minuten weten.’
‘Mooi.’ Louis wees naar het scherm dat door het nieuwste scherm half aan het gezicht onttrokken was. Ik hoop dat je hebt opgenomen wat daar te zien is geweest?’
‘Ja.’
Het gestolen netwerkoog had de kade van de ruimtehaven bereikt. Minuscule ruimtepakjes hepen daar door het vacuüm en enkel in het licht van de sterren naar een bouwsel dat te groot was om zijn vorm te onthullen. Alleen al het volgen van de gebogen wand leek eindeloos te duren.
Nog groter: een koppel goudkleurige torussen, gemonteerd op een kolossale stellage. Het duurde even voordat het tot Louis doordrong wat hij verder nog zag: kabels die aan de torussen leken te ontspruiten als takken en takjes van een plant en die naar het einde toe steeds dunner werden, tot ze bijna onzichtbare draadjes waren.
‘Akkoord. Ze zijn echt bezig nieuwe stuwers te maken.’
Ik heb me afgevraagd of die draadfuiken een innovatie zijn,’ zei Verst-in-de-achterhoede. In mijn archief zijn alleen de torussen zelf te vinden.’
‘Interessante gedachte, maar misschien hebben de Stedenbouwers van meet af aan alleen de torussen gesloopt. Zo’n draadconstructie lijkt me nogal hinderlik als je een ruimteschip ergens op de grond wilt zetten.’
Het scherm met de wisselbeelden vertoonde het uitzicht vanuit het achterste kraaiennest van de Verborgen Patriarch , en daarna de keuken, waar zich twee volwassen Stedenbouwers en drie kinderen bevonden. Waar hadden die oudere kinderen zich verborgen gehouden toen Louis aan boord was? Nu hepen ze allemaal de keuken uit, maar even later keerden ze kwebbelend terug — met Bram in hun midden.
Bram had zijn ruimtepak uitgetrokken. Hij ging languit op een bank liggen. Harkabeeparolyn en Kawaresksenjajok begonnen hem te masseren.
Botten en opgezwollen gewrichten en nergens een spoortje vet. ‘Hij ziet er mi al uit als zo’n verrekt skelet,’ zei Louis. Bram leek in slaap gevallen te zijn.
‘Als Bram denkt dat hij een dutje kan doen, zal hij wel gelijk hebben. Verst-in-de-achterhoede, haal Acoliet uit dat apparaat. Het is mijn beurt.’
De Poppenspeler floot een scherm met gegevens te voorschijn.
‘Louis, de nanotech clinische instrumenten zijn nog bezig de schade aan zijn ruggengraat te herstellen. Dat zal nog een paar uur duren.’ ‘Verrek!’
‘Zal ik hem laten liggen?’
‘Ja!’ Louis nestelde zich als een foetus op het waterbed. Ik ga slapen.’
Louis maakte langzaam een einde aan zijn foetushouding. Pijn is een strenge lerares. Toch bewoog hij zich nu gemakkelijker dan in vier dagen het geval was geweest.
De autodok had hem van aanvullende voeding voorzien, maar hij had de toevoer van pijnstillers afgesloten. Louis trok het infuus los en liep naar de voorzijde van de cabine.
Daar zag hij Bram in de eetkamer van de Verborgen Patriarch . Hij praatte tegen de Stedenbouwers. De netwerkogen aan de wand waren actief als scherm en een ervan toonde hetzelfde als scherm nummer twee dat hijzelf zag: de uitgestrektheid van de richel die de kade van de ruimtehaven vormde. De bijna voltooide randmuurstuwer was afgevoerd — helemaal klaar nu, en op weg naar zijn bestemming. Hier passeerde een kolossale zwevende slee met de geraamten van torens en merkwaardige takelconstructies op de hoeken. Torens van een spiraalvormig model — nee, het waren spiraalkokers. Een ervan was naar beneden gebogen als een zilveren tentakel met een gevorkt uiteinde, en deze enorme muil slorpte de pokdalige romp van een ruimteschip van de Stedenbouwers op, waarna de spiraal zich strekte en langzaam oprees.
Langs de rand van de kade bevond zich een reeks haakse, rechtopstaande ringen: het deceleratiesysteem voor binnenkomende ruimteschepen.
Derde scherm: een wazig beeld van het voorbijschietende rooster van de magneetrail, waarachter vaagjes een sterrenhemel te zien was. Fluister moest haar slee in beweging hebben gezet — en een aardige vaart hebben ontwikkeld — nadat Louis in slaap was gevallen. Het moest Fluister zijn, want wie anders zou een netwerkoog hebben gespoten?
Nummer vier: een traag draaiend stukje sterrenhemel, eveneens gezien vanachter het zeshoekige filigraanwerk van de rail. Plus een kleine, groene cursor, die aan en uit flikkerde. ‘Ik heb een ruimteschip ontdekt,’ zei Verst-in-de-achterhoede. ‘Laat zien.’
De Poppenspeler zong iets en de camera zoomde enorm ver in. Ten slotte waren de wazige omtrekken te zien van iets dat meer leek op een koevoet dan op een schip. Kleine ruimtescheepjes, voorzien van vleugels, hingen over de volle lengte aan de wand van het schip — ongeveer als bladluizen aan een groene twijg. Aan de voorkant zweefde een grote aandrijfkegel en/of plasmasproeier langs.
‘Weer een ARM-schip,’ stelde Louis vast. ‘Mooie vangst!’
Bram had de eetkamer verlaten.
Verst-in-de-achterhoede bespeurde beweging op de magneetrail. Hij maakte geluiden als van een gong. De camera in Fluisters netwerkoog werd de andere kant op gericht.
Hé, dit was niet de slee die Fluister had gebruikt! Er was een uitgestrekte, donkere vlakte te zien. Er hingen kabels naar beneden, in vlakke en minder vlakke bogen en lussen, hier dik, daar dunner, die zich tot buiten het beeldscherm vertakten als een bloedvatenstelsel. En in het midden rees een slanke zuil op.
Fluister hield zich met een hand vast aan de lus van een van de dunste kabels. Ze zweefde op de voorgrond, nog niet ver bij het netwerkoog vandaan, en steunde met haar andere hand op een kabel die zo dik was als haar vuist.
Het leek op een fantasiebeeld — een stofomslag voor een antiek boek.
Er was maar één ding dat Louis echt vertrouwd voorkwam, een vorm die vlak achter Fluister ten dele zichtbaar was: de stapschijf van de brandstofsonde.
Louis kon zijn gedachten niet goed ordenen. Hij moest eerst een ontbijt hebben.
De spieren van zijn rug en zijn liezen, zijn rechterachillespees en een paar dwars spieren onder zijn ribbenkast protesteerden toen hij zich naar de keukenwand begaf. Het optillen van een Kzin, zelfs een Kzin die nog niet helemaal volgroeid was…
‘Hoor eens, je bent een getrainde professional,’ mompelde hij voor zich uit. ‘Maar probeer niet zo’n stunt ooit uit te halen bij Aardse zwaartekracht!’
Hij koos een gemengde omelet, papaja, grapefruit, brood.
‘Louis?’
‘Niets. Is Acoliet klaar om naar buiten te komen?’
Verst-in-de-achterhoede raadpleegde een scherm. ‘Ja…’ ‘Wacht even.’ Louis toetste een opdracht in. ‘Laten we hem sussen met een royale hap vlees.’
Читать дальше