‘Heimwee?’
‘Nauwelijks. Maar ik leerde daar de schoonheid van stekels.’
‘Doornen? Ze prikken je.’
‘Dat vormt een deel van hun schoonheid.’
‘Nu lijk je Chalk wel,’ mopperde Aoudad. ‘Pijn is instructief, zegt hij. Pijn is fijn. En doornen zijn mooi. Geef mij maar een roos.’
‘Rozenstruiken vind je ook niet zonder doornen,’ merkte Burris rustig op.
Aoudad keek verongelijkt. ‘Tulpen dan. Tulpen!’
Burris zei: ‘De doorn is alleen maar een hoogontwikkelde vorm van het blad. Een aanpassing aan een harde omgeving. cacteeën kunnen zich niet veroorloven om te transpireren zoals bladplanten. Dus ze passen zich aan. Het spijt me dat je een dergelijke elegante aanpassing lelijk vindt.’
‘Ik geloof dat ik daar nooit veel over gedacht hebt. Kijk, Burris, Chalk zou graag willen dat je hier nog een week of twee blijft. Voor nog een paar proeven.’
‘Maar plastische chirurgie is onmogelijk —’
‘Ze willen je helemaal controleren. Met ’t oog op een eventuele lichaamstransplantatie.’
‘O ja.’ Burris knikte even. Hij keerde zich naar de zon en liet de zwakke winterse stralen zijn veranderde gezicht strelen. ‘Wat is ’t fijn om weer in de zon te staan! Ik ben je dankbaar, Bart, weet je dat? Je hebt me uit die kamer gesleept. Die duistere nacht van de ziel. Ik voel nu alles in me ontluiken, losbreken, bewegen. Verwar ik nu mijn beeldspraak? Je ziet hoe veel minder star ik al ben.’
‘Ben je flexibel genoeg om een bezoeker te onderhouden?’
‘Wie?’ Ogenblikkelijk wantrouwig.
‘De weduwe van Marco Prolisse.’
‘Elise? Ik dacht dat ze in Rome was!’
‘Rome is een uur van hier. Ze wil je ontzettend graag zien. Ze zegt dat de autoriteiten je van haar hebben weggehouden. Ik wil je niet dwingen, maar ik ben van mening dat je haar bij je moet laten komen. Je kunt het verband misschien weer omdoen.’
‘Nee. Geen verband, nooit meer. Wanneer is ze hier?’
‘Ze is hier al. Je hoeft ’t maar te zeggen en ik haal haar voor je.’
‘Breng haar dan maar. Ik zie haar hier wel in de tuin. Het lijkt hier zoveel op Manipool.’
Aoudad was vreemd stil. Tenslotte zei hij: ‘Ontvang haar op je kamer.’
Burris haalde zijn schouders op. ‘Zoals je wilt.’ Hij liefkoosde de stekels.
Verpleegsters, verplegers, doktoren, chirurgen, patiënten in rolstoelen, allemaal staarden ze hem aan toen hij het gebouw betrad. Zelfs twee werkrobots keken vreemd tegen hem aan en probeerden hem met hun geprogrammeerde kennis van menselijke lichaamsvormen in overeenstemming te brengen. Burris gaf er niets om. Zijn zelfbewustzijn werd snel weggevreten, bijna dagelijks. Het verband dat hij op zijn eerste dag hier had gedragen kwam hem nu voor als een absurde uitvinding. Het was alsof hij naakt door de menigte ging, dacht hij: in het begin leek het ondenkbaar, dan, na verloop van tijd werd het draaglijk, en tenslotte gewoon. Je moest er aan wennen.
Toch voelde hij zich niet op zijn gemak toen hij op Elise Prolisse wachtte.
Hij zat bij het raam te kijken naar de tuin van de binnenplaats, toen er geklopt werd. De een of andere impuls op het laatste ogenblik (tact of vrees?) deed hem zitten zoals hij zat, met zijn rug naar haar toegekeerd, toen ze binnenkwam. De deur ging zachtjes dicht. Hij had haar in vijf jaar niet gezien, maar hij herinnerde zich haar als wellustig, ietwat opgeblazen, een mooie vrouw. Zijn versterkte gehoor vertelde hem dat ze alleen was binnengekomen, zonder Aoudad. Haar adem ging hortend en stotend. Hij hoorde haar de deur op slot doen.
‘Minner?’ zei ze zacht. ‘Minner, draai je om en kijk me aan. Het is in orde. Ik kan ’t wel verdragen.’
Dit was iets anders dan zich laten zien aan naamloos ziekenhuispersoneel. Tot zijn verrassing voelde Burris de schijnbaar duurzame kalmte van de laatste paar dagen snel oplossen. Hij werd door paniek bevangen. Hij verlangde ernaar zich te verbergen. Maar uit zijn ontsteltenis ontwikkelde zich wreedheid, een ijzige bereidheid om iemand pijn te doen. Hij draaide zich op zijn hielen om en gooide zijn lichaam naar voren om zijn uiterlijk tegen de grote zwarte ogen van Elise Prolisse te slingeren.
Het moet gezegd worden: ze kon tegen een stootje.
‘O,’ fluisterde ze. ‘O Minner, het is —’ een soepele overschakeling — ‘niet zo afschuwelijk. Ik hoorde dat ’t veel erger was.’
‘Denk je dat ik knap ben?’
‘Je maakt me niet bang. Ik dacht dat ’t angstwekkend zou zijn.’ Ze kwam naar hem toe. Ze droeg een nauwsluitende zwarte tuniek die waarschijnlijk met een spuitbus aangebracht was. Hoge borsten waren weer in de mode, en zo droeg Elise ook de hare, zowat oprijzend vanaf haar sleutelbeen en met een diepe spleet ertussen. Plastische chirurgie was het geheim. De geprononceerde heuvels van vlees werden geheel verborgen door de tuniek, maar wat voor dekking kon een micron verf eigenlijk verschaffen? Haar heupen welfden zich; haar dijen waren pilaren. Maar ze had wat gewicht verloren. In de afgelopen maanden van spanning had slapeloosheid ongetwijfeld een paar centimeter afgeschaafd van die continentale billen van haar. Ze stond nu heel dichtbij hem. Het een of andere duizelingwekkende parfum prikkelde hem en zonder enige bewuste inspanning maakte Burris zich er ongevoelig voor.
Zijn handen glipten tussen de hare.
Zijn ogen ontmoetten de hare. Als ze huiverde duurde dat maar een uiterst kort ogenblik.
‘Stierf Marco dapper?’ vroeg ze.
‘Hij stierf als een man. Als de man die hij was.’
‘Heb je ’t zien gebeuren?’
‘Niet de laatste ogenblikken, nee. Ik zag dat ze hem wegdroegen. Terwijl we op onze beurt wachtten.’
‘Je dacht dat je ook ging sterven?’
‘Ik was er zeker van. Ik sprak de laatste woorden voor Malcondotto. Hij sprak ze voor mij. Maar ik ben teruggekomen.’
‘Minner, Minner, Minner, hoe verschrikkelijk moet het geweest zijn!’ Ze hield zijn hand nog steeds omklemd. Ze streelde zijn vingers… streelde zelfs die kleine grijpworm van vlees naast zijn pinken. Burris voelde een schok van verbazing toen ze dat weerzinwekkende ding aanraakte. Haar ogen stonden wijd open, plechtig, zonder tranen. Ze heeft twee kinderen, of was ’t drie? Maar nog steeds jong. Nog steeds vitaal. Hij wilde dat ze zijn hand losliet. Haar nabijheid was verwarrend. Hij voelde de warmte-uitstraling van haar dijen, laag genoeg op het elektromagnetische spectrum, maar toch aanwijsbaar. Hij zou op zijn lip gebeten hebben om de spanning in te slikken als zijn lippen nog tussen zijn tanden hadden kunnen komen.
‘Wanneer kreeg je het nieuws over ons?’ vroeg hij.
‘Toen het van het tussenstation op Ganymedes kwam. Ze hebben me goed voorbereid. Maar ik dacht verschrikkelijke dingen. Ik moet ze je bekennen. Ik wilde van God weten waarom Marco was gestorven en jij in leven was gebleven. Het spijt me, Minner.’
‘Dat hoeft je niet te spijten. Als ik de keus had gehad dan zou ik de dode geweest zijn en hij de levende. Marco en Malcondotto allebei. Geloof me, dat zijn niet alleen maar woorden, Elise. Ik zou geruild hebben.’
Hij voelde zich een huichelaar. Beter dood dan verminkt natuurlijk! Maar dat was niet de manier waarop ze zijn woorden zou begrijpen. Ze zou alleen maar het nobele daarin zien, de ongehuwde overlevende die zijn leven wou geven om de dode echtgenoten en vaders te sparen. Wat kon hij haar zeggen? Hij had het klagen afgezworen.
‘Vertel me hoe het was,’ zei ze terwijl ze nog steeds zijn hand vasthad en hem meetrok om met haar op de rand van het bed te gaan zitten. ‘Hoe ze jullie gevangen namen. Hoe ze jullie behandelden. Hoe het was. Ik moet ’t weten!’
‘Een normale landing,’ begon Burris te vertellen. ‘Standaardlanding en contactprocedures. Geen kwade wereld; droog; geef het de tijd en het ziet er zo uit als Mars. Nog een twee miljoen jaar. Nu is het Arizona, overgaande in Sonora, met een stevig brok Sahara. We ontmoetten hen. Zij ontmoetten ons.’
Читать дальше